Middelste zaagbek

thth-1

 

Eindelijk weer eens met Leo den Heijer op pad, actief gemeentelid en groot kenner van de natuur. Hij is actief als vrijwilliger van Het Brabants Landschap en mag in gebieden komen, waar wij gewone stervelingen op straffe van boete geen stap mogen zetten, laat staan verzetten. Zo’n gebied is het Markiezaat, een enorm natuurgebied onder de rook van Bergen op Zoom, met een uitloper van de Oosterschelde, rietlanden en moerasbos. Criminele wiettelers hebben overigens dat gebied al lang gevonden om er illegale plantages op te zetten. Onlangs is weer zo’n plantage ontdekt en de oogst verbrand. Hollands Hoop (TV-serie) op 10 kilometer van m’n huis. Enfin, Leo nam me mee via terrein van Rijkswaterstaat naar een landtongetje met steiger voor een legale palingvisser en vanuit onze meegebrachte tuinstoelen en met kijkers gewapend deden we ons te goed aan vogelpracht. Behalve zwanen, aalscholvers, meeuwen hadden we een vijftal grote zilverreigers in het vizier, spotten we een slechtvalk en een buizerd, schoot een graspieper over ons hoofd en zagen tafeleenden dobberen tussen tientallen zo niet meer van wat eerst dachten dat het smienten waren. Vanaf de Oosterschelde schoten ze in groepjes, tweetallen of soms alleen voorbij om zich te voegen bij de grote groep in de luwte van een baai, hun overnachtingsplek. Opeens riep Leo: ‘ maar het zijn geen smienten, Klaas, het zijn allemaal middelste zaagbekken!’. En hij vertelde dat hij van een collega al gehoord had dat er wel 1400 waren gesignaleerd op de Oosterschelde. Leo legde uit hoe je hem herkent: mannetje donkere kop en groene glans, zwart op de rug en witte buik; vrouwtje met roestbruine kop en grijsachtig achterlijf. Beiden met een lange dunne rode snavel. Hoe beter en vaker we keken hoe duidelijker werd: deze supersnelle ‘jongens’ en ‘meisjes’ waren de kleinere variant van de grote zaagbek. Vluchtsnelheid is ook een bepalend kenmerk van ze. Thuis zoek ik wat meer over deze mooie end op. In ons land blijken ze een zeldzame broedvogel te zijn, volgens een telling uit 2007 zo’n 35 tot 40 paar. Als trekvogel komen ze juist wel voor, zuidelijk van hun broedgebieden in oa. Noord-Europa en Groenland. Met de stekelstaartgierzwaluw – in ons land slechts eenmaal in 1996 als dwaalgast waargenomen – behoren ze tot de snelst vliegende vogelsoort. Er zijn snelheden gemeten van wel 129 km per uur. De slechtvalk is overigens recordhouder wat duikvluchten betreft. 

Na een uur kleumend in onze tuinstoelen nam Leo me mee naar de zgn. Rattenkaai, een doodlopend weggetje met lage oude en vaak verbouwde arbeidershuisjes naar de Oosterschelde, even boven Rilland. Een mooi roestbruin schorren gebied met kreetjes. Het miegelde er van de bergeenden en rotganzen. Maar ook zagen we een eenzame wulp en een kleine zilverreiger in z’n eentje. Het late namiddagzonnetje blikkerde op de Oosterschelde. De wind was gaan liggen. Het was vredig op het uitgestrekte water en gezellig vogeldruk op en in de schorren. We werden er zelf vredig van, ‘genoeglijk’ om met Nescio te spreken.