Een bijzondere voetballer met een bijzonder, bizar levensverhaal. Hij is, denk ik, al uniek doordat hij voor drie verschillende nationale elftallen speelde: het Hongaarse, dat van Tsjecho-Slowakije en het Spaanse. Zijn ouders waren officieel Slowaken, maar Ladislao Kubala Stecz, zoals hij volledig heette, werd geboren in Budapest, op 10 juni 1927. Zijn vader was profvoetballer bij de grootste Hongaarse club Ferencvárosi TC. (Let wel in Hongarije was er toen al profvoetbal, in ons land kwam dat pas in 1954) Zoon Kubala kwam op 17 jarige leeftijd in het eerste van de trots van Budapest en scoort bij zijn debuut twee keer. Hij wordt al spoedig opgeroepen voor het Hongaarse elftal, waarmee hij echter slechts drie interlands speelt. Als de oorlog is afgelopen en zijn vader overleden, vertrekken zijn moeder en hij naar Tsjecho-Slowakije, waar hij voor Slovan Bratislava komt te spelen. Hij bemachtigt de nationaliteit van het officiële vaderland van zijn ouders en wordt opgeroepen voor het natonale elftal. Hij speelt elf keer in het tenue van Tsjecho-Slowakije. Zijn ster rijst zo, dat Ferencváros hem gaarne terugziet. Bij aankomst in Budapest wordt hij wegens landverraad door het inmiddels communistische regime opgepakt en in een concentratiekamp gezet, waaruit hij pas na anderhalf jaar wordt vrijgelaten. Hij en z’n familie besluiten te vluchten. Via Oostenrijk komen ze in Italië terecht, waar ze verblijven in een vluchtelingenkamp. Vluchtelingen mogen van de FIFA geen officiële wedstrijden voor een club spelen, tenzij hen toestemming verleend wordt door het land van herkomst. De schoonvader van Kubala en oud-trainer van Slovan, Fernando Daucik, richt een elftal op van gevluchte spelers uit communistische landen. Dat elftal spellet tal van vriendschappelijke wedstrijden tegen diverse clubs. Men gaat op toernee: door Italië en Engeland en in 1950 in Spanje. Kubala maakt er grote indruk en wekt de belangstelling van zowel Real Madrid als Barcelona. Hij zou overigens al voor AC Torino gespeeld hebben in mei 1949 voor een oefenwedstrijd tegen Benfica, maar omdat z’n zoon ziek werd, besluit Kubala niet mee te doen. Zodoende bevindt hij zich niet aan boord van het vliegtuig dat op de terugvlucht naar Turijn crasht tegen de heuvel met de Basiliek van Superga, waarbij alle 31 personen aan boord het leven laten. Het is Barcelona dat Kubala weet aan te trekken, met zijn schoonvader die wordt aangesteld als trainer. Een jaar lang speelt hij alleen vriendschappelijke wedstrijden. Dan vraagt hij met succes de Spaanse nationaliteit aan en kan hij ook officiële wedstrijden spelen. Zijn debuut op 29 april 1951 in de Copa de Espana tegen Sevilla luistert hij direct op met twee doelpunten. De Copa wordt uiteindelijk gewonnen en er breekt een gouden periode aan voor de Catalaanse trots. In het seizoen 1951/52 worden vijf prijzen gewonnen, in een wedstrijd tegen Gijon maakt Kubala 7 van de 9 goals. Het volgende seizoen wordt hij geveld door tuberculose, waardoor hij een groot deel van het seizoen mist. Hij herstelt goed en kan Barcelona helpen de titel en de nationale beker te prolongeren. In 1953 komt hij voor het eerst uit voor het Spaanse elftal. Als de Hongaarse Opstand uitbreekt in 1956 vluchten diverse spelers van het Hongaarse Wonderteam, dat in 1954 helaas niet de WK finale won. Kubala steekt een helpende hand uit en haalt Czibor Zoltán, Kocsis Sándor en Puskás Ferenc over naar Spanje een goed heenkomen te vinden. De eerste twee worden speler van Barcelona, Puskás trekt het wit van Real Madrid over de schouders. Barcelona wint tot twee keer toe de UEFA Cup, verslaat Real Madrid in wat nu de Champions League heet, mar toen Europa Cup 1 en bereikt in 1961 de finale tegen Benfica. Deze gaat helaas met 3-2 verloren door eigen doelpunt van doelman Ramallets. Na deze wedstrijd neemt Kubala afscheid als profvoetballer. In een overvol Camp Nou krijgt hij een staande ovatie en scanderen 100.000 toeschouwers een kwartier lang zijn naam. Hij mist het voetbal zo, dat hij in 1963 trainer-speler wordt van Espanyol, de tweede club van de Catalaanse hoofdstad. Zijn oudste zoon Branislav debuteert in 1965 onder zijn leiding. Czibor en Di Stéfano, een boezemvriend van Kubala, komen ook voor Espanyol spelen en dit team bereikt de kwartfinale van de UEFA Cup, waarin het door de latere winnaar Barcelona verslagen wordt. In 1966 stoppen Di Stefano en Kubala tegelijk als speler. Kubala wordt trainer van Cordoba en vervolgens Spaans bondscoach van 1969 tot 1980. Van 1980 tot 1982 is hij coach van Barcelona, wat geen succes is. daarna volgen het Arabische Al-Hilal, Murcia, Malága en Elche. Het slot van zijn trainersloopbaan is een gouden medaille op de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona, als assistent-coach van het Spaans Olympisch elftal. Hij wordt tijdens het eeuwfeest van FC. Barcelona in 1999 door de socios uitgeroepen tot beste speler uit de clubgeschiedenis, dus niet Johan Cruijff. In 2001 krijgt hij hartproblemen en op 17 mei 2002 overlijdt hij na een ziek bed van vier maanden. Kubala is 74 jaar oud geworden.