Rouwadvertenties

Elke zaterdag staat er op de laatste pagina van een katern van de NRC een stuk over iemand die in de laatste fase van zijn of haar leven verkeert. Vrijwel altijd mensen die eigenlijk nog te jong zijn voor de dood. Steeds weer valt me op hoe ze vrijwel allemaal nog vol spirit zijn, vol levenslust, intensief bij de dag durven leven, uiteraard binnen de beperkingen die de ziekte meebrengt. Aan deze pagina vooraf kent de NRC een paar pagina’s met rouwadvertenties. In de editie van vandaag – 12 januari – vielen twee op. Beiden kenden een foto en waren elkaars rug. De eerste die bladerend zag was die van een man op hoge leeftijd, maar dat had ik nog niet door, want de foto van de advertentie betrof een hond, een Doberman zo te zien. In de tekst wordt gesproken van ‘ ons toegewijd baasje’, maar ook van een vader, broer, zwager, oom. En ook de naam doet niet denken aan een hond, zeker niet als er ook nog vermeld wordt dat hij Officier was in de Orde van Oranje Nassau. Onder de ondertekenden tref ik nog eens honden aan, waarvan twee met een kruis er achter. Hun namen zijn vergezeld van een pootafdruk. Sla je de pagina om zie je weer een foto. Als het niet te tragisch was, zou je zeggen van een ‘jonge hond’. Een blonde jongen liggend op een balk?, kijkt je vrolijk lachend aan. Maar de reden van deze annonce is allerminst vrolijk. De jongen, amper 22 jaar, is uit het leven gestapt. Door z’n ouders en broer wordt de jongen bezongen als een fantastisch mens, mooi, lief en verder veel meer wat er aan positiefs te bedenken valt. Een jongen die alles in zich had om een mooie toekomst te hebben. Maar deze opsomming begint met :’ achter je stralende glimlach ging peilloze zielenpijn schuil’. Peillos, dat moet het zeker zijn. Niet te bevatten, machteloos makend. Uit de advertentie maak ik op, dat het gezin aan een kerk verbonden is. Je zal de predikant zijn. Wat te zeggen? Welke woorden snijden hout? Ik heb zelf als predikant nog nooit zo’n situatie bij de hand gehad. Wel te maken gehad ooit met een suicidepoging. Van nabij ken ik iemand wiens dochter zo’n poging deed. Hij en z’n vrouw kregen huisbezoek van een ouderling. Die heeft alleen maar gezwegen. “Het beste huisbezoek wat ik ooit gehad heb’, zei hij tegen me.