Ik vertoef aan de rand van water en aan de rand van weidegrond. Ik vertoef waar de Eemnesserpolder het Eemmeer raakt. Gisterochtend was ik er ook en verbonden met de hemelse goedheid boven en om me heen werd ik geraakt door wat via mijn mobiel vanuit de Baarnse Pauluskerk tot mij kwam. Collega Klouwen opende de ‘hemel’ van Romeinen 11 en plantte mij als ‘dor hout’ opnieuw in de ware Wijnstok, in de olijftak Israël. Dat had ik nodig, broodnodig. Want soms is het leven een woestijn. Soms? Misschien wel vaak, of principieler fundamenteel, zo tussen uittocht uit Egypte en intocht in Beloofd Land. Hij geeft manna en kwakkels voor onderweg. Hij herschept het dorre hout tot boom des levens, wegend op de rug van zijn geliefde.
Ja, ik verwijs naar Willem Barnard, één van mijn ‘kerkvaders’: lied 547 in het Liedboek der kerken. Kerkvader Barnard blijft me leren dat je eigenlijk alleen zingend kan geloven, als een inademen, voorafgaand aan een uitademen.
Na die verkwikkende dienst, waarbij je weet dat onze natuur aan geloof niet meer voortbrengt dan soms zelfs gevaarlijke overtuigingen, oordelen, aannames, in beton of goud gegoten en dat het ware geloven als vertrouwen je geschonken wordt, als tegennatuurlijke anti-stof, ontmoet ik een jong vogelaarsgezin. De blauwborsten zitten goed verstopt, maar groepjes baardmannetjes zou ik kunnen zien, zo krijg ik te horen. Vogels kijken is ook wachten op openbaring en dan toch de verrassing. Kijk, een ijsvogeltje, en zie die twee torenvalken die samen een aantal kraaien uit hun territoir verdrijven.
Vandaag ben ik er weer. Het is mistig na een nacht vol slagregens. Weer zit ik in het beleidsterrein van Carola Schouten, onze minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit. Vanaf het begin van haar verschijnen in de Kamer ben ik fan en ik werd het nog meer nadat ik haar in Ossendrecht in ons kerkje kon interviewen. En gisteren zat ze bij Janine Abbring op de caravan als Zomergast. Een omstreden keus eigenlijk. Want hoe open kan een politicus zijn, zeker in deze tijd van morrende en murmurende boeren? Zou dat niet te veel met geen water weg te spoelen meel in de mond-gesprek worden?
Maar daar sprak een vrouw met visie en durf. Zo was ze in Ossendrecht, zo was ze nu. Zo openhartig mogelijk, zonder pantserend bravour. Gevoelig zoekend, zonder vals sentiment. En weer klonk het evangelie zoals diezelfde zondagmorgen op dat dijkje: geschonken liefde voor een mens, niet goed genoeg.
Met Sigrid Kaag en deze fonkelende Carola kent ons land twee vrouwen die wat mij betreft de politiek mogen bepalen. Carola liet beelden zien van een ander monument van een vrouw: Golda Meir. En met haar plompe verschijning, eenvoudige kleding moest ik direct denken aan Angela Merkel, de onbetwiste leider van Europa. ‘Wir schaffen das’, niet als overmoed, maar als grondhouding. Daarin sprankelt volgens mij een Bijbelse grondtoon. En ik moet denken aan Madelein Albright die als Joodse Tsjechische een Praagse Winter overleefde, wat haar denken en doen, zo goed en kwaad als dat kan op het politieke veld, heeft gestempeld. Een vrouwelijke Havel.
Vrouwen zoals ze in de Bijbel cruciale rollen vervullen, zo prachtig verklankt in ‘Kom zing het lied van Eva’, van Ria Borkent (738 in het Liedboek) Eva, Sara, Hanna, Maria, Sifra en Pua, Mirjam en Ester, Tamar en Rachab, Ruth en Bathseba, Anna, Marta en Maria.
Op de hoeken van het Evangelie staan vrouwen, zei Noordmans dat niet? Eerste ontvangers en boodschappers van Gods gein (genade) in ons waren vrouwen.
En ze zijn er nog steeds die ons voorgaan, aansteken, opbeuren, begeesteren. Ook in ultieme kwetsbaarheid.
Daar is Gonneke, een dochter van goede vrienden, zelf een vriendin. De ziekte van Recklinghausen sloopt haar steeds meer en meer. Maar in al haar pijnen en beperkingen blijft ze stralen in goede moed, rake opmerkingen, ontroerende eenvoud. In volharding vooral. Kwetsbaar, maar geen ‘dor hout’, maar op eigen wijze ‘boom des levens’.