Deze wordt geboren in Dobitschen bij Altenburg, een stad ten zuiden van Leipzig, op 4 januari 1720. Hij studeert in Leipzig aan de universiteit en bij Johann Sebastian Bach. Hij studeert ook bij Joachim Quantz in Berlijn, waar hij in 1751 wordt benoemd tot hofcomponist en later tot dirigent van de hofkapel van Frederik de Grote. Agricola was een veelzijdig man, die gevierd was als organist, zanger, koordirigent en orgel- en zangpedagoog. Hij schreef talloze liederen, koorwerken en kerkmuziek. Met bachs zoon Carl Philipp Emanuel en Carl Heinrich Graun belichaamde hij het afkeren van de laatbarok naar een muziekstijl, waarin gevoel ( Empfindsamkeit) weer meer een ‘natuurlijke’ plek kreeg. Hij overlijdt op 2 december 1774 in Berlijn.