Trouwe lezer Ton van Rijen maakte me attent op de in de Boekovina geboren zanger, bij ons nog steeds bekend als de vertolker van het lied ‘Ik hou van Holland’. Ton zet zich met z’n Roemeense vrouw Gabi al jaren in voor de van de oorsprong Saksische burchtkerken in het Roemeense Transsylvanië en de Boekovina maakte ooit onderdeel uit van Roemenië, thans van Oekraïne. Schmidt wordt op 4 maart 1904 in het dorpje Davidende geboren, toen de Boekovina deel uit maakte van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie, om het nog wat ingewikkelder te maken. Hij was kind van Joodse ouders en had twee oudere zusters. Hij bezoekt het gymnasium van Czernowitz, een stad dat een mengelmoes vormde van diverse culturen en volkeren: Roethenen, joden, zigeuners, Roemenen, Duitsers, Polen, Hongaren enzovoort. Het kwam hem later goed van pas. Schmidt maakte zich allerlei stijlen en talen eigen als zanger. Al vroeg sprak hij Duits, Roemeens en Jiddisch en in de synagoge zong hij Hebreeuws. De Joden maakten 13 procent uit van de bevolking van de stad. Er was een rijk joods cultureel leven, echter aan het eind van de 19e eeuw kende het ook de primeur van een pogrom. In 1919 wordt de Boekovina Roemeens en werd het Jiddisch met het Duits op scholen, in theaters en in kranten verboden. In 1925 vertrekt Schmidt naar Berlijn, tot groot verdriet van de joodse gemeenschap, omdat de jonge tenor zo prachtig zong in de synagoge. Sommigen verfoeiden zijn vertrek uit vrees dat hij in Berlijn zich wel meer op wereldlijke muziek zou storten. Berlijn was in die tijd dè culturele metropool van Europa, waar het bruiste en gistte. ‘Wie Berlijn veroverde, veroverde de wereld’, zo werd gezegd. Maar het was ook een stad die je kon opvreten, vermalen en uitspuwen. De directeur van het Berlijnse conservatorium was zo diep onder de indruk van de 21 jarige, dat hij hem onmiddellijk aannam als student zonder dat hij een cent hoefde te betalen voor de lessen. Wat hem zeer van pas kwam, want Joseph was armlastig. Een jaar lang oefende hij z’n midden- en lage register, het hoge register beheerste hij als een natuurtalent. Na die opleiding keert hij terug naar Roemenië om een 20 maanden durende dienstplicht te vervullen in Boekovina. Maar hij mag dat doen bij de militaire kapel. Als klein mannetje (1m 54) slaat hij er op de grote trom, voorwaar een ‘komisch’ gezicht. Uit militaire dienst komt hij in synagogale dienst in Czernowitz, tegen een vorstelijk salaris. Hij zingt er op de feestdagen en er komen voor hem vertegenwoordigers van Joodse gemeenten uit Antwerpen en Rotterdam om speciaal naar hem te luisteren en dat levert hem in januari 1929 een optreden op in de Belgische stad aan de Schelde. In 1929 is hij ook weer in Berlijn en ontmoet er de dan beroemde Nederlandse bariton, Cornelis Bronsgeest, die in Berlijn hoofd is van de muziekafdeling van Radio Berlijn. Hij is immer op zoek naar nieuw talent en ontdekt in Schmidt de nieuwe Caruso. ‘Die hoge C- heerlijk’, riep hij uit. ‘Ik wierp mij op de vleugel, greep het mannetje bij de schouders, boog mijn hoofd …het wás zo, die tonen kwamen uit hem, uit zijn keel, uit deze kleine mens, wiens hoofd nauwelijks tot mijn borst reikte. Wij waren met stomheid geslagen’. Joseph maakt zijn debuut voor Radio Berlijn op 18 april 1929 en is op slag beroemd en de toekomst lacht hem artistiek en financieel gul toe. Week in week uit zong hij vanachter de microfoon. Niemand zag hem, hij werd alleen gehoord en zo werd hij allengs een mythe. Geruchten dat hij kreupel zou zijn of getekend door vreselijke littekens of van koninklijke bloede en dat hij zich daarom niet in het openbaar vertoonde deden wild de ronde. Maar Schmidt was zo verlegen, dat hij bij een openbaar optreden een zenuwinzinking zou krijgen. En hij schaamde zich voor z’n postuur. Toch komt het er op 31 augustus 1929 eindelijk van: in het Grosse Schauspielhaus treedt hij op als de wondertenor Laredo in de revue De Drie Musketiers van Ralph Benatzky. Voor hem was een loopbrug boven het koor gebouwd, waarover hij zich vrij kon bewegen. De revue is een doorslaand succes, het is het gesprek van de dag, er verschijnen juichende recensies, maandenlang staat hij voor een uitverkocht huis. Nota bene in Berlijn met z’n moordende concurrentie van 40 theaters, 20 concertzalen en drie operahuizen. Schmidt wordt ook een ster op de grammofoonplaat en met 125 officiële opnames en 40 live-opnames met opera, operette, liederen, schlagers en geestelijke muziek wordt hij een van de meest beluisterde Duitstalige artiesten van zijn tijd. Per opname ontvangt hij drie- tot achthonderd Rijksmark, maar geld interesseert hem niet. Zijn oom Leo Engel, een broer van zijn moeder, wordt zijn belangenbehartiger, die een derde van zijn gage vangt; een derde houdt hij zelf, een derde stuurt hij naar zijn moeder. Wie geld nodig heeft, krijgt het grootmoedig van hem. De tijden veranderen echter drastisch, de bekende crisis slaat in Duitsland hevig toe, met een gierende inflatie van de Rijksmark als gevolg. Schmidt blijft optreden en geeft ook benefietconcerten. Hij treedt ook op in Wenen en in ons land voor de Vara-microfoon en daarna op meerdere plekken in Nederland. Op 5 juli 1936 zingt hij op de renbaan van Birkhoven bij Amersfoort voor honderdduizend Nederlandse fans tijdens een VARA-zomerfeest. Intussen heeft de film hem ontdekt. Hij zingt in de geluidsfilm Der Liebesexpress uit 1931, verkocht aan Oostenrijk en de Verenigde Staten (Engelstalig) en hij zingt in de muziekfilms Goethe lebt! en Gehetzte Menschen. Onder het nazi-regime wordt de laatste ‘gereinigd’ van joodse medewerkers. Zo wordt Schmidts stem vervangen door een orkest.
Als Hitler aan de macht komt is het met Josephs loopbaan in Duitsland gedaan. Nog eenmaal treedt hij begin 1933 op in de Wintergarten en een dag later voor de radio. Daarna wordt hem de toegang tot de studio’s ontzegd. Wel gaat in mei van dat jaar een nieuwe film met hem in de hoofdrol in première: Ein Lied geht um die Welt. Goebbels is er bij aanwezig en oordeelt de film als prachtig, alleen wordt Schmidt zelf afgekraakt. De Völkische Beobachter schrijft over hem: ‘Hij is te klein, de zanger, te lelijk. Maar hij is zooooo begááfd, zo edelmoedig, geen engel is zo rein. Maar niemand zegt en ieder ziet: het is een jood’. Een dag na de première vinden op de Opern Platz grote boekverbrandingen plaats. In december ’33 vlucht Joseph naar Wenen, zoals vele kunstenaars, intellectuelen, dissidenten, communisten en Joden. Dolfuss is aan de macht, wel fascist, maar anti-nazi en Schmidt ziet geen bezwaar om op te treden tijdens het nieuwjaarsconcert van Dolfuss’ partij. In Wenen neemt hij onder ons zo bekende Ik hou van Holland op voor de grammofoon. Het is een compositie van Willy Schootemeijer (1894-1953), die ook tekende voor de KNVB Mars. De B-kant van het plaatje bevat Een vissersleven. In 1938 na de Anschluss slaat Schmidt weer op de vlucht, eerst naar Nederland en België, waar in 1940 zijn manager en oom hem in de steek laat. Als België bezet wordt krijgt hij van de bezettingsmacht toestemming te vertrekken naar het zgn. Vrije Frankrijk. Hij leeft er op kosten van rijkere Joodse vrienden in een pension in Nice. Zijn manager in de VS stuurt hem een uitnodiging en de kans een Cubaans visum te krijgen voor een oversteek over de Atlantische Oceaan. Hij krijgt dat visum ook plus een passagebiljet voor 20 december 1941, maar inmiddels heeft Hitler de oorlog aan de VS verklaart en elke passagiersvaart over de Atlantische Oceaan verboden verklaard. Midden 1942 krijgt Schmidt het bevel te vertrekken naar een dorpje in het Centraal Massief, waar hij zich elke 48 uur bij de lokale gendarmerie moet melden. Vichy-Frankrijk was begonnen niet-Franse Joden op te pakken, zijn Roemeense paspoort was vervallen en Schmidt besluit te vluchten naar Zwitserland. Uitgebuit door mensensmokkelaars lukt het hem een groepje mede-vluchtelingen na 6 dagen ‘s nachts doormarcheren om bij Genève de grens over te steken. Het is de nacht van 7 op 8 oktober 1942 en Schmidt zakt uitgeput op straat in elkaar. De politie brengt hem over naar het kamp Girenbad, alwaar hij een keelontsteking oploopt. Hij wordt vervoerd naar een ziekenhuis in Zürich, waar men hem verdenkt van simuleren als hij hartklachten krijgt. Men stuurt hem zo te vroeg terug naar het kamp. Hij wordt er onwel en men brengt hem over naar een verwarmde kamer van een restaurant een paar honderd meter van het kamp. Een dag later sterft hij er aan een hartaanval. Het is 16 november 1942. Een dag na zijn dood komt een arbeidsvergunning voor hem binnen in het kamp! Joseph Schmidt ligt begraven op de joodse begraafplaats Unterer Friesenberg in Zürich.
Op You Tube is veel te vinden en kan hij volop bewonderend gehoord worden. Er is ook een vijfdelige documentaire over hem te vinden, waarvan hieronder het eerste deel te zien is.
http://www.youtube.com/watch?v=hVHzDqNiXIw