Vandaag, zondag 10 april, begint feestelijk. Een lentezon zet mijn straat, mijn dorp, het land waarin ik vrij leven mag in een warme gloed. Een duif koert melancholie naar boven, de kleine zangvogels laten zich luisterrijk horen. Het is bladstil, het is vredig. Gelukkig weinig storend autogeluid op deze vroege ochtend. Gisteren heeft mijn Poolse hulp het huis weer spic en span gekuist. Ik ben weer klaar voor weken van noeste arbeid tot aan Pinksteren. Achter mij een ruime week van uithuizigheid. Op vrijdag 1 april startte ik de motor voor een reisje naar Doesburg, naar goede vriend en collega B. Ook toen stralend lenteweer. In zijn open Saab een tochtje naar Bronkhorst, waar midden in het kleinste stadje van ons land uilen schuilen in het lover van een stadstuinboom. We troffen er één: een forse ransuil. Een verfrissend biertje op een terras, een wandelingetje, , een bezoekje aan een bevriend mannenstel van B, dat een sjiek antiquariaat op de been houdt, maar van wie er één met een zeer ernstige hersenziekte al maanden vecht voor overleven in een Tilburgs ziekenhuis. ‘s Avonds heerlijk gegeten in een intiem Italiaans restaurant van de mosterdstad. De volgende dag blijft de door de KNMI beloofde zon uit; een grijs wolkendek is het dak waaronder ik mijn weg zoek naar Huizen. Ik vermijd snelwegen en slinger over de Veluwe naar het Uddelermeer. Jaren geleden kocht ik daar in een winkeltje naast het restaurant een verzilverd kettinkje, waaraan je een servet kunt klemmen, buitengewoon handig voor een gulzig eter als ik. Maar het kettinkje brak en nergens kon ik in mijn buurt zo’n kettinkje vinden. In Hoenderloo maakte ik een tussenstipje voor het witte kerkje op de heuvel, in de 19e eeuw gesticht door Otto Heldring om de arme bevolking die nog in plaggenhutten woonden, te helpen zich boven de grauwheid van het bestaan uit te vechten en waar hij in 1851 de mede-initiatiefnemer werd van een inrichting voor kansarme, verwaarloosde jongens, de voorloper van de huidige Hoenderloo Groep, een waarin zo’n 300 jongeren met (gedrags)problemen tijdelijk onderdak kunnen vinden. Hoenderloo is ook het dorp waar A. den Doolaard en Evert Jan Harmsen, de man van de Boerenpartij overleden en waar Bé Ruys, de 1e vrouwelijke hervormde predikant en omstreden theologe in Berlijn, waar ze in 2014 overleed in 1917 geboren werd. Het kerkje was open, omdat een van oorsprong Friese vrouw de kerkbloemen aan het verversen was.
Ervoor maakte ik overigens al een tussenstop bij De Woeste Hoeve, waar op 8 maart 1945 117 mannen door de Duitse bezetter werden gefusilleerd als represaille voor de ‘aanslag’ op Rauter, hoofd van de SS in ons land. Schuin tegenover de de eeuwenoude pleisterplaats, waar je je nog immer aan spijzen en dranken laven kan, een monument opgericht, al in juli 1945 in de vorm van een houten kruis. Dat klein en sober gehouden monument werd gaandeweg vergroot tot wat het nu is, met alle namen van de slachtoffers en een jaarlijkse herdenking op 8 maart. In het voetpad naar het monument een tekst van Dietrich Bonhoeffer.
als je van iemand houdt
en je bent van diegene gescheiden
kan niets de leegte vullen
je moet dat niet proberen
je moet eenvoudig aanvaarden en volharden
dat klinkt erg hard
maar het is ook een grote troost
want zolang de leegte werkelijk leeg blijft
blijf je daardoor met elkaar verbonden
Op het middaguur arriveer ik bij het Uddelermeer. Het winkeltje is open. Het is overvol met kleding, sjaals, souvenirs, geschenkartikelen en noem maar op. Drie dames, waarvan twee staan rond een oudere dame in rolstoel. Een van de dames kijkt me aan en zegt: ‘Jij bent Klaas Vos’. Verbazing en verbijstering. Ze blijkt de vrouw van collega Zoutendijk, met wie ik in mijn studietijd op het dispuut Voetius zat en thans predikant van de Utrechtse Jacobikerk, waar ik vicariaat deed destijds. De vrouw in de rolstoel is zijn moeder, de andere dame zijn zus. Ze doen een weekend Garderen. Behalve de dames valt mijn oog al snel op het begeerde kettinkje. Ik koop er direct twee, plus een doos verzilverde dessertlepels als cadeau voor mijn broer Cees die met vrouw Gerda vanavond zijn veertigjarig huwelijk viert. In het restaurant tref ik Andries, hard werkend achter een laptop voor een preek die hij morgen moet houden in zijn oude standplaats Groningen. Herinneringen worden hartelijk opgehaald en daarna laat ik me buiten op het terras verwennen met mijn favoriete spek-kaaspannenkoek. Aan het eind van de middag zet ik mijn auto voor de deur van broer Erik en vrouw Erna, waar ik zal logeren. Na het eten op de fiets naar Blaricum, waar in het oude parochiehuis van de St.Vituskerk het feest gehouden wordt. Het is leuker dan ik dacht. Goede gesprekken, heerlijke wijn, lekkere hapjes, uitbundig gedanst. Diep in de nacht weer voor een kilometer of vier naar het huis van E. en E. gepeddeld. De andere dag met stralend weer naar Friesland, Langwee, voor een vijftal dagen verblijf bij goede vrienden, die een schitterend verbouwde bungalow bewonen direct aan de Langweerder Wielen. De wedstrijd Ajax- PEC sla ik over. Het begint pas om kwart voor vijf en dus te laat naar mijn zin in Langweer en de immense Cruijff-herdenking staat me ook tegen: ik heb genoeg van de verering als van een heilige. De komende dagen slaat het weer om naar kou en regen, maar wat wel heerlijk is voor rusten, bijslapen en lezen. Tijd genoeg om De geschiedenis van de Joden, deel 1, van Simon Schama te savoureren. Maar dan slaat het nieuws van de zelfdoding van Wim Brands in als een bom. Ik heb Wim goed leren kennen als collega bij de VPRO. Een knappe man, bruisend van energie, veelvraat wat lezen betreft, goed programmamaker, maar ook iemand met aperte meningen en een zekere botheid tegenover collega’s of mensen die voor hem werkten. Al eerder kende hij depressies die hem voor langere tijd thuis hielden. Nu was hij wederom in een diepe put gevallen zo bleek, zo zonder uitzicht en uitkomst, dat hem slechts een dodelijke vlucht naar voren restte. Zoveel gezag, aanzien en allure in literair Nederland, maar het zegt niets over je eigenlijke welbevinden, zo blijkt maar weer. Een hel van een jeugd gehad, zo had hij mij wel eens verteld, als hij vanuit Hilversum met me mee reed naar Amsterdam. Maar hij sprak er vrij luchtig over. Dat zijn vader ook een eind aan zijn leven maakte, vernam ik nu pas. Het raadsel mens. Wat moet hij hebben geleden en wat lijden zijn vrouw en kinderen nu. Over de dood gesproken: mijn vrienden in Langweer hebben een artikel voor me bewaard uit de Leeuwarder Courant over Tom Mercuur. Tom Mercuur was de kunstpaus van Friesland en overleed op 20 januari van dit jaar. Via mijn vrienden heb ik hem leren kennen. Hij verkocht aan en kocht bij hem kunst. Ik maakte voor de VPRO een documentair portret van hem aan de vooravond van zijn ultieme droom: een nieuw museum, naar zijn idee en met werk dat hem aansprak. Eve buiten Heerenveen staat het er: Museum Belvedère, eind 2004 door koningin Beatrix geopend. Thom werd in 1940 in Boijl geboren, waar zijn vader veeboer was, maar vanwege allergie moest stoppen en toen een slijterij begon in Heerenveen; zijn moeder begon later een antiekzaak. Thom kocht op zijn veertiende voor 75 cent op een veiling zijn eerste kunstwerk,een litho. Het begin van uitgebreide verzameling van moderne en hedendaagse kunst, vooral van Friese landschapsschilders. Daarnaast verzamelde hij etnografica en houten lokvogels. Hij bracht zijn verzameling uiteindelijk onder in het Tripgemaal, in de buurt van Gersloot, in het natuurgebied De Deelen. Thom raakte bevriend met Jopie Huisman, met wie hij op het Tjeukemeer paling ging vissen. Hij kwam al vroeg in contact met Boele Bregman en andere kunstenaars als Sjoerd de Vries en Sies Bleeker. Toen ontstond al het idee voor een eigen museum voor moderne Friese kunst. Hij raakte bevriend met Willem van Althuis; hij had met z’n eerste vrouw zelf een antiekzaak, moest die sluiten, had diverse baantjes, weer een antiekzaak, tot hij in 1970 directeur werd van het ‘t Coopmanshus in Franeker. Daar begon zijn loopbaan als kunstpaus. Spraakmakende tentoonstellingen over de Friese dadaïsten als de Drachtse schoenlappers Rinsema en hun vrienden Theo van Doesburg en Kurt Schwitters, over Jan Mankus en zijn boven genoemde vrienden. Hij gaat werken voor het Fries Museum in Leeuwarden, opent een galerie, begint een paling- en visrestaurant in Dronrijp en uiteindelijk werkt hij jaren aan zijn droom van dat eigen museum. Dat kunstje wilde hij nog eens flikken in de haven van Lauwersoog. ‘Eb en Vloed’ moest dat heten, met hedendaagse kunst gerelateerd aan natuur,vis en zee. Helaas kwam de financiering niet rond en sterft het plan in schoonheid, letterlijk als Mercuurs krachten het begeven na een hersenbloeding. Thom wordt begraven op het achteraf gelegen kerkhofje van Gersloot. Ik besluit het te bezoeken. Achter een eenvoudig smeedijzeren hek ligt een honderd meter lang pad tussen bomen om op een heuveltje met klokkenstoel uit te komen, met zicht op het wijdse groene land.
Afgelopen vrijdag vertrok weer uit Langweer. Zoals ik altijd doe eerst binnendoor. Vanaf Lemmer langs de oude Zuiderzeedijk over Schotelzijl naar Kuinre en daar die oude dijk volgend via Klankenham naar Blokzijl, door het stadje waar een groot deel van Bert Haanstra’s Dokter Pulder zaait papaver werd opgenomen richting Vollenhove. Voor dat stadje ligt tegen de dijk aangedrukt café De Moespot in het gelijknamige gehucht. Mijn eerste grote klus voor de VPRO was een vijfdelige radiodocumentaire in het voetspoor van Jac. P. Thijsse’s Verkadealbum ‘Langs de Zuiderzee’. Ik maakte het samen met Ronald van de Boogaard en we belandden toen ook in De Moespot. Een ruim honderd jaar oud huiskamerkroegje, met een uniek inrichting en sfeer, met een even unieke uitbater, Reinier Belt. Vele malen ben ik er terug geweest. De de gestolde tijd, de eenvoud, het ongecompliceerde, de altijd opwekkende gesprekken rond de stamtafel, waaraan iedereen aanschuift, met pilsen en borrels, de integriteit van vrijgezel Reinier: elke komst is een klein doch groots feestje. Vanaf de dijk zag ik licht branden. En zo zat ik aan de koffie voor een genoeglijk half uurtje, bijpratend. Broer en boer Jos zat ook aan en vertelde dat het hem niet heugen kon zo’n natte winter en voorjaar te hebben meegemaakt.
Ik vervolgde mijn tocht via Genemuiden naar Zwolle en Hattem en koos bij Heerde uiteindelijk de snelweg. Even na het middaguur weer thuis. De week werd gisteren stralend afgesloten in Den Bosch. Ik mocht de inleiding verzorgen bij een uitvoering van Bachs cantate ‘Wir mussen durch viel Trübsal in das reich Gottes eingehen’ in de Grote Kerk, het onderkomen van de Protestantse Gemeente, waaraan lieve en bekwame collega Scheenstra verbonden is. Het was een prachtig concert, met uitstekende jonge solisten en mijn inleiding oogstte ook veel waardering. Na afloop met E., mijn vrouwelijke collega, voortreffelijk gegeten op het terras van De Zevende Hemel. Daarna nog een afzakker bij collega en vriend De Vlieger in Vught. Huiswaarts gekeerd in vanaf Breda genadeloos neerkletterende regen. Maar zoals begonnen: deze zondag is haar naam waardig begonnen. De duif koert nog steeds en andere vogels kwinkeleren er ook lustig op los.