Daar nestelt de pijlslang, legt haar eieren, broedt ze uit en koestert ze in de schaduw; ja, daar verzamelen zich gieren, de een bij de ander.
Jesaja 34: 15
Al de eerste keer dat mijn ouders mij meenamen naar Artis werd ik het meest getroffen door de gieren, van welke soort dan ook. Dat is nog steeds zo. Voer voor psychologen! Het liefst zou ik na m’n dood mijn lichaam hun veil willen geven, naar de Zuid-Amerikaanse indianentraditie in de Andes. Het zullen echter wel de wormen worden. In de Bijbel behoren de gieren tot de onreine dieren. Ze zijn niet koosjer. En als zodanig treden ze op in Jesaja 34. Gieren zijn overigens zeer nuttig: het zijn aaseters.
Tegenover de redding van Jeruzalem in hoofdstuk 33 staat de profetie van de ondergang van de krachten en machten die de vrede van het Godsrijk in de weg staan, samengebald in Edom. In bloedige beelden wordt de vernietiging ervan geschilderd. Edom zal plaatsmaken voor een wildpark, waarin doornstruiken en distels opschieten, jakhalzen en wilde honden rondspoken, gifslangen vrij spel hebben. En waar een gierenkolonie gehuisvest is. Het Wereld Natuurfonds zou er de vingers bij aflikken. Maar in de jesajaanse profetie is het teken van een onleefbare wereld. De Bijbel houdt er een eigen ecologie op na!
In ons land komt af en toe een vale gier binnen dwalen. Zie hieronder. Andere bekende Europese gier is de lammergier.