Category Archives: Gestorven, maar niet dood

Zorgvlied 17 – Gerard Thoolen

gerard thoolen93968-331-500    Op 14 februari 1943 wordt hij in Oss geboren. De toneelschool vond hem niet goed genoeg om toegelaten te worden. Maar in 1970 begon het Werkteater uit onvrede over gebrek aan aandacht voor experimenteel, kleinschalig toneel en Thoolen sloot zich direct er bij aan. Vormde met acteurs als Joop Admiraal, Peter Faber, Cas Enklaar, Shireen Strooker, Olga Zuiderhoek, de broers Groothof en Helmert Woudenberg het begin er van. Toenmalig minister van Cultuur, Marga Klompé, gaf de groep subsidie. Het Werkteater specialiseerde zich in producties over maatschappelijk controversiële onderwerpen, zoals criminaliteit, ziekte, dood, zocht interactie met het publiek en speelde op ongebruikelijke locaties als ziekenhuizen, gevangenissen, psychiatrische inrichtingen en buurthuizen. In 1980 krijgt Thoolen z’n eerste rol in een speelfilm: Het teken van het beest.  En vanaf dan is hij alleen nog filmacteur. Hij wint twee Gouden Kalveren: voor rollen in De mannetjesmaker en De illusionist. Hij speelt in twee films van Peter Greenaway: A zed and two noughts en Prospero’s Books. In 1989 speelt hij met o.a. Marlo Brando in de Amerikaanse film A dry white season van Euzhan Palcy.  Thoolen leidde buiten de film een onstuimig leven, met sterke hunkering naar grote liefde. Helaas wordt hij getroffen door het HIV-virus en op 12 oktober 1996 – 53 jaar oud – overlijdt hij aan de gevolgen van aids. In 2003 maakt Pieter Verhoef een documentaire over de briljante acteur, die voor anderen en voor zich zelf niet altijd gemakkelijk was: Alles komt ergens van.

Uit een artikel in Trouw-14-10- 1996:

AMSTERDAM – “Misschien ben ik wel nooit volwassen geworden,” zei Gerard Thoolen eens en vergeleek het acteur-zijn met een kind dat de werkelijkheid niet aankon. Hij kampte met een fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen, maar zette intussen de mooiste rollen neer. Thoolen overleed zaterdag in het Amsterdamse Slotervaartziekenhuis, 53 jaar oud.

Na de kweekschool kwam hij min of meer bij toeval bij theater terecht. Hij was alleen maar nieuwsgierig. Sinds de oprichting in 1970 heeft hij lange tijd deel uitgemaakt van het Amsterdamse theatercollectief Werkteater. Daar heeft hij zijn talent kunnen ontwikkelen. Ongewild maar des te indrukwekkender was vooral het effect van de tegenstelling tussen zijn stevige, wat gedrongen gestalte en de kwetsbare types die hij vaak speelde. Toen hij als opa in het project ‘Als de dood’ zijn kleinzoon, die het erg vond hem alleen te moeten laten bij ‘de poort’, geruststelde met ‘Dat geeft niks mijn jongen’ en vervolgens de laatste adem uitblies, werd van ontroering je keel dichtgeknepen.

Onbewust wellicht projecteerde Gerard Thoolen zijn eigen kleine hartje op zijn personages. Het grote gebaar had hij niet nodig. Hoe simpeler hij het hield, des te mooier en waarachtiger waren zijn vertolkingen. Hij zocht zijn voorbeelden op straat, in de kroeg.

De kern van acteren was voor hem: het personage worden. Ik weet nog hoe ik er destijds minutenlang over heb gedaan om in de exuberante Surinaamse mevrouw Emmanuels, een figuur in een van de zomertentprogramma’s, zijn persoontje te ontdekken.

In zulke rollen kon hij breed uitpakken. Speelde hij in travestie, dan deed hij dat vol overgave en was succes verzekerd.  

Hieronder een aflevering uit In voor en tegenspoed met Rijk de Gooijer en o.a. Gerard Thoolen.

Filmografie als acteur
Jaar Titel Rol Opmerkingen
1969 Don Christobal of de klucht met de knuppel Televisiefilm komedie
1974 Zaliger nagedachtenis Meneer Drakentand Televisiefilm
1975 Altijd wat anders, zelden wat goeds Broer Korte film (eindexamenfilm) van Orlow Seunke
1975 Werkloosheid Werkloze arbeider Korte film gemaakt door het Amsterdams Stadsjournaal
1975 Goede morgen, mijnheer van Wijk Bankemployé mijnheer van Wijk Korte film van Rob van der Vijver
1975 Rooie Sien Fotograaf Tonio Film van Frans Weisz
1975 Heb medelij, Jet! Film van Frans Weisz
1975 Samen op goede weg Automobilist Korte film gemaakt door het Amsterdams Stadsjournaal
1976 Toestanden Film gemaakt in samenwerking met Het Werkteater
1976 De radiodroom Korte film
1976 Scenes uit het soldatenleven Korte film
1977 Ssst, je vader slaapt Korte film
1977 Een schoolvoorbeeld Chef van een arbeidsbureau Korte film gemaakt door het Amsterdams Stadsjournaal
1977 Alleen is maar alleen Korte film
1977 De elektriseermachine van Wimshurst Korte film
1977 Dokter Vlimmen Boer uit Knarsel Nederlands-Belgische co-productie
1978 Prettig weekend, meneer Meijer Televisiefilm
1979 Met voorbedachten rade Bediende Korte film
1979 Opname Verpleger Film gemaakt in samenwerking met Het Werkteater
1979 Fietsen Korte film
1980 Het teken van het beest IJje Wijkstra Film van Pieter Verhoeff
1980 Mijn zuster de negerin Korte film van Dirk Jan Bruut
1980 No fun Korte film
1981 Twee vorstinnen en een vorst Film van Otto Jongerius
1982 Een zwoele zomeravond Surinaamse mevrouw Emanuels Film van Frans Weisz in samenwerking met Het Werkteater
1982 De smaak van water Hes
1983 De lift Nachtportier Horrorfilm van Dick Maas
1983 De mannetjesmaker Ben Mertens Film van Hans Hylkema
1983 De illusionist De vader Film met Freek de Jonge, losjes gebaseerd op zijn theatervoorstelling De Tragiek uit 1980/1981
1984 Projekties Werkeloze operateur en acteur Korte film
1985 De ijssalon Otto Schneeweiss Film van Dimitri Frenkel Frank
1985 Het bittere kruid Vader Meijer
1985 Pervola, sporen in de sneeuw Film van Orlow Seunke – Thoolen meegewerkt aan scenario
1985 A zed and two noughts De chirurg Van Meegeren Film van Peter Greenaway
1986 Crime de la crime Korte film
1987 Van geluk gesproken Sjef Film van Pieter Verhoeff
1987 De schoorsteenveger Korte film van Ron Termaat
1988 De rivier waarin ik zwom Televisieserie
1988 Taxi in de nacht Klant in de taxi Korte film
1989 Mijn vader woont in Rio Klant Jeugdfilm van Ben Sombogaart
1989 Lollie Korte film
1989 A Dry White Season Kolonel Viljoen Amerikaanse historische thriller-dramafilm van Euzhan Palcy
1990 Een vreemde liefde Televisiefilm van Edwin de Vries
1990 How to survive a broken heart Brack
1991 Prospero’s Books Adrian Britse dramafilm van Peter Greenaway gebaseerd op het toneelstuk van The Tempest van William Shakespeare
1991 De zondagsjongen Buschmann Film van Pieter Verhoeff
1991 De provincie Sartorius
1991 In voor en tegenspoed Kroegvriend Arie Televisieserie met Rijk de Gooyer
1992 Marianne Korte film van Tijs Tinbergen in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen
1992 Transit Cesare
1992 De drie beste dingen in het leven Otto
1993 Richting Engeland Thoolen is hier de verteller
1993 Mus Televisieserie
1994 Sneeuwval Korte film
1994 Lolamoviola: All quiet Televisiefilm
1995 De Vliegende Hollander (1995) Gevangenisdirecteur Film van Jos Stelling
1995 Gevangen op Java Willem Walraven Documentaire/drama
1995 Chopsticks Blauw Humoristische televisiefilm van Ron Termaat
1995 Achter het scherm Producent Fred Kroost Humoristische televisieserie
1996 In the cold light of day Jan Pastorek Brits-Nederlandse psychologische thriller
1996 De eenzame oorlog van Koos Tak De aan alcohol verslaafde dagbladjournalist Koos Tak Televisieserie van Theo van Gogh
1996 Charlotte Sophie Bentinck Stadhouder Willem IV Film van Ben Verbong
1996 Marrakech Televisiefilm

 

Zorgvlied 16 – Ben Hemelsoet

ben hemelsoet  Dat krabbertje, die kaars die eens brandde, de  omgevallen oranje-rode waxinelichtjeshouder: het is droevig en ontroerend tegelijk. Wie was hier bezig en is niet verder gekomen, heeft het krabbertje laten liggen? Heeft een konijntje het houdertje omvergelopen? Een suizend windje de kaars uitgeblazen? Ben Hemelsoet, die elke Reve-kenner onmiddellijk verbindt met diens Moeder en zoon, dat magistrale boek dat over zijn overgang naar het RK-geloof gaat. Hemelsoet overleed op 69 jarige leeftijd in april 1999. Hij was priester van het bisdom Haarlem, doceerde van 1958 tot 1967 bijbelse vakken aan het toenmalige grootseminarie in Warmond. In 1967 werd hij lector  en in 1970 hoogleraar Nieuwe Testament aan de Katholieke Theologische Hogeschool Amsterdam (KTHA). Vanaf 1990 was hij ook pastor van de parochie Christus Geboorte in Amsterdam-Zuid. Hemelsoet was een groot exegeet, maar wellicht te protestant voor de eigen kerk en te katholiek voor de protestanten. Hij riep tegenstrijdige geluiden op, was een buitenbeentje en had een groter waardering verdiend dan hij kreeg.  In 1966 voerde Hemelsoet namens het bisdom Haarlem gesprekken met Gerard Reve over zijn mogelijke toetreding tot de RK-kerk. Ter gelegenheid van Reve’s zeventigste verjaardag in 1993 zei hij in Hervormd Nederland: ‘Onder het nuttigen van de nodige cognac heb ik Gerard verteld dat je om rooms te worden het Onze Vader moet kunnen bidden en dat je moet geloven in de uitverkiezing van Israël’. Ook zei hij: ‘Natuurlijk is Reve een clown, maar vooral is hij een pestkop. Maar terwijl hij uitdaagt en badinerend over God spreekt, blijkt er ook een omgang te zijn met God, al dan niet verborgen. Reve probeert wanhopig die ‘verborgen omgang met God’ te beschrijven’.  Hemelsoet is zijn peter als de grote volksschrijver gedoopt wordt. Deze vond plaats op 27 juni 1966 in een kapel behorend bij een school- en kloostercomplex aan de hoofdstedelijke Van Ostadestraat, beheerd door de Zusters van de Choorstraat uit Den Bosch. Lambert Simon was er rector. Deze was eveneens priester van de schuilkerk Ons’ Lieve Heer op Solder’, waar Reve regelmatig z’n geestelijk toevlucht kwam zoeken.

Zorgvlied 15 – Marko Fondse

marko fondseUnknown Mijn goede vriend Jan van der Haar is een uitmuntend vertaler Italiaans-Nederlands. Hij is de vaste vertaler van werk van het echtpaar Monaldi en Sorti en van het werk van Malaparte. Daarnaast heeft hij vele boeken meer vertaald.  Voor hem hoop ik oprecht dat hem eens de Martinus Nijhoff Prijs ten deel valt. Het zal me niet verbazen dat hij hem eens ontvangt. Marko Fondse kreeg de prijs in 1969 voor zijn vertaling van het beroemde, intrigerende , meeslepende meesterwerk van Michail Boelgakov ‘De meester en Margarita’. Marko Fondse was slavist, vertaler Russisch en dichter. Hij werd geboren op 9 juni 1932 in Haarlem als Marinus Cornelis van Dijke.  Fondse is de naam van zijn moeder, die in 1895 in Haamstede geboren werd en die in 1914 trouwde met Cornelis van Dijke uit het Zeeuwse Oosterland. Marko was de jongste van elf kinderen.  Hij woonde het merendeel van zijn leven in Amsterdam en vertaalde behalve andere Russische klassieken van Gogol, Tolstoj en Dostojevski, ook liefdesgedichten van Heinrich Heine. Zijn levenswerk betrof de vertaling van het oeuvre van Vladimir Majakovski. Na dertig jaar kwam in 1993 in de Russische Bibliotheek een tweedelige keus uit het werk van de avant-garde-dichter uit. In 1980 richtte hij met Peter Verstegen het literaire tijdschrift De Tweede Ronde op.  Fondse dichtte zelf ook: in 1985 kwam zijn bundel Herderstas uit. Fondse woonde in het hart van de roze buurt van Amsterdam, maar verbleef ook een groot deel van het jaar in Griekenland. Op 18 juni las A.L. Snijders het volgende ZKV voor op radio 4.

Verlies

Altijd met verlies gedraaid. Een zinnetje uit de economie.Werk aan je eenzaamheid, met liefde, met verachting. Als geen verlies meer dreigt, word je vanzelf sereen. Twee zinnen uit een gedicht. Zondag 16 juni ging aan het Rokin in Arti et Amicitiae een literair blad ten onder, dat drieëndertig jaar daarvoor was opgericht door de vertalers Peter Verstegen en Marko Fondse. De Tweede Ronde, een vertalersblad, dat met een kleine subsidie op de been gehouden werd. De laatste jaren, de jaren van de schrale wind, heette het KortVerhaal, maar dat hielp niet, de subsidie werd beëindigd. L.H. Wiener, redactielid, hield de redevoering bij het graf. Hij las het gedicht Bemoediging voor van Marko Fondse, lang geleden gestorven. De eerste regels: Wees niet beducht dat je ziel nooit meer herstelt. Gaaf wordt ze nooit. Doe het maar met de rafels. Ik realiseer me dat verlies in de economie iets heel anders is dan in de literatuur. In de economie is het de slapeloze kruidenier die niet genoeg klanten meer heeft omdat de regering de banken heeft gered en het volk laat betalen. 

In de kunst is verlies de brandstof voor een gedicht of een symfonie, die het leven toont als groots en beklagenswaardig. In de Teeven-maatschappij is het onderscheid weggevaagd, verlies is verlies, er moet betaald worden. Als ik terugloop over Rokin en Damrak naar het Centraal Station hoor ik honderd talen door elkaar, het vreemde volk eet en drinkt en vaart door de grachten, een golf van geld, ik ben trots op de stad. Amsterdam is in alle opzichten een rijke stad, altijd geweest. Als ik in de trein stap voel ik de verbittering, De Tweede Ronde had met een geluidloze zucht gered kunnen worden, als het woord verlies maar met iets meer aandacht was ontleed.  

 

 

 

Zorgvlied 14 – Joan Remmelts

joan remmelts2208225-412-500  De op 12 augustus 1905 in Zwolle geboren Joan Remmelts zat samen met Mary Dresselhuys op de toneelschool. Als ze in 1929 de school verlaten spelen ze in Shakespeare’s Julius Caesar, waarbij Joan de rol van Brutus heeft en Mary een figurante speelt. Dit toneelstuk brengt hen ook samen in de liefde. Nog niet zelfde jaar trouwen ze, maar na vier jaar liep het al uit op een echtscheiding. Later vindt de acteur die officieel Jacobus Johannes als voornamen draagt in Elisabeth Versluys nog een echtgenote. Vervolgens leefde hij jarenlang met Karin Hauer.  Trouwe TV-kijkers kennen haar als de schoonmoeder van Jaap Kooijman (Gerard Cox) in de populaire serie ‘ Toen was geluk nog heel gewoon’. Zij overleed in 2011. Veertien jaar vormt Remmelts vanaf 1931 met Mary Dresselhuiys, Cees Laseur en Rie Gilhuys de kern van het Centraal Toneel. Ze spelen o.a. Dood van een handelsreiziger.  In W.O.II is Remmelts voorzitter van de Nederlandse Organisatie van Toneelkunstenaaars en in die hoedanigheid roept hij in 1941 zijn collega-auteurs op zich niet te melden bij de Kultuurkamer. En daarmee was deze vakvereniging de eerste die openlijk collaboratie weigerde. Om ontspanning te brengen brengt het Centraal Toneel gedurende de oorlog wel Nederlandse stukken op de planken. Na de oorlog richt Remmelts met Cor Hermus toneelgroep Comedia op.  Maar in 1957 stapt hij zelf over naar het Rotterdams Toneel, waar hij zich meer en meer verdienstelijk maakt als regisseur. Tot 1972 geeft hij ook les aan de Toneelschool. Zijn kwaliteiten worden ook ontdekt door film en tv. Hij speelt in speelfilms en series, zoals De kleine waarheid. Na z’n 65ste treedt hij zelfs op in musicals.  

 

Bach en 1712

250px-Empress_Catherine_I_-c.1724_-2Ze ziet er ‘vol’ uit, gaat weelderig gekleed en zal vanwege een buitensporig en ongezond leven niet oud worden. Maar dit is de vrouw die met tsaar Peter de Grote officieel op 1 maart 1712 trouwt, terwijl het huwelijk feitelijk al een aantal jaren eerder begon, althans ze leefden als man en vrouw en de dochters Anna en Elisabeth kwamen ter wereld vóór 1712. Catherina I, want over haar hebben we het, werd door manlief in 1724 mederegent gemaakt. Het jaar erop sterft de tsaar en wordt zij zijn opvolger, ofschoon de feitelijke macht komt te liggen bij vorst Aleksandr Mensjikov, de beste vriend van de tsaar en wiens geliefde zij was voordat ze de tsaar liet kennen. Catharine werd als Marta Skavronskaja geboren op 15 april 1684 in Letland als dochter van een Litouwse boer. Ze wordt vervolgens geadopteerd door een Lutherse dominee en onderwijzer en trouwt op 17 jarige leeftijd met een  Zweedse dragonder. Russische troepen vallen Letland binnen, veroveren de stad waar ze woont en nemen haar gevangen. Na haar vrijlating komt ze in het liefdesnest van bovengenoemde vorst en vriend van de tsaar terecht. Die neemt haar mee regelmatig mee naar de tsaar en wordt ze al snel zijn geliefde. Ze overlijdt op 17 mei 1727; het hof besluit de kleinzoon van Peter I als Peter II op de troon te zetten. De ongeletterde Catherina had graag haar dochter Elisabeth op de troon gezien. Die zal van 1741 tot 1761 tsarina van Rusland zijn. Tussen Peter II, die in 1730 sterft, is haar nicht Anna tsarina. Na 1761 regeert slechts zeven maanden Peter III en daarna Catherina II oftewel Catherina de Grote.

Op 17 januari 1712 wordt John Stanley geboren, organist , violist en componist. Hij kende zo’n goed geheugen dat hij een stuk na één keer te hebben horen voorspelen, helemaal kende. Na Händels dood zette hij de traditie van oratoriauitvoeringen in Covent Garden voort. Een aantal jaren voor zijn dood in 1786 vielen al zijn lichaamsharen ineens uit. 

Een week later in dat jaar wordt Frederik II van Pruisen geboren, oftewel Frederik de Grote, erkend fluitspeler en componist en in contact met Voltaire die over hem zei: ‘s’ Morgens is hij een groot koning, na de maaltijd een groot schrijver, de hele dag een menselijk filosoof en ‘s avonds een voortreffelijk gastheer’.

Op 28 juni komt Jean- Jacques Rousseau ter wereld en op 5 october de Italiaanse schilder Francesco Guardi.

Op 29 april overlijdt de Spaanse organist en componist Juan Cabanilles Barbera en 14 augustus de Duitse leermeester van Händel in Halle Friedrich Zachau.

Zorgvlied 13 – Mady Saks

mady saks220px-Mady_Saks_(1983)

De op 28 november 1941 in Amsterdam geboren Mady Saks wordt in de jaren zeventig bekend vanwege feministische documentaires. Met ‘Verkrachting’,  over huiselijk geweld maakt ze in 1975 haar debuut. In 1981 komt Vrouwen in Irak uit. Vervolgens maakt ze een aantal speelfilms, waarvan twee, Ademloos (1982) en Iris (1987) , met Monique van de Ven in de hoofdrol en een derde, De gulle minnaar (1990), met Peter Faber in de hoofdrol.   Ademloos gaat over een vrouw die verstrikt raakt in haar burgerlijk milieu en Iris over een vrouwelijke veearts op het platteland en wier komst weinig welwillend ontvangen wordt.  De gulle minnaar handelt over een vader die vluchtige relaties aanknoopt met moeders op het schoolplein. Iris ontvangt prijzen op de festivals  van Montreal en Seattle. De gulle minnaar, met cameraman Frans Bromet, werd een enorme flop. Het scenario was gebaseerd op twee romans van Marjan Berk, die weigerde de film te zien, omdat de twee romans niets met elkaar te maken hadden en het dus volgens haar onmogelijk was ze in één film samen te brengen. De kritiek was vernietigend in haar oordeel over de film en het publiek bleef thuis, mede ook omdat de film uitkwam gedurende het WK voetbal.  Na deze flop werkt ze voornamelijk voor de televisie. Zo maakt ze voor de VARA de serie ’26000 gezichten’, over uitgeprocedeerde asielzoekers.

Mady Saks  overlijdt op 29 augustus 2006 na een slepende ziekte, ze is slechts 64 jaar geworden.

Zorgvlied -12 – Helmut Salden

helmut saldenUnknown Hij wordt op 20 februari 1910 in het Duitse Essen geboren, maar vlucht als dienstweigeraar naar ons land, waar hij in Den Haag een opleiding reclame-ontwerpen volgt. Althans hij staat bij de opleiding ingeschreven. Voor dat hij door toedoen van Hendrik Marsman in ons land terecht komt, verblijft hij eerst in Parijs, op Mallorca en in Zwitserland. Menno ter Braak brengt hem in contact met Nederlandse uitgevers, die zeer van zijn werk gecharmeerd zijn. Tijdens de oorlog  duikt hij onder, wordt hij gearresteerd, ter dood veroordeeld wegens dienstweigering en wordt hij opgesloten in diverse concentratiekampen. Na de oorlog specialiseert hij zich in het ontwerpen van boeken. Hij wordt de vormgever van de Russische Bibliotheek van Van Oorschot.  Maar hij werkt ook voor de Arbeiderspers, Stols en uitgeverij Contact. In totaal werkt hij zelfs voor 65 uitgevers. Van de boekomslagen is die voor Het Achterhuis van Anne Frank uit 1947 het bekendst. In 1994 ontvangt hij de Oeuvreprijs van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst. Al eerder ontvangt hij een staatsprijs : voor de vormgeving van het Verzameld Werk van Ter Brakk (1949) en voor dat van J.H.Leopold (1952).  Ook in het buitenland vallen hem diverse prijzen ten deel. Na zijn overlijden schrijft z’n partner Katja Vranken de monografie Helmut Salden: letterontwerpen en boekverzorger (2003). Het Museum Meermanno wist in 1996 na zijn dood zijn complete archief te verwerven.

salden_bimages

Zorgvlied 11 – Wick Ederveen

wick ederveenVoluit heette hij Wick Ederveen Janssen. Hij was de broer van Arjan Ederveen. Hij werd geboren op 24 juni 1953 in Hilversum. Hij overlijdt aan de gevolgen van aids en wordt nog geen 41 jaar oud. Net als zijn broer zat hij in het theatervak. Van 1973 tot 1977 was hij leerling van de Amsterdamse toneelschool. Tijdens de opleiding heeft hij al een rol in de NCRV-televisieserie ‘Kamer 17′ en bij het Publiekstheater in ‘Hamlet’. Hij was mede-oprichter van de theatergroep Hare Majesteit en vanaf 1982 begon hij ook te regisseren. In 1989 maakte hij indruk met de solovoorstelling ‘Post uit Afrika’. Het stuk gaat over een hardwerkende directeur die in het weekend het keurige pak verruilt voor het leer en een spetterend gayleven leidt met z’n vriendjes. Hij weet intussen dat hij aan aids lijdt. Post van zijn broer uit Afrika beantwoordt hij door een cassettebandje met herinneringen aan vroeger in te spreken, aangevuld met ter plekke bedachte grappen. Hij lijkt alles onder controle te hebben, maar in feite heerst de angst voor de naderende dood.

Unknown

Zorgvlied 10- Daan van der Cingel

zorgvlied 1 020Prachtige marmeren mannentors op zwartstenen sokkel. Toen ik de foto nam, dacht ik ogenblikkelijk : vast een gay die in het graf ligt. De naam zei me niets. Maar zie mijn veronderstelling bleek juist. Van der Cingel bleek de partner van Frans Leidelmeijer, die heel ons land kent van Tussen Kunst en Kitsch van de AVRO. Ik tref een interview met de verfijnde in Bandoeng geboren art deco-kenner aan op internet. Daaruit het volgende stuk:

Frans: ,,Toen ik bij mijn moeder woonde, kwam uit dat ik homoseksueel was. Mijn vaders eerste reactie was dat ik naar een opvoedingsgesticht moest. Hij had het blijkbaar niet in  de gaten gehad, ook al maakte hij wel eens een opmerking als ik een bepaalde beweging maakte. ‘Je lijkt wel een meid’, zei hij dan. ‘Vroeger noemden we dat bantji.’ Dat kwam hard aan.
Mijn moeder wist het denk ik wel. ‘Word je dan niet door de politie opgepakt?’, vroeg ze nog. De schrik zat er bij haar kennelijk nog in: vóór de oorlog in Indië had zij de heksenjacht op homo’s meegemaakt door de gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Mijn vader is door zijn tweede vrouw gekalmeerd: ‘Sommige mensen zijn nu eenmaal homo, daar doe je niks aan.’
Vervolgens hebben mijn vader en ik er nooit meer over gesproken. Mijn moeder en ik begrepen elkaar, maar het leek alsof er tussen mijn vader en mij een muur stond. Dat komt toch door mijn geaardheid. Als ik er nu aan terugdenk, denk ik: ach, die arme vader. Hij is op z’n 58ste aan een hartaanval overleden. Dan is het ineens – bam – over. Je kunt niks meer zeggen tegen elkaar. Hij was nog zo jong. Ik zoek de oorzaak onder meer in de klappen die hij heeft moeten incasseren: de oorlog, de repatriëring, de scheiding, voor zijn kinderen zorgen, z’n ouders die overkomen, z’n moeder die vervolgens overlijdt. Hij kon het niet helemaal bolwerken op z’n werk, mede door alle zorgen natuurlijk. Veel Indische mannen kregen een hartinfarct in die tijd. Dat weet ik nog goed. Er waren er meer bij ons in de buurt. De repatriëring en alles wat daar bij kwam kijken, veroorzaakte een enorme druk. De mannen waren toch het hoofd van het gezin en moesten de verantwoordelijkheid maar dragen. Mijn vader stond op, kookte dan voor ons – voor diezelfde avond of voor twee dagen tegelijk – en ging vervolgens naar z’n werk. Vervolgens tussen de middag boodschappen doen en dan ook nog de zorg voor zijn oude vader.”

‘Beautiful people’
Tussen Frans en Den Haag heeft het nooit geklikt. In 1965 vertrekt hij dan ook naar Amsterdam.

Frans: ,,Eigenlijk wilde ik na de mulo naar de kunstacademie, maar dat durfde ik niet. Ik dacht van veel dingen dat ik het niet kon. Een soort minderwaardigheidscomplex, waarvan ik denk dat dat Indisch is. Met minder genoegen nemen. Ik was verlegen en nam onbeduidende baantjes aan, werd assistent handelscorrespondent. En toch wilde ik me bewijzen – ook om te laten zien dat Indo’s meer kunnen. Ik had wel de ambitie, maar niet de kracht.”

,,In Amsterdam voelde ik me op m’n plaats; ik had het gevoel deel te nemen aan de maatschappij. In 1969 kwam ik Daan (van der Cingel, MvA) tegen. Op straat. We keken elkaar aan, het was raak en dat is nooit meer overgegaan. Ik was in die tijd psychiatrisch verpleegkundige. We gingen veel naar Parijs en ik zag die prachtige metro-uitgangen van Hector Guimard. Ik raakte onder de indruk van de art nouveau. Daan zei: ‘Waarom begin je geen winkel, als je toch wilt ophouden met de verpleging?’ We openden een winkel in de Jordaan, die heette Santekraam. Daar hebben we één jaar gezeten. We verkochten poppen en poëzieplaatjes, maar ook vazen van Gallé en Lalique, die we in het weekend in Parijs inkochten. Ik kreeg allerlei interessante verzamelaars in mijn winkel, mede dankzij Restaurant Special – hét Indisch restaurant van die tijd – verderop in de straat. The beautiful people van Amsterdam  kwamen daar. Ik besefte dat de winkel moest verhuizen naar een buurt met meer doelgerichte klanten. Na een jaar konden we in het Spiegelkwartier terecht. Daan en ik hebben elkaar heel goed aangevuld. Ik bedacht de dingen en hij regelde alles. ,,Jij bent de ziel en ik ben de motor van de winkel”, zei hij altijd.

Frans: ,,Als handelaar  voelde in me een verlengstuk van de buitenlandse stijlen. Waarom koop ik geen Nederlandse kunstnijverheid?, dacht ik na verloop van tijd. Die kon je makkelijk inkopen, maar moeilijk verkopen, omdat er amper iets over bekend was. Dan moest ik, bedacht ik, eigenlijk een boek schrijven dat aantoont dat Nederlandse toegepaste kunst even veel kwaliteit heeft als de buitenlandse. Dat boek is in 1983 verschenen, na de dood van mijn moeder. Ook zij is op jonge leeftijd overleden, 64 jaar oud. Toen ze hoorde dat ze kanker had, zei ze tegen mij: ‘Dat is mijn straf. Voor dat ik jullie verlaten heb.’ Ik heb veel verdriet gehad van haar dood. Gelukkig heb ik haar nog wel kunnen vertellen dat ik het boek aan haar zou opdragen. Ik beschouw het nog steeds als een hoogtepunt in mijn loopbaan.”

,,Vervolgens zijn Daan en ik met de galerie naar de Spiegelgracht verhuisd. Want ik wilde nóg groter en nóg meer in de loop. Al die jaren heb ik boven de winkel gewoond. In het begin was de winkel heel leeg, maar allengs werd het steeds voller. Als ik bij veilingen inkocht, was er nauwelijks concurrentie. Soms was ik de enige die bood. Anderen – musea bijvoorbeeld – hadden er minder geld voor over. Als ik twijfelde, zei Daan: ‘Wil je ’t hebben? Geloof je erin? Dan kopen we het.’ Ik werd door hem gesterkt. Hij zei: ‘Je kunt alles bereiken, als je er maar in gelooft.”

,,Toen Daan overleed in 1989 dacht ik eerst: ik ga stoppen. Hij maakte zo’n onlosmakelijk deel uit van het bedrijf. Al twee jaar wisten we dat hij dood zou gaan. Hij heeft in die tijd die hem restte nog van alles geregeld. Hij zei: ‘Je gaat wel je rijbewijs halen!’, en pakte de telefoon: ‘Meneer Leidelmeijer komt twee keer per week bij u autorijles nemen.’ Hij heeft geregeld dat ik zijn taken leerde doen. Me helemaal klaargestoomd voor het moment dat hij er niet meer zou zijn.”

,,Hij kon in mijn kleren op het laatst. Hij heeft niet kunnen accepteren dat hij dood ging en was heel boos. Omdat ik het dichtst bij hem stond, werd alles op mij afgereageerd. Even later deed hij er weer alles aan om  het goed te maken. Ik heb hem tot het laatst verpleegd. Zijn moeder zei: ‘Hou je het nog wel vol’, en: ‘je krijgt een plaatsje in de hemel later.’ Misschien was dat m’n Indische ik, dat flegmatische. Je kunt je verplaatsen in iemand, maar ik wist waarom. Een ander had het niet genomen hoor, die was weg gegaan.’

‘You’re a living legend’
Ondanks de zware slag heeft Frans zich na de dood van Daan nog meer waargemaakt.

Frans: ,,Na de eerste schok dacht ik: ik moet toch verder. Ik moet bewijzen dat ik het ook zonder hem kan.”
Enkele hoogtepunten: in 1990 wordt hij gevraagd voor het tv-programma Tussen Kunst en Kitsch en hij krijgt een lintje in 1997 vanwege zijn rol als internationale pleitbezorger van de Nederlandse Nieuwe Kunst. 

Daan werkte aanvankelijk bij de Nederlandse Basalt Maatschappij, waar hij een reken- en computercentrum opzette. Met zijn partner publiceerde hij in 1983 een boek over de kunstperiodes en kunststijlen, waarmee als pioniers anderen de ogen er voor openden: Art Nouveau en Art Deco in Nederland: ‘Verzamelobjecten uit de Nederlandse toegepaste kunst 1880-1940′. Gerrit Komrij schreef een voorwoord.  Op 16 mei 2006 liet Leidelmeijer zijn collecte veilen bij Christie’s. Hij verkoopt alleen nog via internet.

Zorgvlied 9 – G.A.N.Allebé

allebeHet Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek leert me dat de initialen staan voor Gerard Arnold Nicolaas. Op 29 mei 1810 wordt de Allebé met de driedubbele naam geboren in Amsterdam. Hij studeert geneeskunde in de hoofdstad aan het Atheneum Illustre, de voorloper van de universiteit. Na z’n met goud bekroonde studie vestigt hij zich in Amsterdam als geneesheer. Hij maakt zich maatschappelijk verdienstelijk in deelname aan het bestuur  van diverse instellingen en lidmaatschap van allerlei commissies die zich beijveren voor het oprichten van inrichtingen van algemeen nut. Zo is hij , zo ontleen ik  nogmaals aan bovengenoemd Woordenboek, de medeoprichter van het Algemeen Ziekenfonds voor Amsterdam en van  Het Witte Kruis. Hij is lid van de gezondheidscommissie en van het genootschap tot bevordering van de koepokinrichting, hoofdbestuurder van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen en in die hoedanigheid oprichter van de ‘Inrichting voor orthopedische gymnastiek’. Men kan hem beschouwen als de grondlegger en baanbreker van de lichamelijke opvoeding in ons land. In 1868 wordt hij benoemd tot adjunct-inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht in de provincie Noord-Holland. In 1874 legt hij zijn geneeskundige praktijk neer om zich nog meer te kunnen toeleggen op zaken van algemeen gezondheidkundig belang. Hij schrijft talrijke artikelen: over het nut van bad- washuizen, over nut en noodzaak van gymnastiek (ook voor meisjes), over de ontwikkeling van het kind, over de gezondheidssituatie van scholen, over de toestand van bewoonde kelders etc. Hij overlijdt op 18 juli 1892. Ter zijner nagedachtenis wordt in 1894 een grafmonument geplaatst en onthuld op Zorgvlied, voorbereid door een commissie van bekende voorstanders van lichaamsoefeningen. Met tientallen anderen werd Allebé in 1867 begiftigd met de door koning Willem III ingestelde Bronzen medaille voor goede zorg en hulp bij het heersen der cholera asiatica in 1866. In dat jaar vielen in ons land 21.000 slachtoffers van een choleraepidemie te betreuren, in Amsterdam alleen al 1151.     Als de in 1839 opgerichte Maatschappij Arti et Amicitiae 90 jaar bestaat wordt er in het gebouw aan het Amsterdamse Rokin een tentoonstelling van Nederlandse Portretkunst ingericht. Daaronder een portret van Allebé van de hand van August Allebé. Een artikel in Elsevier uit 1930 over de tentoonstelling noemt hem ‘ de leermeester van zoovele thans levende meesters van middelbare leeftijd’ En zegt over het portret dat we daarin niet de dokter maar de mens zien.

Ofschoon ik niet helemaal zeker ben, heb ik een donkerbruin vermoeden dat de schilder een zoon is van de arts. Hij wordt in 1838 in Amsterdam geboren en studeert er aan de Rijksacademie van Beeldende kunsten, hij wordt er hoogleraar en directeur van. Hij oefent grote invloed uit op de schilders van de zgn. Amsterdamse School. Tot zijn leerlingen behoren o.a. Jan Voerman, Jan Sluijters, Jan Toorop, Richard Roland Holst en Mondriaan. George Breitner nam les bij hem na zijn afstuderen. Ook tekenaars als Jetses en Bottema hadden les van hem. Hij overleed in 1927 en ligt eveneens op Zorgvlied begraven.

86px-August_Allebé_-_'Nadagen'120px-August_Allebé_-_De_vlinders Hier Nadagen uit 1863 en De vlinders uit 1871