Ingvar en Otto: twee jongens uit een volkomen tegengesteld milieu en uit twee verschillende landen sluiten een vriendschap aan het einde van hun pubertijd. Ingvar Kamprad en Otto Ullman. De laatste is een Joodse jongen uit Wenen die in februari 1939 met een geheim kindertransport naar Zweden vertrekt. Volwassen vluchtelingen laat de Zweedse regering niet toe, maar voor honderd Joodse kinderen gaan de grenzen tijdelijk open. Een zekere parallel met onze tijd is treffend. Otto gaat van adres naar adres tot hij als boerenknecht terecht komt op de boerderij van Ingvar’s ouders. De boerderij heet Elmtaryd, gelegen in het dorpje Agunnaryd. Ingvar vader Feodor is een geharnaste nazi, met vele anderen in Zweden. Maar Ingvar doet niet voor hem onder en is al vanaf zijn twaalfde een betrokken lid van een nazipartij. Omdat Otto bescheiden is, hard werkt, wordt hij gedoogd op de boerderij en beschermd door de milde moeder van Ingvar. Ingvar wordt zelfs (platonisch) verliefd op hem en er ontwikkelt zich een vriendschap die zich uit in samen werken en het samen beleven van avonturen. Intussen blijft Ingvar actief binnen de partij, verspreidt folders, maakt nieuwe leden, waar Otto nauwelijks van op de hoogte is. Otto beantwoordt zo goed en kwaad als het gaat brieven van zijn ouders en andere familieleden, die zelf steeds verder in de fuik van de ‘Endlösung’ terecht komen en uiteindelijk in Auschwitz vermoord worden. Al in de oorlog begint Ingvar een handeltje in kleine artikelen als lucifers, administratiemappen, kerstversiering e.d. Deze handel breidt hij na de oorlog, waarbij ook Otto ook een tijdje een onderdeel vanuit maakt. Uiteindelijk leidt dat tot het concern, waar iedereen wel eens wat gekocht heeft, al is het maar dat handige stevige houten trapje: IKEA oftewel Ingvar Kamprad Elmtaryd Agunnaryd. Vorig jaar overleed de ongetwijfeld rijkste man van Zweden. Die ook na de oorlog nog redelijk lang extreem-rechtse opvattingen koesterde. In de oorlog was hij al geswitcht van de haatdragende Zweedse nazileider Sven Olov Lindholm naar de enigszins academischer fascistenleider Per Engedahl, maar laatstgenoemde bleef een icoon voor de IKEA-oprichter, wellicht zijn hele leven lang. In de teksten van Engedahl klinken woorden als ‘noords’ en strijd tegen verdunning van de cultuur door het binnendringen van vreemde culturen.
Bovenstaande gewerd mij middels een boek van de Zweedse schrijfster en journalist Elisabeth Asbrink, zelf kind van een Joods-Hongaarse vader en een Joods- Engelse moeder. In het Nederlands vertaald heet het boek ‘Bijna zijn wij aan de beurt’ en verscheen in 2012. Ik vond het onlangs in de ramsj en een voor mij tot nu toe ongekende wereld ging open. Zij was in het bezit gekomen van de honderden brieven die de ouders van Otto aan hem schreven. Na het lezen van het boek ben ik nog meer overtuigd van het gevaar van Baudet en zijn trawanten. Zijn gedachtengoed was in Zweden voor de oorlog al bij een behoorlijk deel van de bevolking bon ton.