Prachtig die tot bosschages uitgegroeide bakkebaarden, het knijpbrilletje en de fiere ietwat olijke oogopslag. Op 20 juni werd hij in Keulen geboren. Zijn vader was voorzanger in de synagoge en violist; zelf studeert Jakob/Jacques cello en compositie. In 1833 vertrekt hij naar Parijs, waar hij na kort cello-onderricht een plek krijgt in het orkest van de Opéra-Comique. Als de Februarirevolutie van 1848 uitbreekt, keert Offenbach tijdelijk terug naar Keulen. Onder het bewind van Napoleon III komt zijn muziekleven tot bloei. In 1855 richt hij een eigen muziektheatertje op, Les Bouffes-Parisiens. Daar worden z’n eenakters gespeeld die hij eerst nog ‘musiquettes’ noemt en later operettes. Het grote succes komt met Orphée aux enfers uit 1858. Bekend zijn verder o.a. La belle Hélêne, La vie parisienne, Les brigands. Offenbach legt ook de grondslag voor de Weense operette. Als de Frans-Duitse oorlog uitbreekt, krijgt hij het moeilijk. Zijn Duitse afkomst wordt hem kwalijk genomen, zijn populariteit neemt daardoor navenant af, zijn inkomsten slinken; hij wordt zelfs beschuldigd van corruptie en hij krijgt concurrentie van de Wener Johan Strauss. In 1876 onderneemt hij een concertreis naar Amerika, wat hem financieel enigszins verlicht. Maar hij is verre van gezond, lijdt aan jicht en doodziek voltooit hij de opera Les contes d’Hoffmann. Het is zijn laatste werk. Hij overlijdt in Parijs op 5 oktober 1880.
Hieronder een vrolijke wals: Le Papillon.