Onlangs verscheen de Nederlandse versie van de biografie van John Elliot Gardener over de ‘Mount Everest’ in de muziek: Johann Sebastian Bach. Gardener blijkt niet alleen een uitstekend vertolker van Bachs muziek, maar ook een goed schrijver. Het boek is vanwege de overtuigende analyse en interpretatie van het werk van de grote meester een prachtige aanvulling op eerdere boeken over Bach, zoals die van Albert Schweitzer, Christoph Wolff, Klaus Eidam etc. Ik ben net terug als leider van een groepsreis door Thüringen en Saksen in het spoor van Bach en Luther. We bezochten behalve Eisleben, Bad Frankenhausen (Panorama van de beruchte slag tussen de boeren en de adellijke troepen o.l.v. Thomas Münzer in 1525), Wittenberg, Oranienbaum en Dresden, de Bachplaatsen: Eisenach, Arnstadt, Mühlhausen, Weimar en Leipzig. Helaas hebben we Köthen moeten laten liggen, omdat de Bachzaal in het voormalige slot van Leopold von Köthen-Anhalt, Bachs toenmalige broodheer, in renovatie is. We hadden een goede organist in ons midden, die een aantal werken van Bach mocht spelen op het orgel van de Bachkerk in Arnstadt en ik heb er mogen zingen. Genoemde kerk heette in Bachs tijd – hij werkte er van z’n 18e tot z’n 22e – de Neue Kirche, een vervanging van een verbrand exemplaar, gewijd aan Bonifatius. Arnstadt is een gaaf stadje, met een galerij uit 1585, waar Bach eens de degen kruiste met een fagottist van zijn leeftijd, die er volgens Bach geen hout van kon. Bach noemde hem een ‘Zipfelfagottist’, het best te vertalen als een ‘lul van een fagottist’. Op een avond kwamen ze elkaar bij de galerij tegen, de fagottist waarschijnlijk flink aangeschoten. Deze viel Bach aan en er dreigde een duel. Een bijzonderheid is ook dat in Arnstadt nog steeds het hotel staat en als zodanig functioneert, waar de wijde Bachfamilie bijeen kwam om een weekend met elkaar te musiceren en vooral ook goed te eten en te drinken. Het hotel – Goldene Sonne geheten – is al 600 jaar oud. Een hotel er tegenover honderd jaar jonger, claimt overigens ook dat zij onderdak boden aan Bach. Op het marktplein staat het meest curieuze beeld van Bach. Half liggend zien we hem daar in een uitdagend sensuele pose, als een jonge adolescent die wel meer driften kent dan alleen die voor muziek.
In Leipzig bezochten we uiteraard de Thomaskirche, waar net op dat moment een organist zijn kunnen toonde op het machtig klinkende orgel. We genoten van Max Regers variatie op Bachs Vater unser in Himmelreich. Reger was een katholiek, die zeer gecharmeerd was van juist de protestantse orgelmuziek en met name en groot bewonderaar en liefhebber van Bach. In de Nicolaikirche, waar in 1989 de Wende begon, maakten we een cantatedienst mee. Maar de grootste verrassing voor mij persoonlijk was de late vrijdagmiddag dat we ook voor de Thomaskerk stonden en op punt om naar ons hotel te vertrekken. Uit het tegenover de kerk gelegen Bachhaus kwam niemand minder John Elliott Gardener aan lopen, recht op mij af. In een flits besloot ik hem aan te spreken. De maestro reageerde niet afwerend, in tegendeel. Welwillend nam hij mijn complimenten voor zijn boek en zijn uitvoeringen in ontvangst en beantwoordde een vraag over het beroemde portret van Hausmann van de oude Bach, die de ouders van Gardener ooit in hun bezit hadden. Een cadeautje, deze ontmoeting!