Category Archives: Dagdagelijks

Gij zult delen

In deze tijd van het jaar krijgen leden van de kerk een acceptgirokaart in de bus voor een bijdrage aan de solidariteitskas. Uit die kas krijgen plaatselijke gemeenten steun voor het overbruggen van tijdelijke problemen. De afdracht is verplicht en bedraagt 10 euro per lid. Wij vragen die verplichting tot eigen verantwoordelijkheid te maken, vandaar die acceptgirokaart die bij alle leden wordt rondgebracht. Elk jaar schrijf ik daar een soort aanbevelingsbrief bij. Die van dit jaar vindt u hieronder.

GIJ ZULT DELEN

Wie de goede gewoonte kent van regelmatig kerkbezoek weet dat we in een reeks zitten over de  Tien Geboden. Of nog beter, zoals Exodus ze zelf noemt de Tien Woorden. Het laatste Woord vóór de kerst is het achtste. De laatste twee komen eind januari aan bod. Dan weet u dat al vast. Het achtste luidt: Gij zult niet stelen. Kort en krachtig. Een overduidelijke regel, zult u zeggen. Daar zit geen woord Spaans bij. Behoeft dit woord nog toelichting? Je moet van andermans spullen afblijven, punt uit. Alleen spullen? Hoe zit het met ideeën, plannen, gedachten? Nu wordt het al gecompliceerder. want luidt het gezegde niet: ‘beter goed gejat dan slecht bedacht’? Neem mijn eigen werk. Ter voorbereiding van de preken heb ik de beschikbaarheid over diverse zgn. commentaren en over preken van anderen. Daaruit put ik soms , schaamteloos en zonder schuldgevoel.

Om het nog wat ingewikkelder te maken: in de Bijbel, zeker in het O.T. staat het achtste gebod in de context van een samenleving, waarin eigendom nooit absoluut is. Sterker nog: bezit hoor je te delen met wie niets heeft, de armen en weerlozen. Met name de profeten Hosea, Amos en het boek Leviticus zijn hier zeer duidelijk in. Het gaat er om dat niemand uit de gemeenschap verloren mag gaan. De Middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino heeft dat in zijn hoofdwerk ‘Summma Theologiae’  als volgt uitgewerkt:

  1. Mensen genieten er persoonlijk van om een eigen deel van Gods schepping te kunnen bezitten en gebruiken.
  2. 2.     Op deze manier wordt er via privé-eigendom een maatschappelijke orde gecreëerd waarin mensen de vruchten van de aarde kunnen delen.
  3. 3.     Deze maatschappelijk vastgelegde eigendomsverhoudingen zorgen voor onderlinge politieke vrede. Mensen hoeven hun bezit niet met geweld tegen anderen te verdedigen.

Dit pleidooi op Bijbelse gronden heeft op veel plekken, ook in ons land, vorm gekregen in de zogenaamde meenten. In het Gooi heeft dat gemeenschappelijk gebruik van gronden het langst bestaan. En het vervult me met enige trots dat ik zelf ook een Erfgooier genoemd mocht worden, ofschoon ik geen gebruik heb gemaakt vee te laten weiden op de meent.

In ‘Erfenis zonder testament’, het boek dat Maarten van Buuren en Hans Achterhuis schreven over de Tien Geboden, pleit laatstgenoemde in zijn behandeling van het achtste gebod voor het opnieuw instellen van meenten, voor een economie , gebaseerd op delen.

Dat moet ons als leden van de kerk-gemeen-schap aanspreken. Tot het ideaal van onze gemeenschap behoort het alles delen en tegen achterbaksheid op dit punt: Handelingen 4 en 5 (Ananias en Saffira).

Juist een kerkgemeenschap mag voorgaan in het delen, niet alleen van elkaars lusten, maar ook van elkaars lasten.

Kortom: solidariteit behoort tot ons wezen.

ds. Klaas Vos

Trump jr.

Een aantal weken terug was ik weer eens uit logeren bij mijn Friese vrienden aan de Langweerder Wielen. Altijd dagen van echte ontspanning: lezen, goede gesprekken, een uitstapje, samen eten, een goed glas en samen ook naar tv kijken. Ook op de vaderlandse buis was het vol op campagne, vol op Clinton-Trump. Mijn vriendin en mij vielen tegelijk op dat Trump heel vaak die brede mond tuitte tot een rondje. ‘Dat mondje’, riepen we gelijktijdig. Sindsdien is hij tussen ons ‘Het Mondje’.                                                                                    ’Het Mondje’ , met hem krijgt niet alleen Amerika, maar de hele wereld van doen de komende vier jaar. Wat ik al lang vreesde werd harde werkelijkheid. Ik werd er bijkans letterlijk misselijk van. En dat gevoel is nog steeds niet weg, ondanks zijn eerste verzoenende, gematigde speech. Weer zag ik dat mondje, dat vies getuite mondje, maar mijn aandacht werd nog meer getrokken door dat jonge ventje schuin achter hem. Trump jr: wat ging er om in dat bleek weggetrokken ventje in zijn zwarte pak en witte stropdas? Heel on-Amerikaaans straalde hij totaal niet, geen spat vreugde in zijn ogen, geen enkele houding van trots op zijn vader. Hij stond er als een loden pop, tegen wil en dank, leek het.  Had waarschijnlijk uren moeten kijken naar de uitslagen. Daarom zag hij er zo bleek weggetrokken uit wellicht. Of zou hij zijn vader ook afschuwelijk vinden en had hij ook liever Clinton zien winnen?

Het grote speculeren is begonnen waarom Het Mondje tegen bijna ieders verwachting in gewonnen had en hoe hij zal optreden vanaf januari. De meeste commentatoren en analisten zijn het er over eens dat woede van velen op de politieke elite, belichaamd in Hillary Clinton, Het Mondje in het zadel hebben geholpen. Misschien speelde een aversie tegen Obama als zwarte president ook een rol  en degenen die moeite hebben zwarten hebben vaak ook moeite met een hoofdrol voor een vrouw. Clinton zelf heeft zelf ook bijgedragen aan haar verlies: tegenstanders wegzetten als onnozele stupids, verwaarlozen van haar achterban in belangrijke staten zoals Ohio en Wisconsin, geur van onbetrouwbaarheid. Overigens zou zij in een normale rechtstreekse verkiezingsprocedure de winnaar zijn geweest.

Terug naar de woede, die ook bij de Brexit en het Oekraïne-referendum – die in mijn ogen door de meeste partijen – de sufferds – veel te snel en ondoordacht van raadgevend tot bindend werd gepromoveerd – een drijvende kracht was en wellicht ook zal bij onze verkiezingen in maart. Ik kan in dit verband een ieder aanraden het pas verschenen boek van collega Rikko Voorberg aan te schaffen: De dominee leert vloeken. Behartigenswaardig en lezenswaardig schrijft hij daarin ook over ‘woede’. Tegelijk denk ik aan dat joch van tien, Trump jr., die misschien wel woedend is dat zijn comfortabel leven als rijkeluiszoontje met de keus van het Amerikaanse volk ook drastisch veranderd is.

                                               

Ook ik ben een allochtoon

De Vossen, waartoe ik behoor woonden al in de Middeleeuwen in Huizen (NH). Toch ben ook ik een allochtoon. Bijna acht jaar geleden kwam ik hier op de Brabantse Wal wonen, eerst in Hoogerheide en sinds een aantal jaren in Ossendrecht. Vooral in laatst genoemde dorp voel en merk ik dat ik ‘van buiten’ kom. Ossendrecht kent veel plezierige mensen, met een gemoedelijke inslag en vriendelijk in de omgang. Maar diepgaande contacten ontstaan niet. Je komt niet verder dan de voordeur en soms bereik je het halletje, maar dat is het dan ook wel. Het zal zeker meespelen dat ik predikant ben, maar anderen die ‘van buiten’ komen, kennen dezelfde ervaring. Intensieve contacten heb ik hier met leden van mijn gemeente, uiteraard ook door mijn functie, maar ook omdat het merendeel ook geen allochtonen is en veelal uit het westen komt, net zoals ik zelf. Onze kerkgemeenschap als zodanig is allochtoon. Dat merken we waar het gaat om gezamenlijke activiteiten als herdenkingen en festiviteiten. Dan worden we nog al eens overgeslagen, terwijl de RK -gemeenschap er wel bij betrokken wordt. Let wel, er is geen sprake van vijandschap, het blijft in een gemoedelijke sfeer, wat ook past bij de aard van de bevolking hier. Maar toch. Wat Ossendrecht betreft gaat het nog een stap verder. Veel Ossendrechters moeten weinig tot niets hebben van de andere dorpen, met wie men toch één burgerlijke gemeente vormt. Er wordt vooral neergekeken op Hoogerheide. Laatst sprak nog een Ossendrechter – penningmeester van de lokale- de gehele gemeente betreffende – PVDA – die er niet aan moest denken om in Hoogerheide te wonen. Een wegwerpgebaar begeleidde zijn vurige uitspraak. Is het niet raar om in dit verband het woord allochtoon te gebruiken?  feitelijk wel. Ik hoor het woord hier nooit, anders dan in de gebruikelijke zin: mensen van buiten Nederland. En daar moeten ze met name hier in Ossendrecht ook niet veel van hebben. Een aantal jaren terug was er sprake van de mogelijke komst van een AZC. Binnen een mum van tijd hing half Ossendrecht vol met posters en spandoeken met in kapitale letters een NEE! Jan Rot, die toen nog in ons dorp woonde had van de weeromstuit een dapper JA opgehangen. In de gehele gemeente is overigens weinig animo voor een AZC. Het huisvesten van het verplichte aantal statushouders gaat al redelijk moeizaam.  Waarom ik toch het woord allochtoon gebruik in enger verband, is ingegeven door wat ik meemaakte in Vreeland, begin jaren tachtig. Ik was er net predikant en kwam uit de kast, zoals dat heet. Vreeland was eeuwen een boerendorp en van daaraan gerelateerde ambachtslieden en middenstanders en mensen die geld verdienden in het riet en op de rivier de Vecht. verder ook wat oude adel. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd een grote nieuwbouwwijk gebouwd, waar mensen van buiten kwamen wonen, werkzaam meest in Amsterdam. Dat werd toen import genoemd. Maar in mijn tijd hoorde je al het woord allochtoon, in onderscheid van de autochtonen, de oorspronkelijke bewoners. Mijn ‘coming out’ veroorzaakte veel turbulentie en zorgde voor scheiding der geesten. De scheidslijn liep deels tussen de autochtonen en allochtonen. Deels, want bijvoorbeeld mijn toenmalige kerkenraad, waarin zowel boeren en andere autochtonen in zaten alsmede import/allochtonen, bleef volledig achter mij staan. Enfin, het moest komen tot een gemeentebijeenkomst in de kerk, waarin iedereen z’n zegje kon doen. van die gelegenheid werd gebruik gemaakt door de eigenaar van het plaatselijk benzinestation, tevens eigenaar van een snackbar in Hilversum. Hij wierp zich op als vertegenwoordiger van de oorspronkelijke bewoners en drukte dat als volgt uit: ” Wij, autonomen achten een homofiele dominee onaanvaardbaar …..”. Ik had moeite om een (schater)lachen te onderdrukken. Het was duidelijk dat hij autochtonen bedoelde, maar wist meer van de klok dan van de klepel. In de geologie betekent allochtoon ( letterlijk ‘van een andere aarde’) gesteenten dat bij een overschuiving bovenop komt te liggen en autochtoon komt dan juist onder te liggen. In dorpen met een sterke import was en is dat ook altijd een sterk gevoel: de oorspronkelijke bevolking werd de onderliggende partij, de import de bovenliggende. In Vreeland speelde dat zeker ook mee in het conflict rond mijn bekentenis van anders geaard te zijn. Onvrede van eerder – rond liturgie, soort predikanten die er kwamen bijvoorbeeld – vonden nu een uitweg.

Welnu: van hogerhand wordt ons nu min of meer bevolen het woord ‘allochtoon’ niet meer te gebruiken. Ik kan daar inkomen. Maar om dat woord dan te vervangen door een andere typering, lijkt me lood-om-oud-ijzer. Een Nederlander is gewoon een Nederland, ongeacht kleur, herkomst of lengte van verblijf van hem of geslachten voor hem/haar. In de meeste gevallen is het van weinig nut en ook ongewenst om land van herkomst toe te voegen, zoals Turkse of Marokkaanse.  van veel nieuwe Nederlanders kun je ook niet zien of weten, waar ze vandaan komen. Voor heel veel allochtonen zou het trouwens wel eens goed zijn dat ze op z’n minst gelijkwaardig komen te liggen of zelfs ook bovenliggende partij te worden.

 

Een robot wint de Tour

De gemeente Woensdrecht, waar ik woon ( in het dorp Ossendrecht), krijgt een fabriek voor robots op haar grondgebied. De gemeente profileert zich ook uitdrukkelijk als wielergemeente. In dat kader zou het zeer gepast zijn in de buurt van de robotfabriek of zelfs op het terrein ervan Chris Froome een huis/villa aan te bieden. Natuurlik zie ik zijn spillebenen malen, maar het is net of het de stangen zijn van een machine. Natuurlijk zie ik hem kijken, maar vooral naar beneden naar een tellertje. Natuurlijk hoor ik hem praten, maar het is mechanisch, vrijwel emotieloos. Zijn hele ploeg is een zorgvuldig geconstrueerde machine, waarin heel veel geld en know how is ingestoken. Voor de Tour begon wist eigenlijk iedereen die van wielrennen houdt het al: Froome wint de Tour. De Sky-ploeg is het Real Madrid onder het wielrennen. En er zijn geen Barcelona en Bayern München of andere concurrenten die het voetbal nog wel kent. Derhalve is de einduitslag van de Tour net zo voorspelbaar als het weer in Californië.  Wat voor mij de Tour nog de moeite van het kijken waard blijft is de verbeten strijd van Bauke Mollema om een podiumplek, de vrolijke en altijd verrassende Peter Sagan, die in zijn steenkolenengels me heel erg doet denken aan hoe Vaclav Havel Engels sprak, Tom Dumoulin, met twee magistraal gewonnen ritten, de ‘new kid on the block’ Pantano en de adembenemend mooie beelden van steeds wisselend landschap. Het gekeuvel van de commentatoren – ook bij de Belgen – neem ik op de koop toe, waarbij ik overigens Danny Nelissen een verademing vind naast Herbert Dijkstra ten opzichte van Ducrot, de vleesgeworden beeld- en kromspraak c.q. wielerjargon in de ‘overdrive’.  Natuurlijk kunnen machines ook wel haperen en dat is het enige dat nog hoop kan geven op een andere uitslag. En voor volgend jaar: nivellering van de budgetten, anders kun je ook nu al Froome weer opschrijven als winnaar.

In Memoriam Uri Coronel

Maandagavond krijg ik van een goede vriend een whats-app-bericht: ‘Uri Coronel overleden, ken je die?’  Een vuistslag, een stomp in de maag. Want zeker ken ik die. Heb hem heel goed gekend vanuit de ledenraad van Ajax.  Als mede-lid eerst en daarna als voorzitter van de club en toen nog tevens voorzitter van de Raad van Commissarissen. Onvoorstelbaar dat hij dood is: een man die er goed uitzag, gebrost, strak lijf, die niet rookte en matig dronk en drie keer per week naar de sportschool ging. En uitgerekend in die sportschool wordt hij getroffen door een hartaanval. Slechts twee jaar ouder als ik: 69. Uri was een heer en kon hard zijn, maar altijd integer, recht-door-zee en ook hartelijk en kwetsbaar.  Ik herinner mij een gesprek aan het begin van de voorbereiding van het seizoen met Van Basten als trainer, hij was net voorzitter. Er was een oefenwedstrijd in Apeldoorn en we kwamen elkaar tegen in de bestuurskamer van de amateurclub tegen wie Ajax ging spelen. Sulejmani was net gekocht, voor 16 miljoen. Hij sprak zijn twijfel uit of ze er goed aan hadden gedaan om zoveel geld uit te trekken. Maar ja, Van Basten wilde hem en je gaat niet gelijk een pas aangestelde trainer als pas aangestelde bestuurder dwarsbomen. Uri was een zeer ervaren bestuurder, die het verzekeringskantoor van zijn vader samen met zijn broer uitbouwde tot een zeer succesvolle onderneming. Maar een voetbalclub besturen, zeker Ajax, is andere koek. Daarom wilde hij geen voorzitter worden eigenlijk. Hij was voorzitter geweest van een commissie naar de gang van zaken bij Ajax, leidend tot het rapport-Coronel, wat Maarten Fontein de kop kostte. Dat ontslag was terecht. Uiteindelijk moest ook het bestuur opstappen onder leiding van de door mij ook zeer gewaardeerde John Jaakke. Door de media, m.n. de Telegraaf is altijd beweerd, dat Coronel met zijn rapport de weg vrijmaakte voor zich zelf. Maar dat is pertinent onjuist – de Telegraaf blijkt keer op keer een krant van onruststokers, leugenverspreiders, vertegenwoordiger van partijbelangen (zie ook Cruijff-revolutie) – , Leo van Wijk was beoogd voorzitter, maar die wilde niet. De druk op Coronel werd toen groot om het dan zelf te doen: een beter alternatief was er niet en natuurlijk gevoed door een zekere ijdelheid bezweek hij onder die druk. Van nabij maakte ik mee hoe goed hij het deed: wijs, open waar mogelijk, het belang van Ajax in het vizier. Van de Boog werd aangesteld als opvolger van Fontein en ook die beviel me zeer: man uit het zakenleven en ‘product’ van de eigen jeugdopleiding en kandidaat eerste-elftalspeler. Maar toen ging dus de stormwind van de revolutie opsteken en Coronel kreeg het zwaar, werd persoonlijk bedreigd, werd vanuit de zgn. huiskrant van Ajax, Cruijffblad De T. in de verdachtenbank gezet, gekrenkt. Een opstappen was onvermijdelijk. Weggetreiterd. Het knappe was dat Coronel zich niet liet leiden door rancune, zeker niet in het openbaar. Zijn liefde voor de club, als kind al gekregen, was sterker. Hij schreef een boek: over zijn joodse achtergrond, de dodelijke kaalslag in zijn familie tijdens de oorlog, de opbouw van bedrijf en gezinsleven, het zoeken naar zijn joodse wortels en het vinden van een nieuwe, eigen plek in de joodse gemeenschap. Een boek, geschreven zonder pathetiek, tierelantijnen en overdreven franjes, precies zoals hij zelf was. Het boek was hem ten voeten uit. Uri was ook een humoristische man. Hilarisch waren zijn optredens met (jiddische) moppen tijdens de jaarlijkse avond van de Bordjesclub. Lid van de Bordjesclub word je als je 25 jaar lid bent van de club en een bordje ontvangt. Als gast heb ik een avond mogen meemaken en we lagen dubbel van het lachen. Maatschappelijk was hij buiten z’n grote liefde Ajax ook heel actief en zijn grote hobby was de schilderkunst van de 17e eeuw. Op bescheiden schaal, zoals hij het zelf noemde, kocht hij werken uit die periode. Bij Ajax kwam hij immer, maar ik zag hem niet veel, omdat hij op ereplaatsen zat (terecht) en na afloop direct vertrok. Nakletsen, dat kon hij kennelijk toch niet meer. Dus heel soms kwam ik hem tegen, terwijl hij wegging en ik het ledenrestaurant opzocht. maar dan was er altijd een korte, maar mooie ontmoeting van belangstelling en warme aandacht. Verdrietig dat dit mooie mens zo plotseling zo jong als een boom omviel.

 

Het EK van de hartstocht

‘Wat een afgang’ zei ik tegen de jongen die naast me z’n bierblaas stond te legen. ‘Kan gebeuren’, antwoordde hij droogjes. Ik had de wedstrijd Wales- België gezien in mijn stamkroeg, de Leeuw van Vlaanderen, net over de grens. Het was er stampvol, binnen en buiten onder het overdekt terras en in een extra bijgeplaatste tent. Stampvol met voornamelijk als Rode Duivels geklede en beschilderde zuiderburen. Zoals ook de jongen naast mij in het urinoir. Maar toen het laatste voor de Belgen fatale fluitsignaal klonk, veranderden de Rode Duivels om me heen in makke lammetjes, sterker nog in vrolijk door gietende dorstlessers. Geen vervloekingen, geen woede en mijn voornemen om het café Claus’ meesterwerk Het verdriet van België te schenken liet ik prompt varen, want er was geen verdriet. Op de Vlaamse TV werd eindeloos het debacle geanalyseerd, maar geen hond die er aandacht aan besteedde. Het was de stemming van ‘Kan gebeuren’. Wel prettig overigens zo’n reactie. Maar in de topsport kom je natuurlijk met zo’n berustende houding nooit ver. En was dat ook niet een van de makke’s van de Rode Duivels als team? Ze waren wel rood, maar geen duivels. Dat terugzakken na de 0-1 was zo typerend. Dat deden ze ook tegen Hongarije en toen kwamen ze ook al in moeilijkheden, alleen miste Hongarije de echte kwaliteit om dat af te straffen. Ik vond de euforie over het spel tegen de Hongaren ook overdreven. Ze kregen zoveel ruimte dat jongens als Hazard konden excelleren. Maar zet druk, speel compact en Hazard en de Bruijne weten zich geen raad. En hun spel gaat berusting vertonen, de duivels worden lammetjes. Er is te weinig hartstocht, passie, gedrevenheid, teamgeest. Je zag het al bij de volksliederen: wat een verschil met die jongens van Wales. Zij zingen als duivels, zij zingen zich tot kerels. Het valt me op, dat de teams die het meest de hartstocht er in gooien bij de volksliederen, het verst komen. Naast Wales ook Italië en IJsland. Het is het EK van de hartstocht. Misschien wel typerend voor het huidig tijdsgewricht, waarin het nationalisme weer veld wint. Vanavond ga ik vooral weer letten op het zingen van de Italianen tegenover de Duitsers: een goede graadmeter voor de instelling van de wedstrijd. Het zal me niet verbazen dat de Azzuri die slag winnen en dat ook op het veld waarmaken. En wie weet IJsland tegenover de Fransen morgen eveneens. En mijn vurige bede: dat Wales nu ook de laffe, kleurloze Portugezen er uit knikkeren. Ofschoon gezegd moet worden dat met Pepe en die jonge gast van 18, Sanches, Ronaldo c.s. ook een boost van hartstocht geven.

Het dienen van de Mammon in de sport

 

Een paar weken terug publiceerde ik een essay in Trouw over bovenstaand onderwerp. Bij deze hier ook op mijn site

‘Kijk maar, je ziet niet wat je ziet.’  Deze variant op Nijhoffs beroemde aforisme kwam vrijwel spontaan in me op toen ik begin dit jaar naar flitsen van de Australian Open zat te kijken. Zag ik eerlijke partijen of zat ik te kijken naar ‘neppartijen’, waardoor het verslag van Marcella Mesker een hoge graad van ridiculiteit bevatte?

Ook het tennis, de voor mij altijd deftig gebleven sport, lijkt gecorrumpeerd. Voor een  jongetje uit een arbeidersgezin was die sport onbereikbaar. Te duur en het werd derhalve alleen gespeeld door de bewoners van de kapitale  villa’s aan de randen van mijn geboortedorp.

Afgelopen week is FC Twente van de eredivisie naar de eerste diviside teruggezet als straf voor financieel gesjoemel. Barcelona heeft na het opheffen van het verbod op transfers liefst 77 jonge spelertjes uit diverse buitenlanden  ‘opgehaald’.

Het Internationale Olympisch Comité heeft afgelopen maand tientallen deelnemers van de Spelen in Peking (2008) en Sotsji (2013) alsnog betrapt op doping. Het aandeel Russen daarin –15 medaillewinnars alleen al in Sotsji – degradeert de hele affaire-Lance Armstrong tot een kleinigheid. We weten het eigenlijk allemaal al heel lang: in de topsport draait het uiteindelijk alleen maar om geld, geld en nog eens geld. Het is één dans om het gouden kalf. De kerken lopen leeg, de secularisatie heeft z’n miljoenen verslagen, maar is daarmee de religie verdwenen?

De oude god Mammon is triomferend uit zijn as herrezen, als die ooit verdwenen is – de hardnekkigste god aller tijden. Jezus stelt zijn hoorders voor de ultieme keuze: God of de Mammon. ‘Mammon’ heeft taalkundig het woord betrouwbaarheid in zich, maar schijn bedriegt.  Alleen de God van Israël is te vertrouwen.

Is dat wellicht kenmerkend  voor de moderne tijd – en meer verborgen onder het vernis van kerkelijk geloof van alle tijden – dat we ja en amen zeggen tegen de Mammon? Een geloof dat  in alle openheid, vrijmoedigheid en zonder schaamte beleden wordt in het neoliberalisme, dat de wereldwijde religie is geworden. Is het niet veelzeggend dat ‘Atlas Shrugged’ van Ayn Rand, de bijbel van het neoliberalisme, nog steeds na de Bijbel het meest verkochte boek is in de VS? Dit denken werd grondslag en horizon van niet alleen de bankenwereld en de politiek, maar zeker ook van de topsport.

 

De topsport is één grote offercultus aan de Mammon, van wie iedereen hoopt dat hij  steeds meer geeft, maar die nog meer blijkt te nemen. Ze zaait verwoesting en ongelijkheid, zaait en oogst naast aanbidding en verwondering ook verwarring en wanhoop.

In de voetbalwereld zijn de prijzen bij voorbaat al verdeeld tussen de geldgrootmachten – met Leicester als uitzondering die de regel bevestigt. De anderen zijn overgeleverd aan de luimen van al dan niet Chinese, Russische, Arabische en Thaise suikerooms.

 

Het hele dopingprobleem is terug te voeren tot de hoogmis voor Mammon, die begon met de invoering van de ‘professionalisering’. Dat is vooral bij het wielrennen goed te zien. De eerste dopingdode viel al eind 19de eeuw. En het verkopen van wedstrijden is al decennia schering en inslag.

Ooit sprak ik als medewerker van Langs de Lijn uitgebreid met Wim van Est, op een mooie zomerdag in de tuin van zijn fraaie villa in St. Willibrord. Zonder gène sprak hij over het regelen van uitslagen, vooral in de criteriums, en het dwarszitten en dus broodroof van hen die aan het systeem van wheelen en dealen niet mee wilden doen. Om zijn pols zag ik een oude Pontiac. “ Is dat het horloge dat nog liep na uw spectaculaire val?”, vroeg ik. In zijn sappig West-Brabants antwoordde hij grijnslachend: “Natuurlijk niet, die was ook kapot; deze heb ik toen daarna gekregen voor de bekende reclamestunt”.

De oppergod van de topsport is dus bekend. Daaronder en daarbinnen kent elke vorm van sport weer zijn eigen goden, rites en erediensten. Met hun eigen koningen, profeten, priesters, volgelingen, zo u wilt kerkgangers. En daar weer binnen weer diverse ‘kerkgenootschappen’ met de trekken van sektarisme: waarheidsabsolutisme, fanatisme, eigen ‘theologie’ en missionaire gedrevenheid.

Neem nu het voetbal, waar ik het meest mee heb en van wie ik zelf  ook een ‘belijdend lid’ ben, specifiek van de Ajax-gemeente, het nog altijd grootste en succesvolste sportieve ‘geloofsgenootschap’ van ons land.

Van de ronde god van het voetbal zeggen de profeten dat je die vooral het werk moet laten doen. De kleedkamer is het heilige der heiligen, alleen toegankelijk voor de priester-spelers en de coach als hogepriester. Het heilige is de grasmat. Die mag een leek nauwelijks betreden.

Ik weet nog goed dat ik voor het eerst op de uitstekende grasmat van De Meer mocht komen, onder leiding van Ajax’ beste en trouwste assistent-trainer ooit, Bobby Haarms. Hij zei: “Nu mag jij heilige grond betreden, besef dat wel?” En in een documentaire die ik met Rimko Haanstra maakte over hem zei hij over hetzelfde stadion: “Als je hier binnenkomt is het net alsof de Heilige Geest over je komt.”

Ik heb zelf de gang naar De Meer vergeleken met de kerkgang in mijn geboortedorp Huizen: de Amsterdamse Middenweg als de Kerkstraat waarop allen samenkomen op weg naar het heiligdom. Nog immer geeft een gang naar het stadion, nu al weer jaren de Arena, een apart gevoel, een tinteling van verwachting en hoop, van geloof of twijfel over de afloop, al naar gelang de grootte van de tegenstander. En de tribunes stromen vol als de voorhof van de Jeruzalemse tempel, als de banken en galerijen in de Huizense Oude Kerk. En daar klinken de liederen en daar komen de spelers uit de catacomben als de kerkenraad uit de consistoriekamer. En daar zitten wij, de aanhangers. In geloof in het team, in de hoop op overwinning, in liefde voor jouw ‘priesters’ om het wonder van het kale niets van een 0-0 te transsubstantiëren tot een klinkende zege.

Al weer heel lang gaat het over de houdbaarheid en waarde van de ‘Hollandse School’ en bij Ajax draait het om het Plan Cruijff. Belijdenisgeschriften! Met de daarmee samenhangende interpretatie: de theologie van het voetbal. Een debat, gevoerd door binnen- en buitenstaanders. Tot geschillen en verscheurende schisma’s aan toe!

Zelf heb ik als lid van de ledenraad van zeer nabij meegemaakt, hoe de revolutie van Cruijff slachtoffers maakte. Bekwame mensen, ook met een Ajax-hart, werden achteloos en genadeloos weggewerkt, terwijl anderen juist in blinde aanbidding het voormalig wonderkind uit Betondorp staafden in de goddelijke status waarin hij zelf al eerder was gaan geloven. Ik heb getracht me te verzetten tegen de revolutie die meer terreur bevatte dan fluweel. Vroegere vrienden verklaarden mij hun vijandschap. In die periode is mijn jeugdheld in mij al gestorven en kon ik niet voluit en van harte meedoen met de in memoriams die het karakter kenden van een heiligenverering, sterker nog : alsof Nietzsche’s uitroep ‘God is dood’ nu pas werkelijkheid was geworden.

En wat voor het voetbal – misschien in extremis – opgaat, geldt voor alle andere sporten. Maar zijn het geen schijndiscussies, waar de oppergod om glimlachen moet? We dansen allemaal rond het gouden kalf van de Mammon die regeert, en wel met vaste hand. En iedereen draagt eraan bij. Ik ook, door te blijven komen en deel te nemen aan de eigenlijke eredienst. Of niet te kunnen komen, omdat het hele competitieprogramma bepaald is door wat eraan verdiend kan worden, door de clubs, door daarachter de grote jongens van de media en sponsors, door de Fifa, Uefa en hun bobo’s.

Die gevangenschap in een systeem, zoals ook in de bankwereld door Joris Luijendijk duidelijk aangetoond, zag ik terug in de discussie die ontstond door de apengeluiden vanaf de ADO-tribune richting Riechedly Bazoer. Iedereen verwees naar een ander of andere instantie om iets te ondernemen. Vooral journalisten wisten precies wat de club of de scheidsrechter of de KNVB of de overheid moest doen, maar niemand die op het idee kwam zelf een daad te stellen.

Wat als de media zouden besluiten geen aandacht aan wedstrijden van ADO te besteden? Zoals de ARD deed na de onthulling van dopingschandalen op grote schaal in het wielrennen en besloot geen verslag te doen van de Tour de France. Natuurlijk doen de media dat niet, want dat kost hun geld en maakt ze dief van eigen portemonnee.

Mart Smeets is hevig aangevallen op zijn ogenschijnlijke rol als vriend van Armstrong in plaats van die van hardnekkig doorgravende journalist. Misschien terecht, maar wie wijst naar een ander, wijst ook naar zich zelf. Echter die ene wijzende vinger wordt priemend gezien, maar die paar naar je zelf worden gemakshalve vergeten. Ik was geen verslaggevend journalist; ik makkte persoonlijke items, rommelde maar wat aan in de marge, in het randgebeuren. In gesproken columns voor Radio 2 heb ik vanuit Atlanta (Olympische Spelen) wel de duivelse kanten van de topsport gehekeld, maar het waren niet meer dan speldeprikjes. Het probleem is dat de meeste sportjournalisten ook liefhebber zijn en ook helden kennen en dat zo een coterie ontstaat van bewondering en vriendschap en kritisch doorvragen een innerlijke blokkade kent. Het zijn ook ‘kerkgangers’ en het is een heerlijke wereld om in te werken. Hulde dus voor mensen als David Walsh, die er gelukkig ook in ons land zijn.

De Uefa worstelt al heel lang met een Financial Fair Play, maar komt het van de grond? In Qatar – op zich al een corrupte keuze – vallen nog steeds slachtoffers bij de bouw van de stadions voor het WK van 2022. Zal het tot een boycot komen? De vraag stellen is hem beantwoorden.

Ik moet regelmatig denken aan diegenen die bij de beslissing om over te gaan op (semi)professioneel voetbal in ons land in 1954, die waarschuwden voor het bederf van de sport vanwege de rol die geld zou krijgen. Hun stem werd honend weggewuifd. Maar waren het geen profetische stemmen?

Toen de Champions League werd ingevoerd sprak Louis van Gaal van een door geld verworden sportief gedrocht. Hij heeft volkomen gelijk gekregen. Zelfs bij het conflict binnen Ajax rond Cruijff had ik sterk het vermoeden dat niet clubliefde, maar geldliefde in het geding is.

Vaak stel ik mezelf de vraag: moet ik nog  meedoen aan deze dans, aan het ‘kijk maar, je ziet niet wat je ziet’?

Mijn vader, die niet zo kerks was, vroeg het me wel eens: kun je de liefde voor Ajax wel rijmen met je keuze voor het predikantschap?

Een ongemakkelijke vraag, nog steeds. Maar wel een terechte. Ik ben gek van voetbal (en van meer sporten), hartstochtelijk fan van Ajax, een virus juist opgelopen door mijn vader van wie ik Essoplaten kreeg in 1958. Op de plaatjes vond ik het Ajaxshirt het mooiste – en we woonden in de buurt van de fascinerende stad Amsterdam, met dat geweldige Artis. Regelmatig zat ik bij pa op de vrachtwagen en reden we naar Amsterdam, waar hij me wees op De Meer: “Kijk ,jongen, het Ajaxstadion.”

Dat virus krijg ik er niet uit(-gebeden) en toch prangt ook steeds de vraag van Jezus: je kunt niet God dienen en de Mammon. Ga er maar aan staan, zeker met een geweldige sportzomer voor de deur. En ik zal kijken en veel kijken, maar ook zien, wat ik niet zie?

Politieke leegte en armoede

Terecht knikkerde IJsland het Engelse elftal uit het EK-toernooi. Hulpeloos gedraaf,als kippen zonder kop, een coach die geen idee had wat te doen, een Rooney die even ontredderd toonde: leegte en armoede. Een ware afspiegeling van de politiek van het eiland. Vol bravoure het volk opzwepen tot een Brexit of wanhopig manen tot een blijven. Dat volk stemt, blijkt intens verdeeld, met een 4 procent meerderheid voor Brexit en dan ogen en tonen de leidende politici zich als de inmiddels afgetreden Engelse bondscoach en als de zwalkende Rooney. Klaar ben je met zulke leiders. Maar weet de rest van Europa nu wel wat men wil? Lag er een plan B? Ik vrees van niet. Zal er nu wel eensgezindheid komen, die men beschamend ontbeert wat betreft de vluchtelingen? Referenda zijn in mijn ogen ondingen, zeker waar het zulke grote vraagstukken betreft als onderhavig, zeker als de consequenties er van ongewis zijn en ook niet goed doordacht en uitgelegd door de politiek verantwoordelijken. Want dan gaan mensen stemmen met andere motieven , om andere redenen. Het wordt – hoe helder de keuze lijkt – te vaag, te abstract. Uit zich zelf weet de meerderheid nauwelijks van de hoed en de rand en dus worden emoties leidend en dat is funest voor de politiek en haar besluitvorming. Dan zegeviert populisme en dat is meer de onderbuik van het volk dan een ware stem des volks. En dat is waar populistische partijen van leven: zij herkauwen wat zich in de onderbuik van het volk bevindt, nadat ze die eerst gevoed hebben met het voer van irrationaliteiten, emoties en driften met de schijn van redelijke argumenten, met brallende beloften. In ons land niet alleen Wilders, maar ook in zekere mate de SP en nu ook DENK. In de Dagboeken van Miskotte, het deel van tussen 1930 en 1934, lees ik onder vrijdag 3 juni 1932 over “de brallende beloften van Hitler c.s.”: “En hij zal winnen, noodzakelijk! Niet omdat hij duitse, laat staan europese oplossingen weet, maar omdat de massa vraagt om verlossing uit elke verantwoordelijkheid”. En Miskotte voegt daar een gedichtje van Leopold aan toe:

“O de verzuchting om mijn medemenschen                                                                                                  die altijd weer met stumperig aangeleerd                                                                                                    overwichtveinzen moeten geregeerd                                                                                                              en zulks ook zelf het liefste wenschen”      

Dit lijkt me typerend ook voor onze tijd: een verlost willen worden uit verantwoordelijkheid. De politici moeten het voor ons oplossen, dat wil zeggen alle lasten wegnemen en ons alleen de lusten. Populisten voelen dat haarfijn aan en brallen hun beloften en het volk gaat met graagte achter hen aan als achter de rattenvanger van Hameln. Dat is de leegte en armoede van onze tijd. Gevaarlijke leegte, want explosief en gevaarlijke armoede vanwege een belofte van gouden toekomst, van een volvette worst.             

 

VPRO en de vooruitgang

Al weer een tijdje hoor je op de radio tussen de programma’s door een spotje dat begint met het geluid van een groep dieren. In het begin had ik trouwens niet door dat het dieren waren, het konden net zo goed rare toeters zijn, maar nu denk ik dat het schapen zijn. dan volgt de stem van Roel Bentz van de Berg die ons oproept ons niet te laten leiden, maar te laten gidsen en wel door de VPRO-gids. Met als argument dat de VPRO ons naar de vooruitgang brengt. 

Ik vind het maar een raar spotje. Misleidend ook. De VPRO wil ons van kuddedieren in het algemeen tot volgelingen maken van haar zelf. Tot kuddedieren van de VPRO dus. want wat is het verschil tussen leiden en gidsen? Zoek in Van Dale onder gids en gidsen en in alle definities valt het woord ‘leiden of leider’. 

Ik ben zelf reisleider geweest bij de OAD en ik ben het soms nog en binnen dat leiden valt ook gidswerk. Niet altijd. Soms huurde en huur je gidsen in op specifieke plekken, in bepaalde steden. Je zou kunnen zeggen dat gidsen je binnenvoeren in een nog onbekende of  weinig bekende wereld, een weinig of onbekend verleden en heden. De reisleider zorgt voor het goed verloop van het geheel. 

Laten we er van uitgaan dat de VPRO bovenstaande ook met gidsen bedoelt. Dat het om specifieke inhoud gaat, om ontdekking en herontdekking. Wat is dan die grazige weide waar ze ons naar toe leidt? De vooruitgang! Maar wat is dat dan, waaruit bestaat die dan? Het is een woord, een holle abstractie. Het betekent op zich niets. Objectief gesproken gaan we per definitie vooruit, een terugkeer naar het verleden is onmogelijk dan alleen in een nostalgisch sentiment en in melancholie. Natuurlijk je kunt in het verleden blijven hangen, in een verleden trachten te leven, zoals sommigen doen, met kleding en inrichting uit een bepaalde periode, maar ook zij blijken wel een mobiel te hebben  en een computer en even zo goed verloopt ook hun leven van de wieg naar het graf. De VPRO bedoelt natuurlijk uit te drukken dat zij een progressieve omroep is, een moderne omroep. Maar dat betekent ook nog niets. Ga je dan mee met alle modieuze trends, in alle technische vernieuwingen? De VPRO stond altijd bekend om de vrijheid voor eigen keuzes, dwars tegen de tijdgeest in.  Dat niet alle vooruitgang ook vooruit-gang is. De VPRO heeft nog prachtige programma’s, zoals die reisprogramma’s. Maar wat heeft dat te maken met de vooruitgang? Op de radio speelt de VPRO nauwelijks een rol meer. Parels als OVT en Argos zijn gelukkig gebleven, literatuur en kunst zijn naar de nacht verbannen. Maar wat heeft dat met vooruitgang te maken? In de VPRO- gids staan prachtige artikelen, maar wat vooruitgang? De VPRO was ooit koploper van de nieuwe media. Niets meer van te merken. De VPRO  bleef binnen het in mijn ogen failliete bestel, hobbelt keurig mee en heeft zich naar de marge laten verdringen. Niets vooruitgang, hooguit : blijmoedig voorwaarts en dat is al heel wat en wellicht (soms) genoeg. 

Daar komt nog iets bij. Een goede gids verleidt. Niet alleen met wat hij te vertellen heeft , maar ook hoe. Welnu, Roel Bentz van de Berg is een aardige en bekwame oud-collega, maar zijn stem is die van een doodgraver, een boodschapper van onheil. Het doet me denken aan ouderwetse hel-en-verdoeminis-dominees. Ik hoop dat ik zelf verleidelijker klink. In elk geval vind ik het geblaat van schapen mooier. Dat ontroert me, maakt me wee, de stem van Roel schrikt me af en verleidt me niet om een abonnement te nemen.

Volgens Van Dale is de etymologische oorsprong van het woord gids ‘gadzo’, een woord uit de taal van de zigeuners en betekent het oorspronkelijk een vrouw die als spionne optreedt. Dat vind ik wel een prachtige omschrijving van wat een gids zou kunnen zijn: iemand die de wereld verkent om te zien of er een uitgang is, voor- of achteruitgang, uit de misère. wat ook de functie is van een ware herder, zoals in ps. 23 verwoord. Dat zou de VPRO kunnen zijn: een deur naar een andere werkelijkheid, bevrijdend, met een ander zicht, met andere ogen en oren. En eerlijk gezegd dat doen veel van hun programma’s ook. Zouden ze dan dat met hun spotje bedoelen? Maar mag dat dan a.u.b. met een verleidelijker stem?

Bij Antwerpen

1. Eerste Pinksterdag

Na de Pinksterviering, waarin we een jonge asielzoekster uit Koerdisch Iran mochten dopen, met de vrienden Fieke, Rob en Ronald naar Fort Liefkenshoek, verscholen gelegen in het immense havengebied van Antwerpen aan de linkeroever van de Schelde. Het fort werd in 1579 op last van de magistraat van Antwerpen gebouwd tegenover het Fort Lillo, aan de rechteroever. In juli 1584 kwam het fort in Spaanse handen, maar in april 1585 weer in die van Antwerpen. Maar in augustus van dat jaar viel het doek voor Antwerpen, maar bleef het fort wel in de greep van de Noord-Nederlandse opstandelingen. In 1614 werd het vernieuwd en bij de Vrede van Münster werd het fort officieel erkend als bezit van de Republiek en zo had deze (met Lillo) greep op de Schelde en kon het een financiële barrière in stand houden, zeer ongunstig voor de handelspositie van Antwerpen. In 1747 namen de Fransen het tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog in, maar bij de Vrede van Aken een jaar later werd het toch weer aan de Republiek toegewezen, maar in 1786 moest ons land het tengevolge van het Verdrag van Fontainebleau afstaan aan de Oostenrijkse Nederlanden, het latere België. De Fransen bezetten het tussen 1794 en 1814 en breidden het fort uit, met een kruitmagazijn en een halfcirkelvormige bomvrije kazerne, met 12 kazematten. Die vorm heeft het in gerestaureerde staat nog. Na de Franse tijd was het fort tot 1839 eigendom van het Koninkrijk der Nederlanden.In 1894 hield het op te bestaan als vestingwerk en werd het tot 1952 een hospitaal van de quarantainedienst. Het deed daarna nog dienst als vakantieoord van het Belgische leger, in 1980 werd het aangekocht door de gemeente Beveren. Nu bevat het een aardig bezoekerscentrum, met informatie over de geschiedenis van het fort en de streek, over vissers en boeren en over de dijk rond het fort geeft een wandeling een mooi zicht op de Schelde en de bedrijvigheid van de Antwerpse haven. We waren bepaald niet de enige die het fort bezochten. Maar nog drukker was het in Doel, onze volgende halteplaats. Door het grotendeels onbewoonde dorp bij de kerncentrale, met z’n dichtgetimmerde huizen, veel beklad en soms van fraaie graffiti voorzien liepen veel ‘ramptoeristen’ rond. Ik was er vaker geweest, mijn vrienden nooit, vandaar. Een modern café floreert nog en in de statige RK kerk worden nog steeds missen opgedragen en onder vaak monumentale graven rusten de dode dorpelingen van weleer. Onze derde stop betrof Fort Lillo, waar nog gewoond en gewerkt wordt. Dit fort werd als schans gebouwd op last van Willem van Oranje ter verdediging van Antwerpen tegen een Spaanse aanval. De geschiedenis loopt verder parallel met die van Liefkenshoek. In het kerkje worden zo nu en dan nog Protestantse diensten gehouden en een etablissement is genaamd naar onze Vader des Vaderlands. Het fort-dorp kent een uitgebreid Poldermuseum, alleen op zon- en feestdagen open en zeer de moeite van een bezoek waard. het vertelt alles over de politieke, sociale, economische en culturele geschiedenis van de dorpen die ten gevolge van de bouw en gigantische uitbreiding van de Antwerpse haven en bedrijven, zoals BASF moesten verdwijnen. Het is met veel documentatie en voorwerpen en complete inrichtingen (schooltje, douanekantoor, winkeltje, café o.a.) ingericht in een sfeer die je echt terugvoert naar vijftig jaar geleden en vroeger. Een totaal niet gelikt museum, waarvoor slechts 2.50 of 2 euro toegang gevraagd wordt. Op het terras van een ander etablissement denken we een verkwikkend glas , alvorens ons te goed te doen aan de biefstuk van eigen rund in de Leeuw van Vlaanderen, de 140 jaar oude herberg tussen Zandvliet en Ossendrecht.

UnknownUnknown-1  Liefkenshoek

220px-Fort_Lillo_(Atlas_van_Loon)130px-Lillo_Kerk   Lillo

 

Tweede Pinksterdag

De laatste etappe van de Ronde van Vlaanderen, een prachtige wandelroute, die start op de linkeroever van Antwerpen bij de Annatunnel en daar ook eindigt. Jaren hebben we er over gedaan, telkens tijdens weekenden. Door mijn knieoperatie heeft het ook lang stil gelegen. Maar nu konden we het rond maken. De start was in Bazel, een dorp met schilderachtig plein rond een Middeleeuwse kerk en in de schaduw van het immense kasteel Wissekerke. Het dorp kent al een heel vroege bewoning uit het neolithicum, daarna woonden er Kelten, de Romeinen vestigden zich rond de Barbierbeek, die de grens vormt met Kruibeke. Wij liepen over een diepe door oude platanen omzoomde laan achter het nieuwe Bazel langs en staken de vernieuwde brug over genoemde Beek over en sloegen langs een houten kruis het weelderig landschap van bonkige weilanden, struweel en bosschages in,  langs bermen die uitbundig bloeiden van fluitenkruid , boterbloemen, werden door dikbillen en rood-bontvee begroet en aaiden een slanke bruine merrie, met haar nog rankere jongensjong, die merkwaardig genoeg de baardharen vertoonde van een oude grijsaard. Eeuwenoude hoeven, een oude taveerne met de mooie naam Den Voermans Rust, om Kruibeke heen, ooit een gehucht van Bazel en nu vele malen  groter dan het moederdorp. We stapten Burcht binnen,een dorp gegroeid uit een kasteel van de Gallo- Romeinse tijd en legden de laatste kilometers af langs de Schelde in schitterend zonneweer. We staken de Kennedy-tunnel over en kwamen uiteindelijk waar we ooit begonnen. Op een terras beloonden we ons , enigszins melancholisch gestemd, met een koel glas gerstenat ( de mannen) en witte wijn ( de vrouw in ons midden). Toen ik nog in Hoogerheide woonde sloten we een weekeinde Vlaanderen vaak af met een maaltijd in Kwantung, een prima Chinees in het dorp. Later werd dat de Leeuw van Vlaanderen. Nu besloten we toch weer het afscheidsmaal te genieten in Kwantung. Met groot genoegen en voldaan uitziend naar het volgende wandelproject.