In de bestuurskamer van De Toekomst, Ajax’ jeugdcomplex werd ik geïnterviewd voor het Ajax Clubnieuws. Ik zat met mijn rug naar de muur en had zicht door het grote raam op het veld en het hek er om heen. Ondanks dat ik me richtte met mijn blik en aandacht op de interviewer, Tijn Middendorp, al jaren eindredacteur van het blad, kon ik mijn ogen op gegeven moment toch niet afhouden van het veldhek. Recht tegenover me posteerde een kauwenstelletje. De zon scheen, nog niet uitbundig, maar voor de tijd van het jaar al best aangenaam. De twee kauwen in elk geval genoten daar zichtbaar van. Ze begonnen met elkaar te flikflooien, snavel in snavel, strekten hun vleugels, lieten die wapperen en begonnen zich zelf en uiteindelijk ook elkaar met hun snavels te vlooien. Het was zo’n vertederend tafereeltje dat ik m’n interviewer wel moest onderbreken om ook hem deelgenoot ervan te maken. Net apen die twee kauwen. De zon scheen, het interview verliep goed en dit was de slagroom op de taart: verend liep ik naar m’n auto en vrolijk reed ik huiswaarts.