‘Wir mussen druk viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen’ werd of op 12 mei 1726 of op 4 mei 1727 voor het eerst uitgevoerd. De bijbellezingen voor die zondag zijn 1 Petrus 2: 11-20 en Johannes 16: 16-23. De cantate bestaat uit acht delen: sinfonia, koor, aria voor alt, recitatief voor sopraan, aria voor sopraan, recitatief voor tenor en duet voor tenor en bas en een slotkoraal. De tekstdichter en samensteller is onbekend, maar komt mogelijk uit de kring van Johann Ludwig Bach, een zoon van Johann Jacob Bach en een ver familielid van Johann Sebastian, die z’n hele arbeidzame leven als componist, violist, cantor en kapelmeester werkzaam was in Meiningen, waar hij in 1731 overleed. Zijn orkestmuziek is verloren gegaan, dankzij de grote Bach bleef zijn vocale werk grotendeels bewaard. In 1726 voerde deze in Leipzig naast 2 missen ook 18 cantates van zijn hand uit. Bachs cantate Denn du wist meine Seele (BWV 15) is waarschijnlijk van de hand van zijn verre verwant. De melodie van het slotkoraal is van Johann Schop (1595-1667), violist en componist te Hamburg, die ook de melodie leverde voor Wohl mir das zich Jesum babe en Jesu belikte meine Freude van de beroemde cantate 147.
Er is veel historisch onderzoek gedaan naar ontstaan en herkomst van deze cantate. Is hij wel van Bach? Of is het een bewerking van ander werk of van dat van anderen? Hoe het ook zij de kern van wat Bach wil zeggen met deze cantate is dat je alleen door intens verdriet heen tot gelukzaligheid kan komen. Bach schreef voor deze zondag ook de cantates Weinen, Klagen,Sorgen, Zagen (BWV 12) en Ihr werden wennen und heulen (BWV 103) met de zelfde strekking. Nota bene voor zondag Jubilate! De Bijbelpericopen van het rooster voor de zondag reiken deze zwaarmoedige weg aan. Het stralende van komt tot uiting in de aria voor sopraan, met een orgelsolo boven alles uit. In de aria voor alt horen we de contrabas zuchten slaken , de onontkoombaarheid van de ellende verbeeldend. Het duurt exact dertien maten, ook in Bachs tijd het ongeluksgetal; dat thema herhaalt zich vijf keer, symbool van het getal van het kwaad, de Satan, de slang. De appel als symbool voor de zondeval heeft als je hem opensnijdt en vijfpuntige sterfiguur! Het duet omschrijft Gert Oost als een klompendans, volgens hem overgenomen uit een eerder geschreven feestelijk wereldlijk werk. Het slotkoraal leverde Bach over zonder tekst; althans de afschriften er van die bekend zijn leveren ons geen woorden. Je mag het dus zelf invullen. De sinfonia en het eerste koor klinken ons bekend in de oren: het zijn bewerkingen van twee delen uit een concerto, waarschijnlijk eerst voor viool geschreven en later weer door Bach bewerkt voor klavecimbel en orkest.