Category Archives: Gestorven, maar niet dood

Bach gelinkt 4 – Johann Christoph Altnickol

Bachs schoonzoon, die op de eerste dag van het jaar 1720 geboren wordt in Berna bei Seidenberg, Oberlausitz.  Hij geniet een opleiding als zanger en hij is van 1740 tot 1744 assistent-organist in Breslau, het huidige Wroclaw. Vervolgens studeert hij theologie aan de Universiteit van Leipzig en is een gewaardeerd baszanger in de koren van de grote Bach. In 1948 wordt hij benoemd na aanbeveling van Bach als organist en schoolmeester in Niederwiesa bij Greiffenberg, Silezië.  Binnen het jaar verhuist hij- weer na een aanbeveling van Sebastian – naar Naumburg voor een organistenpost aan de Sankt Wenzel. In januari 1749 trouwt hij Bachs dochter Elisabeth Juliana Friderica. Hun eerste zoon wordt Johann Sebastian genoemd, maar sterft helaas al spoedig. Na de dood van Bach in 1750 is hij betrokken bij diens nalatenschap en nemen hij en z’n vrouw Bachs gehandicapte zoon Gottfried Heinrich in huis. Zelf overlijdt hij op 25 juli 1759, nog geen veertig jaar oud. Zijn vrouw blijft in Naumburg tot 1763, tot de dood van haar broer; ze verhuist naar Leipzig, waar haar twee dochters in het huwelijk treden. Bachs dochter overlijdt op 24 augustus 1781.

 

Bach gelinkt 3 – Johann Rudolph en Johann George Ahle

We hebben het hier over vader en zoon. Beiden werkten in Mühlhausen als organist van de Blasiuskerk. Vader Rudolph van 1654 tot zijn dood in 1673, zoon Georg volgt hem dan onmiddellijk op en bespeelt het orgel tot zijn dood in 1706 om vervolgens te worden opgevolgd door de grote Bach, die de post negen maanden bekleedt. Vader Rudolph wordt op 24 december 1625 in het Thuringse stadje geboren, waaraan ook de naam van boerenopstandleider Thomas Münzer verbonden is. Zijn middelbare school doorloopt hij in Göttingen, waarna hij theologie studeert in Erfurt van 1645 tot 1649. Tijdens zijn studie wordt hij in 1646 cantor van de Andreaskerk van de universiteitsstad. Hij publiceert in die tijd ook een theoretische verhandeling voor het koorzingen. In 1654 keert hij terug naar zijn geboortestad en een jaar later huwt hij. Hij componeert motetten, sacrale koorwerken en orgelwerken. Een aantal hymnen van zijn hand zijn nog immer opgenomen in de bundel van de Evangelische Kirche. Zijn zoon wordt geboren  in 1651 en geniet zijn muzikale educatie van zijn vader. In 1671 publiceert hij zijn eerste boek met aria’s, waarvan slechts fragmenten zijn overgeleverd. Door keizer Leopold I wordt hij in 1680 benoemt tot ‘poet laureate’ en tussen 1695 en 1701 publiceert hij Johann Georg Ahlens musikalisches Gespräche, een muziektheoretisch handboek in vier delen. Veel van zijn werk is verloren gegaan. Hij overlijdt op 2 december 1706.

 

Bach gelinkt 2- Johann Friedrich Agricola

Deze wordt geboren in Dobitschen bij Altenburg, een stad ten zuiden van Leipzig, op 4 januari 1720. Hij studeert in Leipzig aan de universiteit en bij Johann Sebastian Bach. Hij studeert ook bij Joachim Quantz in Berlijn, waar hij in 1751 wordt benoemd tot hofcomponist en later tot dirigent van de hofkapel van Frederik de Grote. Agricola was een veelzijdig man, die gevierd was als organist, zanger, koordirigent en orgel- en zangpedagoog. Hij schreef talloze liederen, koorwerken en kerkmuziek. Met bachs zoon Carl Philipp Emanuel en Carl Heinrich Graun belichaamde hij  het afkeren van de laatbarok naar een muziekstijl, waarin  gevoel ( Empfindsamkeit) weer meer een ‘natuurlijke’  plek kreeg. Hij overlijdt op 2 december 1774 in Berlijn.

Bach gelinkt 1: Karl Friedrich Abel

280px-Carl_Friedrich_Abel Een portret uit 1777 toont hem behalve met hond ook met een viola da gamba rustend op zijn linkerdijbeen. De op 22 december 1723 in Köthen geboren Karl Friedrich Abel stamt uit een zeer muzikale familie van gambaspelers en hij leerde dit prachtig warme instrument ook voortreffelijk bespelen. In Leipzig wordt hij leerling aan de Thomasschule en heeft dus Bach, die als hij geboren wordt nog in Köthen werkt, als leraar. Van 1748 tot 1758 is hij gambist het hoforkest van Dresden, dat onder leiding staat van Johann Adolf Hasse. Daarna maakt hij concertreizen naar Mannheim en Parijs en in 1759 vestigt hij zich in Londen, waar hij gaat samenwerken met de elfde zoon van de grote Bach, Johann Christian. Samen organiseren zij concerten die beroemd worden als de Bach-Abel concerten. Op deze manier promoten zij hun werk. Met de dood van de Londense Bach in 1782 komt er een eind aan dit initiatief. Abel keert voor een paar terug naar Duitsland om toch weer in Londen neer te strijken, waar hij op 20 juni 1787 overlijdt. Meer dan 200 werken zijn van hem bewaard: symfonieën, concerti, kamermuziek en sonates. Zijn muziek geniet populariteit en vormt een overgang naar de classicistische stijl van de zgn. Mannheimer Schule, met als spil Johann Stamitz.

Bach en 1736

In dit jaar ontstaat het ‘Osteroratorium’ en de tweede versie van de Matthäus- Passion, in z’n dubbelpolige vorm. Het ene koor posteerde Bach op de achtergalerij bij het grotere orgel en het andere -een echokoor – 28 meter verder naar de voorste kleinere orgelgalerij.  Dit principe is weer nieuwe leven ingeblazen door René Jacobs in z’n recent op cd uitgekomen uitvoering van wat ik de Mount Everest in de Himalaya die Bachs muziek is pleeg te noemen.  Sebastian wordt in dit jaar ook benoemd tot Hof-Compositeur van de Saksische keurvorst en Poolse koning August III. Deze zetelt in Dresden, al waar Bach een recital verzorgt op het Silbermann-orgel van de O.L.Vrouwekerk.  Met bijdragen van Bach komt ‘Das Schmellische Gesangbuch‘ uit.

220px-James_Watt_by_Henry_Howard

Op 19 januari wordt in Schotland de latere uitvinder van de moderne stoommachine geboren, James Watt. Hij is ook de uitvinder van het eerste kopieerapparaat, waar hij in 1781 een patent op krijgt. Als jochie was hij te zwak om naar school te gaan en zodoende kreeg hij thuisonderwijs van zijn moeder. Op de middelbare school bleek hij goed in wiskunde, hij studeerde in Glasgow, maar vanwege z’n grote begaafdheid studeerde hij door in Londen. Reuma en migraine dreven hem terug naar Glasgow. Hij verbeterde de Newcomen stoommachine, gebouwd voor het oppompen van water uit mijnen. Op de verbeteringen kreeg hij patent alsmede op de stoomlocomotief als specifieke toepassing. Watt overleed op 83 jarige leeftijd in een dorp in de buurt van Birmingham.

Op 3 februari wordt in Klosterneuburg Johann Albrechtsberger geboren, die één van de leraren van Ludwig van Beethoven zou worden. Hij is koorknaap in de abdij van Melk, nog immer zo prachtig te zien vanaf de snelweg van en naar Wenen. Hij studeert filosofie in Wenen, is organist in Raab, het huidige Hongaarse Györ, is organist in Maria Taferl, in Melk, weer in Raab/Györ en wordt in 1768 organist en orgelbouwer in Wenen. Vier jaar later benoemt keizer Jozef II hem tot tweede hoforganist. In 1792 wordt hij eerste organist en adjunct kapelmeester van de Weense Sint Stephansdom. Een jaar later wordt hij kapelmeester tot zijn dood in 1809. Hij is een meester van het contrapunt en een groot kenner van het werk van Bach en hij is als theoreticus van invloed op Mozart, Hummel en dus ook Beethoven.

In 1736 overlijdt op 18 september in Den Haag Gabriel Fahrenheit, die in 1686 in Danzig geboren was. Als koopmansleerling belandt hij in Amsterdam, besluit z’n studie natuurwetenschappen weer op te nemen en vestigt zich in 1717 in de hofstad, waar hij zich met de bouw van barometers, hoogtemeters en thermometers bezig houdt. S’ Gravezande wordt zijn vriend en leermeester. Fahrenheit slaagt er in identieke thermometerbuizen te vervaardigen en ontwikkelt een thermometer met drie ijkpunten: de Fahrenheitschaal, waarbij als nulpunt gebruikt de laagste temperatuur van de strenge winter van 1708/1709 in z’n geboortestad Dantzig; z’n volgende ijkpunt was vriespunt van water en het derde het kookpunt van water. Hij ligt begraven in de Kloosterkerk in Den Haag.

Herman Pieter de Boer

266px-Herman-pieter-de-boer Herman Pieter de Boer hier met z’n eerste gouden plaat voor het Kinderen voor Kinderen-lied Op een onbewoond eiland.  In de overgangsnacht naar het nieuwe jaar is hij in Eindhoven gestorven. Vijfentachtig jaar oud. Persoonlijk heb ik hem nooit gekend. Ik wist wel dat hij liedjes schreef, maar van een aantal beroemde liedjes wist ik niet dat hij de tekstdichter was. Zoals Laat me, dat ijzersterke, op het lijf van Ramses Shaffy geschreven. Visite, ja van dat liedje wist ik wel dat hij het geschreven had.  Lenny Kuhr was van 1981 tot 1993 z’n levenspartner, daarvoor was ze met Jaap Stobbe, vergeten acteur en in Frankrijk woonachtige Haagse Ajax-fan. (Heb zeven jaar met Jaap in bestuur van de door ons zelf opgerichte Bobby Haarms Fanclub gezeten, met o.a. ook Rimko Haanstra)   Wat ik ook wist was dat Herman Pieter de Boer een geweldige eerste biografie over Rijk de Gooyer schreef: Krentenbollen, kogels en klatergoud (1968). Goeie titel: krentenbollen wijst op De Gooyers afkomst als gereformeerde bakkerszoon, de kogels op z’n rol in de oorlog en het klatergoud de roem van radio en tv. Mijn naam prijkt op de kaft van een tweede veel grotere biografie van de rasacteur en raskomiek. Daar kijk ik niet zonder pijn naar. Het zou een autobiografie zijn, die ik namens Rijk zou schrijven. Ik heb het ook geschreven, alles was klaar, goedgekeurd door Rijk zelf, tot hij z’n handen er plotseling van af trok en een ander het overnieuw moest doen, die van mijn werk voor een groot deel profiteerde. Het werd alleen geen autobiografie, maar een biografie. Zijn naam prijkt ook op het boek. Ik weet uit mijn hoofd niet wie. Moet ik naar de boekenkast en daar heb ik geen zin. Zo diep zit het nog. Enfin, destijds was De Boers boek een heerlijke bron, vol aanstekelijke anekdotes. Hij schreef ook Oh Waterlooplein voor Rijk en Johnny (1968). Kijk verder op Wikipedia en zie wat de man allemaal niet heeft nagelaten. Hij heeft wel 1000 liedjes geschreven, onvoorstelbaar.  Net als Rijk woonde Herman Pieter de Boer een tijdlang in Giethoorn.  Kijk ook op z’n website: www.hermanpieterdeboer.nl.

Zorgvlied 21 – Frans Halsema

frans halsemaUnknown 

Springlevend is de titel van een dubbelcd met z’n bekendste liedjes. In zijn werk is dat nog immer zo, maar wat overleed hij al op jonge leeftijd. Nog geen 45 jaar. Frans Halsema wordt op 13 september 1939 in een Amsterdams katholiek gezin geboren. Zijn vader Arie was reclametekenaar. Hij schreef ook revuetjes die door het gezin tussen de schuifdeuren werden opgevoerd. Frans had een broertje dood aan leren, breekt de Mulo af, leert voor banketbakker, maar een half jaar later stopt hij daar ook mee en gaat werken bij achtereenvolgens een kruideniersbedrijf, een herenmodezaak, op een effectenkantoor en bij een uitgeverij. In zijn vrije tijd treedt hij op met liedjes op in café’s en op bruiloften en partijen. Hij begeleidt zich zelf daarbij op accordeon en piano. Tijdens z’n militaire dienst in Doorn van 1958 tot 1960 krijgt hij een schrijversopleiding en mag hij ‘s avonds naar de cabaretschool in Amsterdam. Zijn debuut als cabaretier vindt plaats in de City Music Hall in 1960 in de hoofdstad bij het ‘Pauze-Cabaret’. Een jaar later kan hij aan de slag bij Lurelei, aanvankelijk als pianist en componist, maar gaandeweg ook als zanger en speler. Omdat hij de groep te commercieel vindt worden solliciteert hij bij Wim Kans ABC-cabaret, waar hij na lang aandringen wordt aangenomen. Hij leert er de kneepjes van het vak tot in de finesses en leert er Anke Cordess kennen met wie trouwt en een zoon krijgt.  In 1967 gaat hij op de freelancetoer, leert een jaar later Gerard Cox kennen die hem vraagt om samen iets te doen. Halsema had echter al samenwerking toegezegd aan Adèle Bloemendaal, dus wordt besloten tot een trio. En zo ontstaat  Met blijdschap geven wij kennis. Hij wordt bekend door groots opgezette televisieshows en neemt grammofoonplaten op. Van 1971 tot 1973 speelt hij met Jenny Arean in de musical En nu naar bed , van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. Het komt met z’n medespeelster tot een verhouding die z’n huwelijk kapot maakt. De relatie met Arean loopt ook op de klippen. In 1976 betrekt hij met z’n nieuwe vriendin KRO- programmamaakster Ria Groeneveld een boerderijtje in Dreumel in het Land van Maas en Waal. Intussen was hij met Gerard Cox een tweede programma begonnen Wat je zegt ben je zelf.  Ondanks dat het een succes werd, breekt hij met Cox, omdat hij het programma eigenlijk te plat vindt. Hij begint een solocarrière, met aanvankelijk weinig succes. Z’n tweede en derde programma lopen beter. Halsema wordt gevraagd om op te treden op het Boekenbal van 1983. Vanwege stemproblemen moet hij afzeggen. Hij begint een nieuw programma onder de titel The show must go on.  Het was de bedoeling om het in april 1984 in première te laten gaan. Het komt er helaas niet van. Begin van dat jaar wordt vanwege keelkanker opgenomen in het Anthonie van Leeuwenhoekziekenhuis. Daar overlijdt hij op 24 februari.

http://www.youtube.com/watch?v=PSrnU06pr7I

Zorgvlied 20 – Cornelis Dopper

cornelis dopperCornelis_Dopper  Cornelis Dopper wordt op 7 februari 1870 in Stadskanaal geboren, waar zijn vader schuitenvaarder en logementhouder is. Al op jonge leeftijd wordt hij wees en komt hij in het gezin van zijn zuster Grietje en haar man Johannes Bernardus Kolkman, componist en muziekonderwijzer. Die ontdekt zijn muzikaliteit, geeft hem les en stimuleert hem in Leipzig naar het conservatorium te gaan. Na twee jaar keert hij terug om in de stad Groningen te gaan werken als musicus. In 1894 heeft hij met zijn opera Het blinde meisje van Castel-Cuillé succes in Amsterdam bij de Nederlandsche Opera. Tot 1903 als genoemde opera de deuren sluit werkt hij er als violist, koorrepetitor en dirigent. Twee jaar werkt hij als muziekrecensent voor een tweetal kranten alvorens op tournee te gaan  door de Verenigde Staten met het operagezelschap van Henry Savage. In 1908 is hij terug in ons land en vraagt Willem Mengelberg hem zijn eigen Derde Symfonie te dirigeren, waarna hij als tweede dirigent van het Concertgebouworkest wordt aangesteld. In 1931 wordt hij opgevolgd door Eduard van Beinum. Hij begint aan een zwakke gezondheid te lijden, vanwege angina pectoris en op 18 september 1939 overlijdt hij.

Zorgvlied 19 – Bert Voeten

bert voetenUnknown ‘Geloof in een onherroepelijk leven en leef het zo’. Tekst op de grafsteen van dichter en vertaler Bert Voeten. Ik interpreteer het zo: geef je over aan het leven dat je leidt, dat je gegeven is en laat je niet hinderen door gedachten aan een parallel bestaan, aan wat ook zou kunnen zijn of had kunnen zijn. Ik heb in elk geval wel last van hinderlijke verlangens naar een ander bestaan. Ze bespringen me als rovers uit het struikgewas, als teken uit het lover. Lambertus Hendrikus Voeten wordt in Breda geboren op 6 juli 1918 en trouwt met Marga Minco. Uit dit huwelijk komen twee kinderen voort, onder wie Jessica Voeten, die in 2003 een boek publiceert over het Witsenhuis in Amsterdam, waar zij opgroeit. Voeten vertaalt werk van o.a. Shakespeare en Molière. In 1946 komt zijn oorlogsdagboek uit Doortocht, bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Door oa. W.F.Hermans wordt getwijfeld aan de waarheidsgehalte van het boek. Adriaan Venema meent dat het een reconstructie betreft om Voetens activiteiten in de oorlog voor het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten te verdoezelen. Voeten heeft later toegegeven dat hij lid was van de Kultuurkamer. Maar hij heeft de suggestie van verzinsels van de hand gewezen. In 1943 sloot Voeten zich trouwens aan bij het verzet. In 1951 wint hij de Jan Campertprijs voor Met het oog op morgen en in 1959 de Martinus Nijhoffprijs voor zijn vertaalwerk.

Onderstaand gedicht – De trein – verscheen in 1954 in een bundel van een negental letterkundigen Nationale snipperdag als verzet tegen de diskwalificatie van 5 mei tot nationale snipperdag.

Er rijdt door mijn hoofd een trein
vol joden, ik leg het verleden
als een wissel om en ik tel
de veewagons met de grendels:
vijftig wagons, in elke
wagon vijftig mensen. Men ligt
geklemd tussen ledematen,
men is drager of gedragene,
gevangenen van elkander
in het duister van de wagon
in het duister van de wagon
zonder lucht,
zonder hoop.
Het is twaalfhonderd kilometer
naar sobibor – ik heb het
op een avond uitgerekend
met een kaart van europa voor me
Zij wisten het niet, zij wisten
alleen dat hun wervels kneusden
tegen de baddings, hun tong
zwol als een blaar, hun ogen
schrijnden, hun voeten dood
in hun schoenen staken; zij leerden
dat men na twee, drie dagen
zijn water laat lopen, zijn nagels
gebruikt om ruimte te krijgen
wanneer men ligt op het harde
lichaam van een gestikte.
Niemand wist meer van gistren,
van het witte tafellaken
op vrijdagavond, de lichtjes
van chánoekah; niemand wist nog
van morgen, van de ontkleding,
de betegelde douchelokalen,
de sproeidoppen zonder water,
het oog dat hen gade zou slaan.
Men kende alleen het nu
van de houten kooi, van het donker,
het nu van de waanzin die komt
met mondschuim en gillen, het nu
van de wereld buiten: een halte
in nieder lausitz, de geur van
uiensoep en schweinsbraten,
het kletteren van vers water,
laarzen op grint, een stem uit
een ijzeren keel, en beukend
tegen het wandbeschot de
grondplaat van een geweer.
‘Ze hadden ze allemáál
in de gaskamer moeten stoppen’
heeft onlangs iemand gezegd
in een trein in de buurt van assen
Een koopman was het, hij zat
in een 3e klas rookcoupé
met een al te hete verwarming –
het raampje moest er bij open.
Er reed een andere trein door
mijn hoofd toen ik dit las,
een trein vol joden. Ik telde
de veewagons met de grendels;
vijftig wagons,

in elke wagon vijftig mensen;
gevangenen van elkander
in de duistere houten kooi
in de waanzin van deze wereld.

Bert Voeten – De trein

DE VOGELS

De vogels in het stedelijk luchtruim schrijven
een winterbrief aan de mensen in de straten.

Cirkelend op het witte blad van de hemel
zijn zij hun eigen letters, veren en kraakbeen.

Al hun zinnen beginnen met uitroeptekens.
De taal der vogels is vol gevleugelde woorden.

Weinigen kunnen hun kraaiepoten lezen.
Weinigen worden wijs uit hun verhaal.

Maar de kinderen spellen het spelenderwijze
en de dichters schrijven het blindelings na.

Recreatie

Twee keer per jaar
reden wij naar het kerkhof,
op het 4e graf, 3e rij links van de ingang
mocht ik bloemen zetten
in een groene zinken vaas
terwijl mijn vader knielde op een bankje
waar hij eerst zijn zakdoek overheen had gelegd

de wandeling tussen de graven
duurde vaak meer dan een uur,
mijn vader bracht bezoeken aan oude kennissen
en besprak met de tuinbaas
de verdere verfraaiing van het graf,
de een voelde meer voor een treurwilg
de ander voor een rozenboom

in het café tegenover het kerkhof
(er stonden houten spuwbakken
vol nat zand, uitgekauwde
pruimen en sigarenpeuken)
gingen wij daarna iets drinken
– koud bruin bier uit kruikjes -
en ook dat duurde meestal een uur
want de dood maakt dorstig.

Zorgvlied 18 – Gré Brouwenstijn

gre van swol220px-Gre_Brouwenstijn_(1968)  Wereldberoemd was ze en terecht. Een pracht zangeres, gehuwd met de beroemde televisiedokter en oud-tennisser Hans van Swol. Het was niet haar eerste huwelijk. Van 1948 tot 1953 was ze gehuwd met de tenor Jan van Mantgem. Uit dit huwelijk  had ze een zoon, Jean Paul van Mantgem, die bekend werd als arts-cardioloog van het RABO-wielerteam en in opsraak is geraakt vanwege z’n vermeende rol bij de dopingpraktijken in de ploeg.  Ze werd als Gerarda Demphina geboren op 26 augustus 1915 in Den Helder, waar ze al jong lid werd van een zangkoor. Op haar zestiende kon ze met hulp van haar leraar Duits naar het Amsterdamse Muzieklyceum. Ze werkt als dienstmeisje om in haar onderhoud te voorzien. Na het lyceum gaat ze naar het conservatorium, waar ze in de operaklas van Johannes den Hertog terecht komt.  In 1939 maakte ze haar debuut bij de Nederlandse Operastichting met een rol in Mozarts Zauberflöte.   Een jaar later zingt ze de rol van Giuletta in Hoffmanns Vertellingen. Tijdens de oorlog kiest ze helaas voor de weg van de minste weerstand en treedt op voor het Duitse leger tijdens zgn. ‘Weermachtsconcerten’ en zingt in het Omroepkoor.  In het omroeparchief Beeld en Geluid bevindt zich een foto van haar in gesprek met Seyss-Inquart, waarschijnlijk na een uitvoering van de Wesendonck Lieder van Richard Wagner. In een TV-interview na de oorlog rept ze over ‘ moeilijke jaren’ , waarin zij zegt de omroepkoren te hebben ‘gevormd’.  

In 1946 zingt ze voor het eerst een titelrol: Tosca in de gelijknamige opera van Puccini. Haar eerste echtgenoot treedt op als Cavaradossi. In 1949 zingt ze voor het eerst de rol van Leonore in Beethovens Fidelio. Het wordt een lievelingsrol, omdat het om een vrouw gaat die zich kan opofferen om haar man te redden. Wat ze zelf ook zou doen, zo zegt ze in een interview met het Algemeen Dagblad van 18 dec. 1999.

Tussen 1951 en 1954 breekt ze internationaal door met de vertolking van de titelrol van Verdi’s Aïda. Ze glorieert als Desdemona in Verdi’s Otello en in 1954 debuteert ze in Bayreuth, het begin van een grote Wagner-carrière. In de jaren vijftig en zestig werkt met grote dirigenten als Von Karajan, Giulini, Klemperer, Böhm, Furtwängler, Thomas Beecham en treedt over heel de wereld op. Behalve in New York. De intendant van Metropolitan Opera biedt haar geen rollen van Verdi of Puccini aan, die ze daar juist graag zou willen zingen in plaats van te debuteren met een Wagnerrol. In 1957 verbreken de kleinzoons Wagner de band met haar omdat ze een uitnodiging afslaat. Intussen roept Time haar uit tot een van de beste sopranen ter wereld. Een absoluut hoogtepunt is Visconti’s productie van Verdi’s Don Carlos in Covent Garden, waarin Brouwenstijn de rol van Elisabeth zingt met grootheden als Boris Christoff, Tito Gobbi  en Jon Vickers als collega’s. 

 

In 1971 komt er een eind aan haar carrière . Nog eenmaal zingt ze haar glansrol Leonore, samen met het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink. De andere rollen worden eveneens door Nederlandse zangers met internationale reputatie bezet. Anton de Ridder zingt de rol van Florestan, Arnold van Mill die van Rocco.

In 1995 organiseert het Concertgebouw ter ere van haar tachtigste verjaardag een gala-avond. Er klinken veel van haar lievelingsaria’s. Tijdens de toegift ‘Brüderlein uni Schwesterlein’ uit Die Fledermaus klinkt nog eenmaal haar stem, volgens het Algemeen Dagblad ‘ met overdonderend volume’ en ‘ nog steeds die hoge noten’. 

Ze overlijdt op 14 december 1999 in Amsterdam.