De Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied is een kerkhof met een hoog bekende- Nederlanders-gehalte. Nergens in ons land hebben zoveel BN’ers een laatste rustplaats gevonden als aan de Amstel. Een eldorado voor de funeraire toerist, ook vanwege de aanleg, de stoffering, de bomenpracht, de vogels, de stilte. Eén van de oudste BN’er graven is het mausoleum van Oscar Carré. Gisteren ging ik voor in de Amsterdamse Thomaskerk en was na afloop genodigd voor een (een meer dan voortreffelijke) lunch met mijn vrienden Jaap Ellerbroek en John Jaakke in Brasserie Van Baerle. Op zeker moment komt Ivo Niehe met echtgenote eveneens genieten van een culinair hoogstandje. Jaakke en Niehe kennen elkaar goed. Jaakke is voorzitter van het Oscar Carréfonds, dat gelden inzamelt ten behoeve van de restauratie van het beroemde theater aan de hoofdstedelijke Amstel. Jaakke verhaalt ons van Niehe’s rol bij het verwerven van gelden. De naamgever van het fonds was het in 1886 gelukt om 300.000 gulden bijeen te harken voor de bouw van de stenen vervanger van het houten circustheater dat hij in Amsterdam had laten bouwen, maar dat vanwege brandgevaar op last van de gemeente in 1880 moest worden afgebroken. Oscar kwam voort uit een Duitse circusfamilie. Zijn moeder was een Nederlandse paardrijdster, die in het circus optrad. Hij werd geboren op 22 december 1845 in Halberstadt, ontwikkelt zich tot een voortreffelijk paardrijder en paardendresseur en neemt in 1869 de leiding van zijn vader over. Onder hem werd het circus een groot succes en hij liet vaste theaters bouwen, in 1873 in Wenen, in 1878 in Keulen en uiteindelijk dus in Amsterdam. Oscar sprak de Nederlandse taal, naast Duits , Engels en Russisch. In april 1887 begint het heien, op 2 december van dat jaar gingen de deuren van Circus Carré open. Carré bleef doorgaan met optredens in het buitenland, waarbij het hele circus in een eigen trein vervoerd werd. In 1891 komt zijn trein in Duitsland in botsing met een goederentrein, waarbij zijn vrouw Amelia om het leven komt en twee van zijn kinderen en een ruiter dermate zwaar gewond raken dat ze niet meer kunnen optreden. Carré hertrouwt, maar ook zijn tweede vrouw verliest hij aan de dood en in 1897 moet hij ook een financieel verlies in de zin van faillissement voor ogen zien. Het circus beleefde zware tijden , eerst vanwege de moordende concurrentie van het variété en later van de bioscoop. De ironie wil dat Carré zelf een filmpionier was. Enkele van de oudste filmopnamen, zoals de inhuldiging van Wilhelmina als koningin in 1898, staan op zijn naam. Oscar Carré overlijdt op 29 juli 1911 in Kopenhagen na jaren van gezondheidsproblemen. Zijn naam leeft voort , niet alleen in dat schitterende theater aan de Amstel en het mausoleum, zo’n tien kilometer westwaarts aan de rivier, maar ook in een kleinzoon en een achterkleindochter die nog immer in een circus optreden.