Tienduizend gevluchte kinderen die verdwijnen en in verkeerde handen vallen. De helft van alle vluchtelingen is kind, aldus Marc Dullaart, de kinderombudsman. (Die weg moet, waarom is een raadsel; wellicht duldt de nieuwe nationale ombudsman niet zo’n sterke persoonlijkheid naast zich). Het plaatsen van asielzoekers verloopt uiterst moeizaam, evenals het huisvesten van statushouders. Politici met het ene plan na het andere om de stroom te keren – ik schreef er eerder over. Miljoenen die al in kampen zitten in de regio; een stroom die blijft aanzwellen, hemeltergende pogingen en verdrinkingen op de Middellandse Zee en bij Calais. En dat , omdat nog steeds een monster woedt van apocalyptische omvang. Die we niet als een St.Joris de doodsteek kunnen geven. Opvoeren van bombardementen en Nederland draagt ook een vliegtuigje bij, nu ook in Syrië. Koenders brengt het met een gewichtig ernstig gezicht, maar je ziet de onmacht er doorheen kieren. Bombardementen zullen wel doden, veel doden opleveren, maar helpen zal het niet, zeggen deskundigen. In Wenen wordt gepraat. Tot ze een ons wegen? Praten is goed, maar toch bekruipt me meer en meer het gevoel dat we tot het meest drastische moeten durven overgaan: totale oorlog met inzet van grote legers aan grondtroepen. Zoals uiteindelijk ook in 40-45 wel gebeuren moest om het monster van toen de doodsteek te geven. Of is het al te laat? Moeten we niets doen en echt de grenzen hermetisch – als dat kan – afsluiten en ze zoeken het in de regio daar maar uit? Maar wat dat oplevert is ook angstig onzeker. We kunnen roepen dat we het monster zelf gecreëerd hebben. Is het in z’n totaliteit wel waar? Was het monster ook niet tevoorschijn gekomen als we niet in gegrepen hadden destijds? Het blijft kijken in de kont van een koe. Het is er nu. En ik neig er dus naar om – en dat zal een hoge prijs hebben – tot totale oorlogsinzetten tegelijk zetten we onze grenzen ruimhartig open en geven ruimte – in elk geval tijdelijk – aan wie nu aan onze deur kloppen, begeleiden de vluchtelingen , zetten grote schepen in , zodat die gammele, overvolle bootjes niet meer nodig zijn en proberen toe te zien, dat niet nog meer kinderen in verkeerde handen vallen. Ik weet het ook niet meer, maar alles in me schreeuwt dit, als noodkreet.