Groninger singer-songwriter van ongekende schrijnende schoonheid en ontroering. Veel te jong overleden, nog geen 45 jaar geworden. Hij was van 2 augustus 1941 en overleed op 22 juli 1986. Zijn vader was onderwijzer en lid van de NSB. Het gezin van zes zonen woonde op diverse boerderijen in het weidse Groninger land. Ede kwam ook in het onderwijs terecht, als leraar Engels. Daarnaast schreef en zong hij eigen liedjes, maakte in 1973 z’n eerste single, maar werd in 1981 pas echt ontdekt door een medewerker van Radio Noord. Een tuinrubriek op deze zender kreeg in 1982 ‘Mien Toentje’ als herkenningsmelodie. Het werd zeer populair en Staal werd een veel gevraagd zanger, maar ging daar zelden op in. In 1984 kwam hij met een plaatje waarop vier liedjes stonden, getiteld ‘Man, man, man, wat ‘n boudel’. Als hij optrad was dat immer enorm succesvol. December 1984 verschijnt een lp met twaalf Groningse liedjes, waarvan het aantal verkochte exemplaren een bijkans landelijke hoogte kent. In januari 1985 ondergaat Staal een zware operatie, waardoor hij geruime tijd niet kan optreden. Begin 1986 krijgt hij een column bij Radio Noord. Zijn ‘vertellingen’ worden op zondagochtend uitgezonden. Maar het stijgen van z’n bekendheid wordt overschaduwd door de longkanker waaraan hij komt te lijden. En hij overlijdt er aan op z’n boerderij onder de rook van Delfzijl. Postuum krijgt hij ook landelijke bekendheid, mede dankzij de film De Poolse bruid. In Delfzijl verschijnt een standbeeld, de RVU zendt een tv-documentaire uit, er komt nog een tweede lp uit en hij krijgt een cultstatus die leidt tot de verkoop van vele tienduizenden cd’s.