Afgelopen maandag zaten Frits Abrahams weer eens bij elkaar voor onze regelmatige ontmoeting, in Café Luxembourg aan Het Spui in de grote stad A. Er komt van alles ter tafel: naast persoonlijke zaken, gelezen of te lezen boeken, films, Ajax, politiek en dit keer ook de blijvend intrigerende vraag: wat ging er aan de ‘oerknal’ vooraf? Of wie/Wie? Gisteravond schoof Vincent Icke aan tafel bij de DWDD juist over die vraag. Kwam dat even mooi uit. Het ging over die ene nanoseconde die aan de oerknal voorafging. Of ging er niets aan vooraf. Niets: daar ging het gesprek over. Voor Icke lijkt altijd geen vraag te moeilijk. Voor hem is altijd alles eenvoudig. Maar voor mij als kijker zijn er altijd momenten dat ik afhaak. Dat het eerder moeilijker wordt. Ben ik nu zo dom of kan Icke het eigenlijk niet uitleggen, omdat hij het eigenlijk ook niet weet? In een hogere Intelligentie gelooft Icke niet. Die mogelijkheid sluit hij bijvoorbaat uit. Dat mag, maar zijn stelling dat er niets aan de oerknal voorafgaat, terwijl hij eerst in alle toonaarden vertelt dat ‘niets’ in ons spraakgebruik ook altijd ‘iets’ is, namelijk in relatie tot iets anders. Zoals in ‘er gaat niets boven Groningen’ of: ‘ik wil even niets aan mijn hoofd hebben’. Of het niets in de kunst etc. ‘Niets’ is een woord door ons mensen geformuleerd en elk woord verwijst naar ‘iets’. Dus ook het niets is iets. Als je dus zegt dat er niets is voor de oerknal, dan maak je het iets ten op zichte van die oerknal, maar ben je nog geen stap verder. Dan kun je net zo goed zeggen dat God of zo iets er aan voorafgaat en natuurlijk dat is ook een kwestie van geloof, maar wellicht toch bevredigender. Dus met het kwartiertje waar Icke om vroeg ben ik niets opgeschoten. Of zou Icke zelf aan de oerknal vooraf zijn gegaan? Een te verdedigen stelling, want die hele oerknal-theorie is wellicht waarschijnlijk, maar geen absolute zekerheid. Wat ook niet kan in de wetenschap. Dus: Icke en alle andere Ickes gaan aan de oerknal vooraf en Frits en ik kunnen daarover weer verder filosoferen, over het zwarte gat in onze kennis. Met een goed glas bier erbij. Want wat voor de natuur geldt, geldt ook voor goede gesprekken: je moet er wat bij te drinken hebben.