Op 27 september ben ik weer op pad gegaan op een wederom schitterende dag, het zomerse weer weet van geen ophouden. Ik parkeer mijn auto in een straat achter de Prins Clauslaan in Veenendaal. De wandeling begint bij de bushalte, waar dichtbij een kazemat staat in een achtertuin. Veenendaal , zo leert mijn wandelgids, werd door drie verdedigingslijnen verdedigd: voorposten, frontlijn en stoplijn. Deze laatste linie, die aansloot op de frontlijn, bepaalt de route nu. De positie van deze kazemat (S7) werd door soldaten en burgers De Punt genoemd, vanwege de hogere ligging als in een punt in het inundatiegebied. Slechts over deze smalle strook kon het Westen bereikt worden en moest dus worden verdedigd. Veenendaal is in de afgelopen veertig jaar enorm uit zijn kluiten gegroeid tot een ‘stad’ van ruim 60.000 inwoners. Het duurt dus even voor ik het historische centrum bereik, via winkelcentrum Corridor. Eeuwenlang was dit gedeelte van de Gelderse Vallei drassig hoogveengebied, ontstaan aan het einde van de laatste ijstijd vanwege de slechte waterafvoer. Vanaf circa 1430 kwam de turfwinning op gang en de even later gegraven Grift zorgde voor een goede afvoer van de turf. De veenkolonie groeide en had na een eeuw behoefte aan een eigen kerk, om veenarbeiders te behouden en aan te trekken. Deze werd in 1566 gebouwd op een kleine geïsoleerde stuwwal. Om deze Salvatorkerk kwam een brink, waaraan gewoond werd en als markt dienst deed, verder was er lintbebouwing .Het dorp was wel verdeeld over twee provincies: Stichts Veenendaal onder de gemeente Rhenen en Gelders Veenendaal onder Ede. De inval van Franse legers in 1795 werd door enkele Veense burgers aangegrepen om een eigen gemeente op te richten. Dat lukte het Stichtse deel, met op dat moment 1900 inwoners. Pas in 1960 kwam het Gelderse deel door grenscorrectie bij het Stichtse Veenendaal en zo ontstond een grotere eigen gemeente van zo’n 23.000 inwoners. In de 17e eeuw was echter de turfwinning ten einde en het dorp verviel een paar eeuwen in een stilstand. Pas in de 19e eeuw kwam er weer bloei, dankzij de mechanisatie in de textielnijverheid, waarbij in het dorp zich een wolindustrie ontwikkelde, naast de op gang gekomen sigarenindustrie, beide tot aan de W.O.II bepalend voor het dorp. na de oorlog komt daar de klad in en uiteindelijk zijn vrijwel alle fabrieken gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Tijdens de mobilisatie legerden zich 2000 militairen in Veenendaal. Na de Duitse inval werd de bevolking geëvacueerd. Van de 22 Joden die het dorp kende, kwam twaalf om in een vernietigingskamp. Veenendaal was een van de laatste plaatsen in ons land die bevrijd werd. Na de capitulatie bleven Duitse en Nederlandse SS’ers er de dienst uitmaken. Op 7 mei openden zij het vuur op een groep van de Binnenlandse Strijdkrachten, toen deze poolshoogte kwamen nemen. Drie B.S’ers kwamen om. Op 8 mei trokken geallieerde soldaten naar het dorp, maar na schermutselingen trokken die zich terug. Pas op 9 mei wisten shermantanks en pantserwagens de stad te veroveren en dus te bevrijden. Veenendaal kun je gerust tot de Biblebelt rekenen. Bij de laatste verkiezingen voor de gemeenteraad kreeg de C.U 8 zetels en de SGP 4 zetels. De hervormde gemeente ( groot deel orthodox) is de grootste kerkgemeenschap (13.000). Maar de Geref. Gemeente heeft het grootste kerkgebouw : 2.200 zitplaatsen. Verder zijn er nog een aantal kerkgenootschappen van de uiterst rechtse flank.
Na een koffie op een zonnig terras wandel ik langs de flanken van het historisch centrum. Ik passeer daarbij de Frisia-Villa, voormalig directiekantoor van de gelijknamige wolspinnerij. Met een baar bochten kom ik weer bij het Valleikanaal/Grift uit. De Kanaalweg gaat over in de Sportlaan en onder viaduct door in Verlengde Sportlaan. Toepasselijke naam, want tegenover elkaar liggen daar de complexen van de op zaterdag spelende voetbalclubs DOVO en GVVV. In 1933 richtten twaalf vrienden een voetbalclub op en noemden die ook als zodanig: Door Vrienden Opgericht, DOVO dus. Ze spelen in de derde divisie onder leiding van Gert Kruys. G.V.V.V. speelt zelfs in de Tweede Divisie en werd door enkele jonge kerels opgericht in november 1947. De letters staan voor Gelders Veenendaalse Voetbal Vereniging, dus ontstaan in het toen nog Gelderse deel van het dorp. In Spakenburg liggen twee rivaliserende clubs, Spakenburg en IJsselmeervogels naast elkaar, in Huizen (NH) geldt dat ook voor Sv.Huizen en Zuidvogels. Hier wandel ik tussen de twee verenigingen door.
Kazemat De Punt Cultureel centrum
Salvatorkerk oude ansicht met rechts Frisia
Ik wandel de wijk Ruisseveen in, een naam die verwijst naar de veengronden die Maria van Moudwijk, weduwe van Hendrik Ruijsch, in 1578 verwierf om te mogen vervenen. Het octrooi op die gronden verklaart de slinger in de Grift. In de bocht stonden in mei 1940 mitrailleurs opgesteld, in stellingen van hout en aarde, achter het water, gericht op het centrum van Veenendaal. Na een doorbraak door de frontlijn verwachtte men hier een aanval. Echter de Duitsers werden al gestuit bij de voorposten. Ik loop onder een viaduct door, langs de Grift over een fietspad en aan het einde links de Munnikenweg op. Deze weg vormde de begrenzing van het bezit van het klooster Nieuw Licht buiten Utrecht. De kartuizers hadden ook delen van de Emminkhuizerberg in bezit, waar de kapel van 1535 in 1566 al weer werd afgebroken om de stenen te gebruiken voor de Salvatorkerk. In de oorlog stonden langs de Munnikenweg militaire barakken. In de winter van ’39-40 vielen in de buurt drie militairen met dodelijke afloop van een pontje tijdens het ijshakken. De Munnikenweg komt uit op de Kooiweg, waar links een brug en sluis liggen. Dat punt heet de Roode Haan, een inmiddels verdwenen herberg wiens naam herinnerde aan de de branden die woedden toen Spaanse troepen tijdens de Tachtig Jarige Oorlog huishielden in Veenendaal en meer dan 100 huizen in vlammen opgingen. In 1629 werd hier al een aarden schans aangelegd. De huidige werken van de Roode Haan werden gerealiseerd in 1785-1786, toen men nog rekening moest houden met een aanval via de Emminkhuizerberg. Het kreeg een zigzagvormig, met de mogelijkheid van emplacementen voor kanonnen. Halverwege 19e eeuw werd de sluis vernieuwd en was het mogelijk inundaties te verwezenlijken. Tijdens de mobilisatie kwamen er betonnen kazematten. Tijdens de meidagen van 40 stond er luchtdoelafweergeschut. Een Juncker stortte neer. Het is nu een klein recreatiegebied voor vissers en wandelaars.
bocht Grift Ruisseveen Sluis Roode Haan
Ik laat de Roode Haan links liggen en loop onder de snelweg Utrecht- Arnhem door, door weidegebied over de Kooiweg, die westwaarts buigt, maar ik sla rechtsaf over een pad van steenslag en steek de spoorlijn over en daar ligt de Linie van Juffrouwwijk uit 1799, een hoornwerk en liniaal die de toegang tot de Emminkhuizerberg moesten afsluiten. De naam verwijst naar de ‘vrouwe van renswoude’, Margaretha van Culemborg (1528-1608). Met ‘wijk’ wordt waterweg door veengebied bedoeld (denk aan veel plaatsnamen met ‘wijkbaan het eind). Bij de eerst volgende bocht naar rechts restanten van de Batterij aan de Schalmdijk, gebouwd in 1786. Met het geschut op de wallen kon de Slaperdijk en de Buursteeg bestreden worden; ook de toegangsweg naar Renswoude, de Schalmdijk, werd afgegrendeld en de Juffersluis bleef ook uit vijandelijke handen. tijdens de mobilisatie van ’39 werden loopgraven aangelegd, die in mei ’40 onder artillerievuur kwamen te liggen, waarbij een soldaat sneuvelde.
Duitse bunker Juffrouwwijk Schalmdijk
Dan kom ik bij Fort aan de Buursteeg, tegen de spoorlijn aan. Daar ook de het bezoekerscentrum over de Grebbelinie, die ik toch laat liggen om later apart nog eens te bezoeken. Het wandelen staat voorop. In de achttiende eeuw vormde de Buursteeg een hoge en droge toegangsweg door de Grebbelinie naar het westen. Het fort werd in 1786 aangelegd om deze weg af te sluiten. Het gebied er omheen kon niet onder water gezet worden, daarom moest het fort een forse omvang krijgen, waardoor het tot de grootste werken van de Grebbelinie ging behoren. De Duitsers wilden de spoorlijn gebruiken, maar de in te zetten trein kwam niet verder dan Westervoort, waar de spoorbrug werd opgeblazen. Behalve wat artillerievuur op 13 mei, waarbij geen slachtoffers vielen, bleef het tamelijk rustig. De dag er voor verschenen soldaten die zich hadden teruggetrokken uit de voorposten, maar deze werden weer teruggestuurd naar hun stellingen bij De Klomp. Wel sneuvelde er een Nederlandse soldaat in een door eigen troepen aangelegd mijnenveld bij de spoorbaan. Bij het bezoekerscentrum ga ik linksaf de Slaperdijk op. Deze dijk is in 1652 aangelegd als een extra beveiliging in geval elders een dijk doorbreekt. Aan de Gelderse kant lag de Grebbedijk die volgens de Utrechtenaren onvoldoende onderhouden werd, met als gevolg dat hij nog al eens bezweek. Het peil in de Rijn is liefst 6 meter hoger dan in het IJsselmeer en dus dreigt er immer gevaar bij hoog water in de rivier. De Utrechtenaren hebben de Slaperdijk op hun grondgebied aangelegd om overleggedoe te voorkomen. In 1786 werd de dijk onderdeel van de Grebbelinie. Ik loop dit Rijksmonument helemaal af, zo’n zeven kilometer, tussen bomen, niet gehinderd door enig motorisch vervoer. Alleen onderbroken door de Renswoudseweg, waar een coupure is aangebracht. Met schotbalken kan men in geval van nood de weg afsluiten en zo voor een waterbarrière vormen. De sponningen voor de balken zijn zichtbaar in een betonnen muurtje.
Ik loop langs Renswoude dat links ligt en kom op de kop van de Slaperdijk, waar in 1799 het grote Werk aan de Daatselaar werd aangelegd. Het fort zorgde voor bescherming van het belangrijke sluisje in de Lunterse Beek en het sloot de toegang tot de Slaperdijk en de groeperende af. Een houten wachter verwelkomt me. Sinds 2005 meandert de Lunterse Beek weer, met aansluiting op de gracht van het fort. Ik loop over een wit bruggetje, steek het fort door en aan de andere zijde wederom een houten wachter die wandelaars begroet die van die kant het fort betreden.
Na het fort sla ik linksaf en wandel over de Groeperkade. Zuidelijk stroomt de Lunterse Beek en daarachter ligt Renswoude. Dit dijkje wordt af en toe onderbroken door wegen en dan gaat het trapje af en trapje op. Ik kom een vrouw tegen die over een klassieke paddestoel – zo’n fraaie rode-met-witte-stippen – gebogen staat. De eerste ook voor mijn ogen dit najaar. Even verderop een grote witte boleet, die heerlijk te gebruiken is voor een pastagerecht. Uiteindelijk moet ik het dijkje af en ga links een steenslagpad op en volg een boomsingel die bij de Dorpstraat uitkomt. Daar neem ik de bus die me in Veenendaal brengt. Nog een stukje lopen en ik ben bij mijn auto.