Ik ban van jongs af aan niet alleen een groot voetballiefhebber, maar was ook al vroeg begeesterd van wielrennen. In Huizen , waar ik geboren en grootdeels getogen ben, hadden we in mijn kindertijd een wielerronde rondom de oude haven. Een nog piepjonge Ruud Terweijden deed verslag. Het ging om amateurs, maar het was opwindend. Ik herinner me de geur van ingesmeerde ranke benen, ik hoor nog het gesnor van langsflitsend peloton, ik zie de hartstocht waarmee gekoerst werd. In die tijd was er in Hilversum nog een wielrbaan waar door profs gereden werd. Ik zag er wedstrijden en bewonderde de Televizierploeg van Kees Pellenaars. Ik ging naar de Ronde van Kortenhoef, een belangrijk rondje om de kerk na de Tour de France. IK volgde de Tour via radio en de krant, wat bij ons thuis De Gooi en Eemlander was, een van origine Roomse krant, maar mijn vader wilde streeknieuws en dat bood het protestantse Trouw niet, althans niet voor Het Gooi. Ik knipte verslagen uit, plakte albums vol, met artikelen over Wim van Est, Ab Geldermans, Bas Maliepaard, Huub Zilverberg, Jo de Roo, Gerben Karstens, en noem maar op. Jan Jansens zege van 1968 ging het plakboek in, uiteraard. Mijn vader heeft later buiten mij om al die plakboeken weggegooid: ‘die tijd is geweest, wat heb je aan die onzin’. Ik kan er nog ziedend om worden. Waar ik altijd een hekel aan heb gevonden is aan winnaars van de Tour die dat met een superieur gemak deden. Eddy Merkx deed en doet me daarom niet veel. Een fantastische coureur natuurlijk, maar wat is de charme van kannibalisme? Wat had ik graag Hennie Kuijper als Tourwinnaar gezien?! Met Hinault als veelvuldig winnaar had ik minder moeite, omdat hij er veel meer voor moest doen, althans zo leek het. Het is maar wat je wilt zien. Begin jaren negentig kwam ik naast de VPRO ook voor NOS Langs de lijn te werken. En ik mocht mee naar de Tour van 1995. Op een snorfiets deed ik mijn eigenzinnige impressionistische reportages en ik had een column in de avonduitzending. Ik maakte het drama mee van Casartelli, de overwinning in de etappe naar Limoges van Lance Armstrong en was getuige van de laatste Tourzege van Indurain. Ik vond die Spanjaard zo saai – hij won de tijdritten en af en toe een bergrit, verder consolideerde hij, dat ik in een repo op een dag verzuchtte of het niet mogelijk was dat Indurain – net als ooit Wim van Est – een ravijn inkukelde, waar hij uiteraard ongedeerd uit omhoog getakeld werd, maar waardoor hij wel de Tour zou verliezen. Ik weet nog goed dat Mart Smeets dit kon waarderen, hij gaapte ook bij Indurain, verder kreeg ik een horde van het wielerjournaille over me heen. In die tijd hoorde ik voor het eerst uitgebreid over doping. Ik had nachtelijke gesprekken met Jean Nelissen, die me toevertrouwde dat Indurain een verdomd goede arts had’ en dan hoef ik jou niets meer te vertellen’. Ook toen al gingen geruchten over Armstrong. Ik interviewde Wim van Est, die openhartig sprak over dopinggebruik in zijn tijd en over deals en congsi’s, afspraken en complotten. Niet voetbal is oorlog, wielrennen is dat, zo veel werd mij wel duidelijk. En nu weten we , dankzij Walsh en een paar andere volhouders in de wielerjournalistiek op hoeveel meer dan pindakaas, pasta en biefstuk armen juichend de finish over zijn gegaan. Bij al die dopinggebruikers die we nu als zodanig kennen valt op hoe ze in beslissende etappes van hun concurrenten wegtrapten alsof zij beginnende amateurs waren. Pantani, Armstrong, Landis, Rasmussen in mindere mate: tk,tik, tik en zoef , weg waren ze. En nu zie je Froome het ook weer doen, althans op de Mont Ventoux. Ik heb ooit in levende lijve Rasmussen gezien. Zo smal, zo dun, alsof je hem door een brievenbus kon schuiven. Froome, nu ook. Niet alleen geen grammetje vet, maar je vraagt je zelfs af of hij wel spieren heeft. Bot en pees, maar je kunt er dus als door een katapult geschoten vandoor gaan. Is het wonder dat daar vragen over komen? Greg Lemond durft z’n hand er nu voor in het vuur te steken dat er geen doping in het spel is. Maar hoe weet hij dat? Zeg ik dan dat hij iets meer neemt dan pindakaas, pasta en biefstuk. Nee, het zal me worst wezen om op eetgebied te blijven. Mij stoort het dat de Tour eigenlijk al beslist was, voor hij begon. Er staat geen maat op Froome en dus is er geen competitie. En ik ben bang dat dat de komende jaren zo blijft. Van Mollema, van Contador, van Kreuzinger en de anderen zie je dat de verschillen klein zijn. kleine verschillen maken sport pas interessant. Er zou ook niets aan zijn, als mijn geliefde Ajax elke wedstrijd met 5-0 zou winnen. Er komen nog zware bergritten aan, maar helaas zal dat niets veranderen aan de einduitslag waar het de winnaar betreft, vrees ik. Het enige wat ik kan hopen is dat Froome een eendagsvlieg blijkt te zijn, zoals vorig jaar Wiggins. Verder: jammer van Schleck, jammer van Evans. Of heeft het gebruik van pindakaas, pasta en biefstuk hen eindelijk op een natuurlijk niveau gebracht?