In 1596 wordt hij geboren in Venetië, waar hij op 23 oktober 1668 overlijdt. Hij straalt als jongenssopraan in de San Marco en is er van 1615 tot 1617 lid van het orkest. In november 1626 wordt hij vicekapelmeester, direct onder eerste man Claudio Monteverdi, van wij de kneepjes van het dirigentenvak leert. In 1644 neemt hij diens positie over, die hij tot zijn dood vervult. In zijn composities is de invloed van zijn leermeester ook goed te horen. In 1638 ontvangt hij van de Franse ambassadeur in de lagunenstad de eervolle opdracht een stuk te componeren ter gelegenheid van de geboorte van de Franse kroonprins, de latere Lodewijk IV. Daarna liet hij het licht zien van een bundel van twaalf psalmen en een Magnificat: Messa, e Salmi concertati. Verder publiceerde hij vier motetten en drie collecties van madrigalen. De twee opera’s die hij componeerde zijn verloren gegaan.