zoals een arend zijn broedsel wekt, over zijn jong heen en weer wervelt, zijn vleugels uitspreidt, het opneemt, het draagt op zijn wieken, zo leidde hem alleen de Ene, en geen vreemde godheid stond hem terzijde
Deuteronomium 32:11
De zeearend is definitief terug in ons land, broedt op verschillende plekken. Door zijn spanwijdte van twee meter niet voor niets ‘vliegende deur’ genoemd. Ook de visarend valt te spotten. Alle arenden zijn majestueus en daarom niet voor niets het wapen van menig vorstenhuis. En dan heten ze adelaar. Ook in de Bijbel is dat al te vinden: in Ezechiël 17 worden de koningen van Juda vergeleken met trotse arenden. Onlangs hoorde ik een preek over bovenstaande tekst en de voorganger had het ook steeds over een adelaar: dat klinkt stoerder, maar is feitelijk onjuist. Nu staat er in het Hebreeuws een woord dat je ook kunt vertalen met ‘gier’, als aaseter als onrein gezien. Maar ook een majestueuze vogel. Arenden en gieren nestelen hoog op ontoegankelijke rotsen. Ze loeren naar hun prooien op de grond en duiken daar met grote snelheid boven op. Vaak gebruikt als beeld van het naderen van een dreigende vijand, bijvoorbeeld in Deuteronomium 28. Maar in dit boek – en in Exodus 19 – komen we een andere, een vertederende kant, van de koningen der roofvogels tegen. Op een bepaald moment worden de jonkies het nest uitgestoten om te leren vliegen. Als het dreigt mis te gaan, komt de ouder, die boven hem zweeft, onder het jong door vliegen en vangt het met zijn vleugels op.
Dat beeld gebruikt de Ene zelf tegenover Mozes om zichzelf te typeren. Het volk Israël is uit Egypte (Angstland) gestoten, dreigde door datzelfde Egypte weer ten onder te gaan bij de Rode Zee, maar daar was de Ene als vangnet! Ook wij zijn het leven in gestoten, de vrijheid tegemoet. Maar die is en wordt steeds aangevochten. Als een arend zweeft de Ene mee om op het fatale moment onderdoor te komen en ons op te vangen. Hij alleen, aan een andere god heb je niets.
De Bijbel opent met het beeld van de aarde als woestheid en warboel, duisternis boven een oervloed, maar daarboven al de adem van God wervelend boven de wateren. Dat doet mij denken aan de arend die boven zijn jongen wervelt.De adem, geest van God is een majestueuze vogel: hoog, spiedend en razendsnel ter plekke indien nodig.