Wanneer hij de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen, en Aäron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen.
Leviticus 16: 20-22
De bekendste bok in ons spraakgebruik is de zondebok. Die wordt steeds gezocht. Om ons zelf, persoonlijk of als gemeenschap te ‘zuiveren’, d.w.z. op af te schuiven. Daar zijn we goed in. Het verwijst naar Leviticus 16, het hoofdstuk over de Grote Verzoendag, het jaarlijkse ritueel van ‘schoon schip maken’. De hogepriester speelt daarin de hoofdrol. Verzoenen is het herstellen van verbroken relaties. Er worden allerlei offers gebracht. Er is sprake van vier dieren: een jonge stier, een ram en twee geitenbokken. Het is de enige keer per jaar dat de hogepriester, in Leviticus Aäron, het heilige der heilige binnengaat met de kist met de twee stenen tafels, de grondwet van Israël en de verzoendeksel waarboven de wolk als teken van Gods tegenwoordigheid hangt. Met het vermijden van het uitspreken van de Naam – en dus Adonai i.p.v. JHWH – is dit een duidelijk teken dat wij niet over God kunnen beschikken en er geen privé-huisgod van kunnen maken afroepbaar op elk moment van de dag. Over de twee bokken wordt het lot geworpen. De een wordt geofferd, is voor de Ene en de ander is bestemd voor Azazel , zo staat in vers 8. Azazel is een onreine woestijndemon, waarin men toen geloofde. De bok die geslacht wordt vertegenwoordigt de onreinheid van het volk, wiens bloed voor en op het verzoendeksel wordt gesprenkeld. Onreinheid kun je vertalen als ongeschikt als zodanig om mens te zijn zoals de Ene heeft bedoeld en dat heeft altijd met broederschap, vriendschap, zuivere omgang met elkaar te maken. Het falen daarin tref je niet voor niets als eerste aan in de Bijbel in het verhaal van Kaïn en Abel. De tweede bok krijgt de handen opgelegd en daarmee de misse daden, de ongerechtigheden en die worden met de bok de woestijn ingestuurd. De ongerechtigheden zijn de concrete gevolgen van de ongeschiktheid. En zo wordt ritueel schoon schip gemaakt en een nieuw begin. Het is in mijn ogen een omissie dat de kerk zo’n dag van nieuw begin niet kent. Dat komt omdat de kerk de Verzoendag volkomen op Christus heeft betrokken. Hij is de ultieme zondebok en heeft in zijn dood het ultieme offer gebracht: zie m.n. Hebreeën 7:1 t/m 10:18. De profeten waarschuwden al tegen een vertrouwen in het offer als zodanig, een variant op het handen wassen in onschuld. Zoals de biecht vroeger: achter het gordijntje wat zonden oplepelen, een kleine penitentie en klaar was je weer! Het geloof in Christus als plaatsvervanger van de bok kan ook tot die gemakzucht leiden en ons vrolijk verder doen leven. Daarom lijkt het me goed om jaarlijks zijn betekenis op dat centrale punt te gedenken en vorm te geven.
Nog even dit: In Ezechiël 34 staat de bok symbool voor iets brutaals in tegenstelling tot het vreedzame schaap. Op dit beeld en op het scheiden van bokken en schapen bij het binnendrijven van de kudde de stal in, berust de gelijkenis van de scheiding in het einde der tijden bij Matheus (25:32.
Helemaal tot slot: in Friesland is een dorp dat Bontebok heet, behorend tot de gemeente Heerenveen en gelegen aan de Schoterlandse Compagnonsvaart, gevaren voor de afvoer van turf. In die vaart lag een sluis, waar Bontebok ontstond, met een periode wel vijf café’s, waarvan er een in 1683 al de naam ‘De Bonte Bok droeg. Met een uithangbord met de spreuk: “Een bok is een bok, een bok ben ik geheten. Menigeen is een bok maar wil het niet weten”. In dezelfde streek leefde en schilderde Jan Mankes, gehuwd met de eerste Nederlandse vrouwelijke predikant Annie Zernike. Onder zijn vele fameuze aansprekende werken die van een witte geit.