Bachs composities, z’n muziekbibliotheek met manuscripten en zijn boeken over muziek werden buiten de inventaris van zijn erfenis gelaten. ‘Daaruit valt op te maken dat deze zaken niet werden getaxeerd en evenmin werden verdeeld volgens het geldende erfrecht’, zo schrijft Christoph Wolff in zijn biografie. Hij vermoedt dat Bach geen geschreven testament achterliet en dat de muzikale erfenis al eerder apart geregeld was. Bach was zelf een goed beheerder geweest van de muzikale nalatenschap van zijn familie en anderen en hij verwachtte dat dat van hem ook in goede handen zou zijn binnen zijn familie. Zijn werk verdeelde hij naar alle waarschijnlijkheid al toen hij in mei-juni 1749 ernstig ziek was. De verdeling is niet gedocumenteerd. Wolff gaat er vanuit dat de cantatencycli zo verdeeld werden dat iedere Jahrgang bij tenminste twee erfgenamen terecht kwam. Hij stelt dat Wilhelm Friedemann ook het voorrecht had om uit Jaargang 1 en 3 te putten voor zijn uitvoeringen op hoogtijdagen in Halle. De verdeling van de losse cantates is onbekend. De partituren van de Matthäus-Passion en Johannes-Passion, het Weihnachtsoratorium en de Hohe Messe kwamen in bezit van Carl. Ph.E. Wellicht dat werk bij Christian terecht kwam en zo via Italië in Londen terechtkwam. Carl. Ph. E. is de beste bewaarder gebleken, het erfdeel van Friedemann is versnipperd geraakt en incompleet overgeleverd. Na Halle verkeerde hij in financiële moeilijkheden en verkocht zijn erfenis stukje bij beetje. Hij vroeg zelfs een restant van zijn erfdeel te veilen. Wat de Londense Bach, Johann Christian Friedrich in bezit had, daarvan is het lot geheel in duister gehuld. Toen hij stierf erfde zijn zoon Wilhelm Friedrich Ernst, kapelmeester in Berlijn helemaal niets. Wat zijn weduwe had, verkocht ze. Het instrumentale werk van Bach onderging een zelfde lot. Ook van dat werk was Carl Ph. E. de beste schatbewaarder. Heel veel klaviermuziek is verloren gegaan. Gelukkig zijn ook werken overgeleverd, omdat leerlingen die gekopieerd hebben.