Zonder er ooit geweest te zijn, kun ergens thuis komen, een gevoel van willen tabernakelen, een tent opzetten, zoals de drie discipelen in het verhaal van de verheerlijking op de berg. We waren ook op een berg, een heuvel, boven een idyllisch dal, met slechts de echoënde geluiden van een blaffende hond, een ratelende boerenkar, de slagen van een hamer en verder stilte, rustgevende stilte. Boven op de heuvel de stokoude kerk, waarin niet meer gezongen, gebeden, gepreekt wordt. Waaruit engelenbeelden gestolen waren, elektrische bovenleidingen geroofd, met een vredig kerkhof, waar plaats genoeg is, maar waar slechts nog een enkele Saks een laatste ligplaats zal vinden. In ieder geval de man met jagershoedje en forse, zachte snor, die ook weggetrokken was naar het vermeende beloofde land, Duitsland, maar er daar achterkwam in hart en nieren boer te zijn en dan vooral op de grond en in het dal, waar eeuwen geleden z’n voorouders een thuis vonden. Hij en z’n vrouw en z’n oude moeder keerden tien jaar geleden terug en werden gelukkig, omdat ze thuiskwamen. Zoals met vrijwel alle voormalige Saksische dorpen hadden Roma-families intrek genomen in de oude boerderijtjes. De man die ons de aan verval onderhevige kerk liet zien, zei het goed met ze te kunnen vinden. De enorme, schilderachtige pastorie was reeds lang verlaten en was van binnen door rovers gestript. Zigeuners, zei de gelukkige boer. Een forse bosuil vloog voor ons op. Mij overviel een thuisgevoel, een geest van rust en vrede voelde ik tot in mijn tenen neerdalen. Zoveel verval, maar zoveel schoonheid. Te mooi om aan te kunnen. Thuis zal ik vooral in mij zelf, bij mij zelf moeten zien te geraken en wellicht is de beweging van reizen daartoe wel noodzaak
Thuis komen.
Leave a reply