Terwijl ik de eerste slok van de bestelde koffie neem, gaat in het huis tegenover het terras waar ik zit knarsend een raam open in de bovenste verdieping. Er verschijnt het gerimpelde hoofd van een dame die haar hoge leeftijd nog wil verbloemen door haar haar te zwarten en haar lippen zwaar rood te stiften. Spiedend kijkt ze rond. Als ze haar hals zou rekken naar rechts zou ze nog net de achterkant van de imposante slotkerk van het schilderachtige stadje waar ze woont kunnen zien. Misschien is ze er wel gedoopt, misschien komt ze er nog wekelijks. Ik kom er net vandaan.
Meisenheim, dat is het stadje , waarin de hoger gelegen slotkerk domineert. Meisenheim am Glan, waarvan het water , bruin van het meegevoerde zand van de heuvels, na de hevige regenval, hoog tegen de kaden klotst. Meisenheim in de Hunsrück, waar die schitterende serie van Edgar Reitz, Heimat, zich afspeelt en ook opgenomen is. Voor de regisseur refereert de titel niet alleen naar zijn eigen geboortegrond, maar staat het voor een andere wereld, waarin we ons als mensen ‘thuis’ voelen en weten, waarnaar we verlangen. Het staat voor ‘ deze wereld Anders’, naar wat de Bijbel het Koninkrijk Gods noemt. En zijn kerken niet de plekken, waar dat zondag aan zondag verkondigt mag en moet worden? En is dat ook niet eeuwen gebeurd, tot de dag van vandaag, in alle toonaarden, met alle misslagen, zoekend en tastend, gebrekkig en gebroken in die laatgotische slotkerk, waarvan de bouw begon in 1479 en in 1504 voleindigd werd?
Om het plateau waarop de kerk ligt loopt de Glan, die al in de 10e eeuw rond een voorganger van de kerk stroomde en rond het er naast gelegen kasteel van de Graven zu Veldenz, die er tot halverwege de 15e eeuw resideerden, waarna tot eind 18e eeuw de Hertogen van Pfalz-Zweibrücken er de scepter zwaaiden. Zij gebruikten het slot achtereenvolgens als residentie, nevenresidentie en als weduwenverblijf. Het slot ligt nog immer naast de kerk in de vorm , zoals de dochter van de Engelse koning Georg III, gehuwd met de landgraaf van Hessen-Homburg, dan eigenaar van Meisenheim, het in de 19e eeuw tot zomerresidentie liet ombouwen. Tegen het plateau van kerk en burcht is het stadje opgebouwd, met nog talrijke stokoude huizen, diversen van voornaam niveau, in soms prachtige kleuren en in het fameuze vakwerk, een adequate term, want dat is het ook als het de eeuwen trotseert. Aan de oever van de Glan werd al gewoond in de keltische en romeinse tijd. Dat geldt voor de hele Hunsrück, een laaggebergte met weidse uitzichten, begrensd door de Rijn in het oosten, de Moezel in het noorden, de Nahe in het zuiden en de Saar in het westen. Een vulkanisch gebied, waar edelstenen werden gewonnen en tot 1950 vooral leisteen. Waar – vaak steil omhoog – ettelijke wijngaarden bloeien en o.a. de Spätburgunder leveren. Waardoorheen van Saarburg tot Koblenz de Hunsrückhöhenstrasse loopt en van Trier tot Bingen (Hildegard!) de zogeheten Via Ausonius, een Romeinse heerweg, liep.
De torenklokken slaan luid het elfde uur over het dromerige stadje, terwijl tegenover me twee inwoonsters elkaar ontmoeten, de een op de fiets, de ander te voet. Ze voeren gesprek in gebarentaal.
In 1523 wordt in de slotkerk de RK liturgie vervangen door de Lutherse. Een vroege overgang. Dat heeft alles te maken met het gebied waartoe Meisenheim politiek behoort, de Pfalz. In die tijd was Heidelberg daarvan de hoofdstad, waar de keurvorst zetelt in een machtig en voor die tijd modern kasteel. In 1518 bezocht Luther de stad al om zijn 95 stellingen te verdedigen. Hij ontmoet er studenten die zelf bekende hervormers werden, zoals Martin Bucer. De toenmalige keurvorst Lodewijk V bleef zelf weliswaar katholiek, maar legde de reformatie geen strobreed in de weg, ook niet na de Rijksdag van Worms, waar Luther in de ban werd gedaan. Zodoende kon het lutheranisme zich gestaag verbreiden onder de bevolking. Dat tolerante beleid wordt nog actiever voortgezet onder Lodewijks opvolger Frederik II die zelf zich in 1545 bekeert tot de nieuwe leer. Na zijn dood in 1556 wordt hij als keurvorst opgevolgd door zijn neef Otto Hendrik, die drie jaar later al ook zijn laatste adem uitblaast en in zijn plaats bestijgt de keurvorstelijke troon de man aan wie we de Heidelberger Cathechismus te danken hebben. In de discussie tussen lutheranen en calvinisten kiest hij partij voor laatstgenoemden. Zijn tweede echtgenote is een Nederlandse, Amalia van Nieuwenaar-Alpen, eerder gehuwd met Hendrik van Brederode, een van de edelen die in 1566 het beroemde Smeekschrift aanbood aan Margaretha van Parma.
Terwijl ik deze kennis opduikel uit verworven materiaal, is mijn kop koffie leeg en heeft het kleurrijke oudje zich weer teruggetrokken in haar bovenwoning. Ik bestel nog een koffie en bekijk de foto’s die ik in de slotkerk heb gemaakt. Het is een hallenkerk met drie schepen en een machtige, rijk versierde toren, breed van onderen en in geledingen taps de hoogte in stuwend. Stervormige ribgewelven, een rococo-kansel en een Stumm-orgel uit de 18e eeuw. Ruim en intiem tegelijk voel je er direct thuis. In de kerk liggen diverse hertogelijke en grafelijke vorsten begraven. Uitgebreide stambomen zijn op een plaquette te lezen. Zorgvuldig lezend ontdek ik dat er een Oranje tussen zit! En wel een dochter van Willem van Oranje, uit zijn huwelijk met Charlotte de Bourbon. Ze staat als Amalia van Nassau vermeld, maar googelend vis ik uit dat ze officieel Emilia heet, met als toevoeging Secunda (de Tweede) Antwerpiana, ter onderscheid van haar oudere halfzuster met dezelfde naam en omdat ze in Antwerpen geboren werd, 9 december 1581. Ze wordt opgevoed door de vierde echtgenote van Willem de Zwijger, Louise de Coligny en trekt met haar oudere zuster Luise Juliana mee naar Heidelberg , nadat deze gehuwd was met keurvorst Frederik IV. Daar ontmoet ze Friedrich Kasimir, paltsgraaf van Zweibrücken-Landsberg, die ze op 4 juli 1616 haar ja-woord geeft. Deze paltsgravenfamilie was een aftakking van de hertogen van Pfalz-Zweibrücken, op hun beurt weer een zijtak van het beroemde Beierse Huis Wittelsbach. Of overigens Emilia Secunda in de kerk begraven ligt is me niet helemaal duidelijk. Zij stierf op 28 september 1657 op al heel lang tot een ruïne vervallen slot Landsberg.
Bij het verlaten van de kerk valt me een grote langwerpige bronzen plaquette op met de beeltenis van Ulrich Zwingli. Eronder een tekst die door duisternis in het portaal moeilijk te lezen is. Gewend aan het schaarse licht verneem ik dat van 21 tot 23 september 1529 de Zwitserse kerkhervormer (1484-1531) op het slot verbleef. Vandaar reisde hij af naar Marburg voor een gesprek met Maarten Luther en nog acht andere hervormers. Op 3 oktober 1529 ondertekenden de tien gespreksdeelnemers de Marburger Artikel “welche den Auspunkt für Beratungen bildeten die zur gemeinsamen evangelischen Bekenntnisgrundlage führten mit dem Ziel die Einheit der Christen zu verkündigen”.
Het staat er mooi en hoopvol geformuleerd, op deze plaquette, aangebracht tijdens het Reformatiefeest van 1979. Het was landgraaf Philip van Hessen die de twee kerkhervormers bij elkaar bracht om vooral hun diepgaand meningsverschil aangaande de betekenis van het Avondmaal bij te leggen. Luther komt met 15 artikelen, waarvan de laatste die over het gewraakte leerstuk. En dat formuleert nu juist dat ze het eens zijn dat ze het oneens zijn hierover. Alle veertien andere artikelen geven geen problemen. Ofschoon die ook na het uiteengaan van de tien deelnemers verschillend worden geïnterpreteerd. Philips hoop op eenheid, ook als grondslag voor een politiek bondgenootschap, slaat de bodem in; de artikelen krijgen nooit officiële geldigheid. Het blijft hangen in hoop, tot de dag van vandaag.
Meer dan hoopvol is de inzet van de huidige ‘Evangelische’ kerkgemeenschap voor de vooral in Duitsland toegestroomde vluchtelingen. Merkels adagium – wir schaffen das – wordt serieus genomen. De hele week door organiseert de kerk bijeenkomsten voor vluchtelingen, voor mannen en vrouwen gezamenlijk en apart, voor kinderen en jongeren. Er zijn taal- en inburgeringscursussen, er is sociale hulp, er worden maaltijden georganiseerd en alles wordt gecommuniceerd in het Duits en het Arabisch.
Meisenheim, rijk aan verleden, maar ook rijk aan inzet en oog en oor voor noden in het heden.