We wensen ons weer tot Achterbergs eerste bundel gedichten. Het tweede gedicht daaruit is getiteld ‘Drievoudig verbond’.
Wat is dit een zoete verbintenis u en de dood en ik. Dat liefde er niets bij heeft ingeboet, te geraken tot deze rust.
Nu al de vuren zijn geblust, gaan we over de zachte as en denken wat geleden moest voor ieder tevreden was.
In zijn eerste driedelige gedicht ‘Strophen’ ging het over het verlies van de geliefde, maar schakelde Achterberg over naar Christus en werd hij zelf Petrus, de loochenaar. Zo schrijdt hij Hem tegemoet. Nu spreekt hij van een verbond van zichzelf , de dood en ‘u’. Wie is die u? Is dat weer de geliefde of Christus of toch weer beiden? Heeft Petrus (lees Achterberg) in zijn tegemoet schrijden zich verzoend met Jezus’ weg van de dood, verbindt hij zich met hem en tevens ook met de werkelijkheid van de ‘dood’ van zijn geliefde? De liefde is niet verloren gegaan, die heeft zelfs rust gevonden, is ingedaald zogezegd. de vuren verwijzen naar het gebeuren in in de rechtszaal van het Sanhedrin, waar Petrus zich warmt, maar het zijn ook de vuren die in hem vlamden voor de geliefde. Die vuren van gedrevenheid, hartstochtelijk , obsessief verlangen en desnoods gewelddadig vervullen er van zijn geblust. De as daarvan kent een weldadige zachtheid voor de voeten. Er moest geleden worden. Hier klinkt Jezus’ woord door dat de Messias moest lijden om tot heerlijkheid in te gaan: onbegrijpelijk voor de leerlingen, onverteerbaar voor Judas. Tevreden: vrede hebben met, heilzame acceptatie. Een door en door religieus gedicht, zoals alle dichtwerk van Achterberg. De werkelijkheid is voor hem meer dan een plat gebeuren van feiten alleen. Een gedicht , ook geschikt voor bij een uitvaart van een aan de dood prijsgegeven geliefde.