Zijn naam wordt ook wel zonder ‘c’ geschreven en ook als Reinike. Lang was er onzekerheid over zijn geboortedatum en geboorteplaats. Zelf zou hij het geboortejaar 1623 genoemd hebben, waardoor hij bijna honderd geworden zou zijn. Bij een aanstelling zou hij zich ouder voor willen hebben doen om beter geaccepteerd te worden. (Hij sterft november 1722). Matheson noemt als geboorteplaats Willhausen, wat Wildeshausen bij Oldenburg kan zijn of Wilshausen in de Elzas. We gaan er nu vanuit dat hij geboren werd in december 1643 en wel in Deventer, waar hij verifieerbaar op 10 december van dat jaar werd gedoopt. In de Overijsselse Hanzestad kreeg hij les van de stadsorganist Lucas Lennick, een leerling van Sweelinck. Als hij elf jaar oud is verhuist hij naar Hamburg om les te krijgen van een andere leerling van Sweelinck, Heinrich Scheidemann. Reincken is armlastig en zijn studie wordt betaald door het Deventer stadsbestuur. Hij keert terug naar Deventer en is een jaar lang organist van de Bergkerk aldaar. In een artikel op Wikipedia wordt vermeld dat hij Deventer ontvlucht omdat hij buitenechtelijk een kind had verwekt en niet met de betrokkene wilde trouwen. Dat lijkt me sterk, want hij is dan vijftien. Enfin, hij gaat terug naar Hamburg om Scheidemann te assisteren en hem na diens dood in 1663 op te volgen als organist van de Catharinekirche. In 1678 is hij mede-oprichter van de Hamburgse Opera, de eerste in Duitsland. Zijn roem reikt tot ver over de stadsgrenzen en betreft vooral zijn improvisatievermogen. Met Buxtehude is hij de belangrijkste vertegenwoordiger van de Noord-Duitse Orgelschool. Bach bezoekt Hamburg en Reincken tijdens zijn gymnasiumtijd in Lüneburg en ook later reist hij vanuit Köthen nog naar de grote orgelmeester. Bach verwerkt Reinckens muziek in dat van hem zelf, werkt het met name om tot werk voor klavecimbel. Bach heeft veel van Reinckens werk gekopieerd, zodat het bewaard gebleven is. Reincken excelleerde vooral tijdens de zaterdagavondvespers, waarin hij op het imposante orgel zijn improvisatietalent breeduit en ten volle tentoonspreidde. Bach zat juist dan onder zijn gehoor en onderging dan de meeste invloed. In 1720 hoorde de oude Reincken Bach op het orgel van zijn kerk improviseren en verzuchtte verrast: ‘ Ik dacht dat deze kunst uitgestorven was, maar ik zie in u leeft zij voort’.