In 1966 wordt van hem zijn Markus Passion herontdekt in het handschrift van Bach. Een andere link is dat hij zeven jaar studeert aan de Leipziger Thomasschule (van 1685 tot 1692). Hij wordt geboren op 10 januari 1674 in Teuchern, een stadje in Saksen-Anhalt. Zijn vader was organist en trouwt in 1673 met de al zwangere 16 jarige dochter van een verarmde landjonker. Na Leipzig volgt Keiser lessen in Braunschweig, waar in 1690 een operahuis voor het eerst haar deuren opent. In 1693 wordt er Keisers eerste opera Basilius in Arkadien opgevoerd. In 1697 verhuist hij naar Hamburg, waar hij zijn leermeester in Braunschweig, Johann Sigismund Kusse, opvolgt als als artistiek leider van de Opera aan de Gänsemarkt. Keiser maakt dit operahuis vervolgens beroemd. Hij schrijft opera’s aan de lopende band. Zo’n 116, waarvan er 24 bewaard zijn gebleven. Ook organiseert hij zondagmiddagconcerten. Christoph Graupner is z’n klavecinist, terwijl Händel bij hem twee violist is. En Händel mag zijn opera Almira uitvoeren. In 1706 wordt Keiser door het stadsbestuur ontslagen, omdat hij veel te veel geld uitgeeft, de opera wordt failliet verklaard en Keiser ontvlucht de stad. Hij blijft opera’s schrijven, in Weissenfels en in Eisenach, waar hij een betrekking probeert te krijgen. Van 1709 tot 1716 werkt hij opnieuw in Hamburg, daarna in Stuutgart en vervolgens als hofkapelmeester in Kopenhagen. In 1722 neemt Telemann zijn positie in Hamburg over. In 1728 wordt Keiser benoemd tot kantoor van de Hamburgse Dom als opvolger van de doof geworden Johann Matheson. Hij wijdt zich dan aan kerkmuziek. Op 12 september 1739 overlijdt hij in de Noord-Duitse havenstad.