Dankzij Hebe Kohlbrugge – half op weg naar haar 101e verjaardag – kwam ik in de zeventiger jaren in Roemenië terecht. Dankzij haar kreeg ik later contacten met Charta 77 in toen nog Tsjecho-Slowakije middels boekensmokkel en dankzij een Nederlands contact van haar in Praag kwam ik op oudejaarsmiddag 1985 terecht in het huisje van Václav Havel. Ik woonde nog niet zo lang in Amsterdam en raakte als acteur betrokken bij een toneelgezelschap van een gewezen pater. We voerden een stuk op over Willem van Oranje. Onze grimeur was een oude man, die in een Sjef van Oekelshow van Wim T. Schippers optrad als dominee. Met een aantal mede-acteurs raakte ik bevriend en stelde hen voor een eigen groepje te vormen met het doel stukken van Oost-Europese schrijvers op te voeren, te beginnen met werk van Havel, dat ik thuis had liggen. We noemden onze groep Pro Sit (op het leven). Het stuk waarmee we begonnen was Audiëntie, wat Havel schreef in 1975. Het speelde zich af in een bierbrouwerij. Havel had zelf negen maanden in een brouwerij gewerkt in Trutnov, in het noorden van Bohemen, niet ver van het dorp waar hij en z’n vrouw Olga een buitenhuis bezaten. Havel deed eenvoudige klussen als het rollen van vaten, veelal met een groep Roma. De eenakter gaat over zo’n gatenroller die op gesprek – audiëntie – moet komen bij z’n alcoholische chef. In een absurdistische dialoog tekent Havel in feite de situatie van zijn land na het neerslaan van de zgn. Praagse lente: machthebbers en machtelozen zijn beide gevangenen van het systeem. De rechten voor Nederland waren in handen van een zekere Drechsler, zelf een mislukte acteur. Deze weigerde toestemming tot opvoering te geven. Hij vond ons te onbeduidend. Diverse pogingen strandden. We zochten contact met Havels uitgever in Duitsland, Rowohlt. Die gunden het ons wel, maar konden niets doen. Toen besloten we naar de schrijver zelf te gaan. Met mede-acteur Piet Spee en zijn vrouw trokken we in hun kleine rode Opel door winters weer naar Praag, we reden de hele nacht door, chauffeerden om beurten, werden in Duitsland overvallen door een hevige sneeuwstorm, maar veilig arriveerden we in de ochtend in de Tsjechische hoofdstad. In Pilzen hadden we een koffiestop gemaakt, waar we om zeven uur ‘s ochtends een café open vonden, die volstroomde met arbeiders die uit de nachtdienst kwamen van de brouwerij van het beroemde Pilzner Urquell en het op een drinken zetten van het vocht dat zij zelf mede produceerden. Bij het centraal station in Praag ontmoetten we Hebe’s contact, een jongen die Visser heette, maar wiens voornaam ik vergeten ben. Deze leidde ons in de middag, speurend of we niet gevolgd werden, naar het huisje van Havel in een buitenwijk. En daar zaten we tegenover de man die ik al mateloos bewonderde en wiens essayistisch boek ‘ Een poging om in de waarheid te leven’ ik verslonden had. geen man met bravoure, maar bescheiden, met vriendelijke blauwe ogen, een borstelige snor en een diepe doorrookte stem. Toen hij hoorde van onze plannen gaf hij onmiddellijk toestemming. Juist initiatieven als van ons waren hem sympathiek. Zelf had hij ook gewerkt voor kleine gezelschappen uit artistiek en persoonlijk initiatief ontstaan, zoals het Balustrade Theater in Praag. Er ontstond die middag een dermate vertrouwensband dat hij ons een opdracht toevertrouwde. Hij vertelde dat hij de Erasmusprijs zou ontvangen, maar dat hij die alleen maar zou aanvaarden als lid van Charta 77 en niet als persoon. Van hem hoorden we dat het aanvankelijk ook de bedoeling was dat Charta 77 die prijs zou krijgen, maar dat minister van buitenlandse zaken Van de Broek daar een stokje voor gestoken had. De prijs zou daardoor te veel een politiek karakter krijgen en dat vond hij ongewenst, te meer daar de prijs werd uitgereikt door prins Bernard. Dus ging de prijs naar Havel, weliswaar het gezicht van de beweging, maar vooral toch als schrijver cultuurdrager. Maar Havel benadrukte tegenover ons dat hij niet geïsoleerd van de politiek van zijn land wenste gezien te worden. En dus gaf hij ons de boodschap mee ‘Den Haag’ duidelijk te maken dat hij de prijs niet als privé-persoon zou accepteren. Tevens vertelde hij dat hij de prijs niet zelf in ontvangst zou nemen, omdat hij vreesde niet meer naar zijn vaderland te kunnen terugkeren. Anders dan zijn vroegere vriend en strijdmakker Kundera wilde hij zijn vaderland niet verlaten, wilde hij ter plekke zijn bijdrage leveren aan mogelijke verandering. Niet door revolutie, maar als intellectueel, als schrijver, waarin hij steeds weer benadrukte dat verandering pas mogelijk is als iedereen zelf persoonlijk ‘anders’ leeft, een poging blijft doen om in de waarheid te leven. Revoluties kunnen een systeem veranderen, maar blijven in zijn ogen aan de buitenkant, er komt slechts een ander systeem in de plaats met z’n eigen dwangmiddelen en onvrijheden. ware democratie kan slechts bestaan, waar bij de burgers een democratische gezindheid heerst en die gezindheid wordt gekweekt door het woord, door taal, door vorming, educatie. De recente geschiedenis van Rusland laat zien dat hij m.i. gelijk heeft. Deze diepgewortelde opvatting en door ervaringen gerijpt zien we terug als rode draad in de onlangs in het Nederlands verschenen biografie over Havel: Václav Havel. Een leven. Het is geschreven door Michael Zantovsky (1949), ambassadeur van Tsjechië in Groot-Brittannië en sinds 1990 woordvoerder, perschef en adviseur van Havel. En een goede vriend. De vriendschap blijkt juist ook het feit dat we met deze biografie niet te maken hebben met een hagiografie. Het is een goed geschreven, intelligent boek, waarin Havels duistere kanten niet weggemoffeld worden. Oudjaar vierden we middels die zelfde Visser bij mensen thuis, met veel wodka en zang en dans; ik ontmoette er een ravissant mooie jongen met roodgelakte nagels, die zich Iggy Valentino noemde en me nog meenam naar een illegaal homofeestje. Terug in Nederland zorgden we via Hebe dat Havels boodschap op de juiste plaats terecht kwam. In zijn aanvaardingsspeech, door een vriend die in Zweden woonde uitgesproken, benadrukte Havel inderdaad dat hij deze prijs zelf opdroeg aan Charta 77. Prins Bernard zag ik vergenoegd kijken, die vond het geen enkel probleem zo te zien. Pro Sit was helaas geen lang leven beschoren. Eenmaal hebben we in Utrecht Audiëntie opgevoerd, maar intern gelazer en met name de gebleken onbetrouwbaarheid van onze eigen producente deden ons de das om.