Warmte aan het Rozebos

Aaneenrijging van landschappen. Urbiale en meest orbiale. Een buffet van landschappen schiet voorbij en kietelen de ogen. Felle regen op de ruiten. De Eusebiustoren omgeven door loodgrijs. Door mijn oordopjes Porpora en Bonocini, gezongen door de aanbiddelijke Philip Jarousky, met dat weke mondje, maar met die gouden stem, als van een engel in een kerstboom. Hij zal van jongens houden, vermoed ik. Maar misschien vergis ik me en houd hij van te dikke mannen van zo’n jaar of 64.  Behalve naar de voorbijschietende weilanden, bossen, akkers, dorpen en steden richt ik mijn ogen naar letters. Ik lees het laatste boek van K. Schippers, die ik al jaren mag kennen als Gerard Stigter. Een heel aardige man, met te veel haren in z’n oren, maar met een uiterst scherpe blik. Als er één kijken kan, is hij het wel. Zijn boek heet Voor jou. Jou is zowel Henk Marsman, beter bekend als J.Bernlef als Gerard Bron, die bekender was onder de nom de plume Gerard Brands. Hij is minder bekend dan Schippers en Bernlef, maar won toch tweemaal een Zilveren Griffel. Hij schreef dierenverhalen en bundels vol bizarre wetenswaardigheden. In hun jeugd raakten de drie al bevriend. En als trio richtten ze het tijdschrift Barbarber op, titel ontstaan als een verspreking van de bekende groente. Jan Hanlo, de oprechte kindervriend en meesterlijk dichter, was met hen bevriend en werkte aan hun ‘kindje’ mee. Ik leerde Gerard Stigter kennen als lid van de Nescio Lees Club, dat in de jaren negentig en tot in 2000 bij elkaar kwam rond het werk van de grote kleinschrijver. Jaarlijks werden zgn. coryfeeën – door ons melig, als in een jongensclub, coniferen genoemd – uitgenodigd voor lezing en gesprek. We waren brutaal genoeg om hoog te mikken en zo kregen we vele P.C.Hooftprijswinnaars, zoals Biesheuvel, Piet Grijs, Karel van het Reve en K.Schippers. August Willemsen behoorde ook tot de uitverkorenen. Het honorarium bestond uit niet meer dan een speldje van Nescio met hoed en gratis eten en drinken en nog een fles met het een of ander. En ze mochten gratis mee op onze jaarlijkse stoomsleepboottochtjes. Stigter ging vrijwel altijd mee en betoonde zich in z’n zwarte regenjas altijd een belangstellende gast. Ik ben echt van die man gaan houden. Enfin, ik had z’n boek tot op de helft uitgelezen, toen de trein in Dieren knarsend volgens planning stil komt te staan. Daar zou ik de bus nemen. Echter bij het uitstappen blijkt collega Sytze ook in de trein te zitten , die hier ook uit moet. En net als ik moet ook hij naar het zelfde partijtje: de viering van het veertig jarig jubileum van Bert B. als dominee. Sytze, Fries, met een achternaam die op z’n afkomst duidt, en vermaard tekstdichter en liederenschrijver, zou worden afgehaald door Margreet B. Misschien kon ik wel mee. En ja wel, ook ik kan mee in het kleine blauwe koekblikje dat al gereed staat en waarin ook collega Joop J.Sch. een plekje gevonden heeft. Als grootste en dikste mag ik voorin. Dat overkomt me vaker. Dat is het grote voordeel van te zwaar te zijn, zeker als je  ook nog eens de 1 meter 90 nadert. Gezwind stuurt Margreet B. ons naar het Rozebos, waar de jubilerende en zijn man ons hartelijk omarmen en oven/overheerlijke eigen appeltaart in de handen drukken. Geleidelijk aan druppelen meer collega’s binnen. Alex van L., jaren voorganger in het Friese S.; Leo de L., eveneens voor lange tijd in het Zuidhollandse S; Jan R.; Chienus S., van dominee ondernemer in horeca met bezinning geworden; Guido S., nog steeds actief in Friesland; Ton de H, weer op Friese bodem teruggekeerd na jaren van o.a. justitiepastoraat. Een warm bad van verhalen, ervaringen, relativeringen. Ik geniet met volle teugen. Het is elixer voor mijn zo vaak gekwelde ziel. Het is balsem voor een eenzame eenzaat. Opgetild uit het cynisme kan ik weer met vreugde mijn terugreis aanvaarden. De vertragingen deren me niet. Het oponthoud en missen van een trein bederft mijn humeur niet. Ik drink een  kartonnen beker koffie, ik punnik de oordopjes weer in en laatt m’n oren volstromen met Bach, Bowie en Chopin en lees het boek uit. Het boek is een eerbetoon aan Schippers/Stigters boezemvrienden, die vlak na elkaar in 2012 ‘verdwenen’, zoals Schippers schrijft. In  Bergen op Zoom heb ik op een NS- parkeerplaats mijn auto geparkeerd.  Het is middernacht, de regen striemt mijn voorruit. Ik ben gelukkig.