Category Archives: Dagdagelijks

De tijd dichten – poëzie in corona-dagen – 7

1. Iedereen noemt het zo: Goede Vrijdag.
Maar hoezo goed? Zullen velen zich afvragen. Nou ja vanwege wat o.a. zo ontroerend eenvoudig verwoord is in een te zingen gedicht van Hein Stufkens (nr.586 in het Nieuwe Liedboek)

Zie de mens die in zijn lijden
teken werd voor alle tijden
van wat liefde dragen kan.

Weerloos heeft Hij heel zijn leven
zich aan anderen gegeven-
weergaloos is Hij alleen.

Die hem ooit op handen droegen
zijn dezelfden die hem sloegen
en die vroegen om zijn dood.

Maar nog is zijn hart bewogen
om hun blinde onvermogen -
stervende pleit hij hen vrij.

Vaak vertwijfeld, aarzelend, tegen me zelf en de werkelijkheid in roepend geef ik gehoor aan dit Andere Geluid.
Bachs Mattheus ( en ook Johannes ) doet op dit punt nog groter wonder. Telkens weer.

2. 

Vanaf morgen schijnt het weer behoorlijk kouder te worden. Een prachtige week achter de rug; de fikse langdurige verkoudheid achter de rug, elke dag aan de wandel gegaan. Hier dichtbij huis, nog geen 200 meter en ik ben midden in het groen, coulisselandschap, de jubel van vele zangvogels, 
afgelopen woensdag met vriend Rob eerste etappe van het Limespad gelopen, van Katwijk naar Leiden. Gisteren met broer Cees een paar uur door de Eemnesser polder, met naast tureluurs, kieviten, canadese ganzen talrijke grutto’s. In het riet langs het Gooimeer rietgors, rietzanger en kleine karekiet. Vrijdagavond met goede vriend bij mij thuis Het lijdensevangelie van Johannes (hoofdstukken 18 en 19, gelezen en gezongen, samen avondmaal gevierd, vis gegeten ,Johannes Passion van Bach geluisterd, met dat zo diepingrijpende Es ist vollbracht, gaat door merg en been.
Vanmorgen weer eens de stilte gezocht van bos en beemd, dienst geluisterd en bij deze voor wie dat bevalt of inspireert een vd mooiste Paasgedichten die ik ken, van Ida Gerhardt.

Pasen

Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula’s verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het ‘s nachts gedaan:
daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.

3. 

Tussen Pasen en Pinksteren liggen 49 dagen ( 7 keer 7, symbolischer kan niet) en Pinksteren is de 50e en drukt in haar naam juist dat getal uit. Tien dagen voor die Vijftigse is het Hemelvaart, tussen Pasen en Hemelvaart: feest van de Mens der mensen als de Kroonprins, belofte van deze wereld anders, daar tussen veertig dagen, getal van de voorbereiding, de rijping daartoe. Maar in ons collectief geheugen is het de tijd van gedenken hoe voor dezen stampende laarzen, beulshanden, knechtende bevelen hun terreurdaden bewezen.Vooral aan hen van het volk, waartoe ook de Vermoorde en Opgestane Onschuld behoorde.
Wie dat hartverscheurend doordringend heeft verwoord is de Britse Carol Ann Duffy (1955)

Vallende sterren

Nu ik eindelijk zwijg breken ze onze vingers
om mijn trouwring te bergen. Rebecca Rachel Ruth
Aaron Emmanuel David, sterren op al onze voorhoofden
onder de starende blikken van gewapende mannen. Rouw

om de dochters, kaarsrecht als standbeeld, dapper.
Je wou niet naar me kijken. Wachtte op de kogel. Viel.
Ik zeg: Vergeet deze afschuwelijke dagen die de wereld
eeuwig slecht maken niet. Een van hen zag dat ik leefde.

Maakte zijn riem los. Mijn darmen, doodsbang, niet meer op te houden.
Gerafelde kleren. Ik kon een kind zien in een leemte
tussen de lijken. De soldaten lachten. Slechts een handvol dagen
scheiden dit van de marteldaden nu. Ze schoten haar in het oog.

Hoe kun je je voorbereiden op de dood, op een volmaakte avond
in april, met jongemannen roddelend en rokend bij de graven?
Mijn blote voeten voelden de aarde en urine sijpelde
langs mijn benen tot ik een klik hoorde. Nog niet. Gefopt.

Na het oneindige lijden drinkt iemand thee op het gazon.
Na het vreselijke gekerm wast een jongen zijn uniform.
Na de geschiedenisles rennen de kinderen naar hun speelgoed draait
de wereld in haar slaap scheppen de spaden aarde Sara Ezra..

Zuster, als zeeën ons scheiden gedenk je me dan niet?
Vertel hen dat ik in de schemer de oude psalmen zong
binnen het prikkeldraad en sterke mannen huilden. Kom
tot mij met uw goedheid, want ik ben eenzaam en verlaten.

4. 

Het negeren van de voort-durende roep om ontferming – een dagelijks stil kyrië – uit de vluchtelingenkampen, hoort dat ook bij de intelligente lockdown? Enfin van de in 1930 in Nigeria geboren en in 2013 in Boston overleden Nigeriaanse schrijver en dichter Chinua Achebe is hier:

Vluchtelinge met kind

Geen Madonna met Kind die zich hiermee meten kon,
het beeld van deze moeder, vol tedere aandacht
voor een zoon die ze spoedig zou moeten vergeten.

Overal hing de lucht van de diarree
van ongewassen kinderen die met uitstekende ribben
en verschrompelde billen, met houterige stappen
rondliepen, achter hun opgezwollen, lege buikjes aan.
De meeste moeders daar kon het allang niets
meer schelen, maar deze wel. Met de schim
van een glimlach tussen haar tanden en met
in haar ogen de schim van moederlijke trots,
kamde ze het schamele roestbruine haar
dat zijn hoofdje nog bedekte, en toen
- terwijl er een lied verscheen in haar ogen …
begon ze te zoeken naar luizen ….In een ander leven
was dit vluchtige routine geweest,
voor zijn ontbijt en naar school gaan:
maar nu deed ze het alsof ze bloemen schikte
op een heel klein grapje.

De tijd dichten – 6 – poëzie in corona-dagen

1. Op 8 april schreef Frits Abrahams in de NRC naast de winkelkatten over de zwervers op straat aan wie juist nu voorbijgelopen wordt, wijder dan de voorgeschreven anderhalve meter. Dat brengt mij bij een gedicht van Geerten Gossaert: De moeder.

Hij sprak en zeide
In ‘t zal zich wendend:
Vaarwel, o moeder,
Nooit keer ik weer….
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking maar wenden zeer.

Sprak geen vervloeking..
Doch, bijna blijde,
Beval den maagden:
Laat immermeer
De zetels staan en
De Lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.

En toen, na jaren,
Melaats, een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zoon keert weer ..
Zag zij hem aan en
Vond gene tranen,
Voor zoveel vreugde geen tranen meer.

2. 

Iedereen noemt het zo: Goede Vrijdag.
Maar hoezo goed? Zullen velen zich afvragen. Nou ja vanwege wat o.a. zo ontroerend eenvoudig verwoord is in een te zingen gedicht van Hein Stufkens (nr.586 in het Nieuwe Liedboek)

Zie de mens die in zijn lijden
teken werd voor alle tijden
van wat liefde dragen kan.

Weerloos heeft Hij heel zijn leven
zich aan anderen gegeven-
weergaloos is Hij alleen.

Die hem ooit op handen droegen
zijn dezelfden die hem sloegen
en die vroegen om zijn dood.

Maar nog is zijn hart bewogen
om hun blinde onvermogen -
stervende pleit hij hen vrij.

Vaak vertwijfeld, aarzelend, tegen me zelf en de werkelijkheid in roepend geef ik gehoor aan dit Andere Geluid.
Bachs Mattheus ( en ook Johannes ) doet op dit punt nog groter wonder. Telkens weer.

3. 

Vanaf morgen schijnt het weer behoorlijk kouder te worden. Een prachtige week achter de rug; de fikse langdurige verkoudheid achter de rug, elke dag aan de wandel gegaan. Hier dichtbij huis, nog geen 200 meter en ik ben midden in het groen, coulisselandschap, de jubel van vele zangvogels, 
afgelopen woensdag met vriend Rob eerste etappe van het Limespad gelopen, van Katwijk naar Leiden. Gisteren met broer Cees een paar uur door de Eemnesser polder, met naast tureluurs, kieviten, canadese ganzen talrijke grutto’s. In het riet langs het Gooimeer rietgors, rietzanger en kleine karekiet. Vrijdagavond met goede vriend bij mij thuis Het lijdensevangelie van Johannes (hoofdstukken 18 en 19, gelezen en gezongen, samen avondmaal gevierd, vis gegeten ,Johannes Passion van Bach geluisterd, met dat zo diepingrijpende Es ist vollbracht, gaat door merg en been.
Vanmorgen weer eens de stilte gezocht van bos en beemd, dienst geluisterd en bij deze voor wie dat bevalt of inspireert een vd mooiste Paasgedichten die ik ken, van Ida Gerhardt.

Pasen

Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula’s verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het ‘s nachts gedaan:
daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.

De tijd dichten – poëzie in corona-dagen – 5

Het blijft, vind ik, aardig om zomaar willekeurig een dicht- bundel open te slaan. Bijvoorbeeld het derde deel van Gerrit Komrij’s bloemlezing uit 1995.
Op blz. 829 ‘openbaart’ zich wederom een ‘vadergedicht’, één die mij vrolijk stemt.

Jeuk

Het leven besluipt ons doordat
een man die wij later vader
zullen noemen, als wij hem kennen,
er last van heeft en het kwijt moet.

Was hij een predikant 
met alle papieren in orde
die na het avondgebed
zo uit zijn jaegerbroek
een duldende schoot indook?

Was hij een kolonel
die bij gebrek aan een paard
zijn vrouw bereed zonder dat
zij steigeren wilde of briesen?

Was hij misschien de matroos
die met scheef gegleden baret
in een nachtelijk portiek
hijgend het klaarspeelde
met dat goedgelovige meisje?

Hoe het ook lag of stond,
menigerlei mogelijkheden,
het begin was iets als een kriebel
onder en net of niet
gewassen mannennavel.

A.Marja

De vader van de dichter – pseudoniem van Arend Theodoor Mooij (1917-1964) was predikant.

De tijd dichten – poëzie in corona-dagen – 4

Gisteren was er iemand die zei: het doet me zo aan de oorlog denken, deze tijd. In het zonnetje op mijn balkon zie ik de pimpelmezen, de duiven, de kauwtjes, de eksters en ze komen af en toe buurten, een klein muisje schiet door het gootje. Was ik maar een vogeltje en van niks hoeven weten..

Van N.E.M. Pareau (1906-1981)is hier het gedicht

Aan de ganzen

Laat in de nacht, wanneer ik droomend door
het venster staar, roepen uit hooge luchten
onzichtbaar overgaande ganzenvluchten;
een zwak gekrijs, dat zwelt en gaat teloor.

Nauw drijven door de duisternis geruchten;
de zomernacht is zwoel en drachtig. Voor
de sterren hangt een nevelwaas. Ik hoor
de donkere aard’ in diepen sluimer zuchten.

Ay, vreemde vogelen, die komt overzweven
en ongestoord de breede vlerken vouwt
in landen waar nog vrije volken leven,

vertelt hun, hoe men hier de vrijheid rouwt
en welk een ongeluk de mensen lijden
die d’overgaande trekganzen benijden. (1941)

‘En de vogels vliegen van Oost naar West Berlijn …’ Wie zong dat ook al weer? Juist…

Overigens kon Pareau – pseudoniem voor de jurist Hendrik Jan Scheltema heel anders uit de hoek komen:

Voorval

De trein had nauwelijks een kwartier
‘t station IJmuiden-Oost verlaten
of Hugo loosde zijn uraten
door het ontslotene portier.

De reizigers die bij hem zaten,
verrast door zulk een passagier
betuigden luidkeels hun plezier
en gingen het geval bepraten.

De spotternij van die daar zaten
beroerde Hugo nu geen zier,
vermits zij allegaar vergaten
den last van ‘t pas genoten bier.
Hij stak de knoopen in de gaten
en sloot het venster op een kier.

De tijd dichten – poëzie in corona-dagen- 3

 Ik stuitte op Gerrit Achterbergs Jachtopziener. Ook een type en beeld van en voor een leider.
En verwoordt het niet op bepaalde manier deze tijd en zijn?

Jachtopziener

Ik kwam in ‘t park de jachtopziener tegen
en vroeg hem naar de stand van het roodwild.
Hij draaide er om heen en trok verlegen
met een schoenpunt raadsels in het grint.

Ik was hem sinds zijn aanstelling genegen
en hij mij wederkerig goedgezind.
Waarom werd ik opeens geheel ontsteld,
of hij reeds maanden iets had doodgezwegen?

Er is er dikwijls éen meer dan ik tel,
zei hij bezorgd en keek me in de ogen.
Waanzin en waarheid lagen in de zijne
voortdurend voor elkander te verschijnen.
De bomen stonden naar ons toegebogen.
Toen klonk ginds op het huis de etensbel.

Gerrit Achterberg

Opdat ik het niet vergeet, terzijde dus: was even in de Action; 1 1/2 meter vóor mij bij de kassa een grootmoeder met zoontje van acht jaar, schat ik.

Zegt het jongetje: “Wat zeg je tegen een gestresste Spanjaard? Ontspanje! “. Zelf verzonnen , zei hij desgevraagd.

Om de tijd te dichten – poëzie in corona-dagen – 2

In deel 1 de vader bij Rogi Wieg. Vaderschap is leiderschap en omgekeerd. Rutte – zelf geen vader – lijkt steeds meer te groeien in vaderschap over ons land. Ik sla Verzamelde Gedichten van Ida Gerhardt open, opnieuw ‘at random’, willekeurig en ziehier:

In memoriam patris

Mijn vader heeft de waterlaarzen aan.
Wij samen zijn de Lekdijk afgekomen.
Ik ben voor mijn verjaardag meegenomen:
hij moest vandaag bij het gemaal langs gaan.

Gemaal: dat is je vader horen noemen
die vreemde woorden van een andere taal
als hij de waterstand leest van de schaal;
te ademen in het onbenoembaar zoemen
dat gonzend omgaande aanwezig is.
En, niets te zeggen als hij bezig is:

‘Dat is een man, daar kun je staat op maken’.
Als op de zaken orde is gesteld
doen wij op huis aan. Een lucht van geweld:
Gorcum ligt al door wolken overvraagd.
Geen noodweer en geen wereld kan mij raken
als hij, het laatste stuk, mij op de schouders draagt.

Om de tijd te dichten – poëzie in coronadagen – 1

Sla een dichtbundel open, willekeurig en kom oog in oog met het volgende gedicht:

Onvoorstelbaar

Ik droom nog wel eens dat
ik schrijf over mijn vader
die blootshoofds in een uitgebrand
maïsveld staat. Zijn hoed heeft hij
vergeten bij kennissen, hij is oud en grijs
en heft zijn vuist op naar God.

Wie verder komt in de poëzie
schrijft niet meer over zijn vader.
Zijn hoofd wordt verruild voor de vrucht,
zijn hoed voor de tijd, zijn vuist voor een graftombe.
Alleen God is er nog, vluchtig en even onvoorstelbaar
symbolisch als altijd.

Rogie Wieg

Bijbel en dier – 10 – de gier

Daar nestelt de pijlslang, legt haar eieren, broedt ze uit en koestert ze in de schaduw;                   ja, daar verzamelen zich gieren, de een bij de ander.

Jesaja 34: 15

Al de eerste keer dat mijn ouders mij meenamen naar Artis werd ik het meest getroffen door de gieren, van welke soort dan ook. Dat is nog steeds zo. Voer voor psychologen!                     Het liefst zou ik na m’n dood mijn lichaam hun veil willen geven, naar de Zuid-Amerikaanse indianentraditie in de Andes. Het zullen echter wel de wormen worden.                In de Bijbel behoren de gieren tot de onreine dieren. Ze zijn niet koosjer. En als zodanig treden ze op in Jesaja 34. Gieren zijn overigens zeer nuttig: het zijn aaseters.                

Tegenover de redding van Jeruzalem in hoofdstuk 33 staat de profetie van de ondergang van de krachten en machten die de vrede van het Godsrijk in de weg staan, samengebald in Edom. In bloedige beelden wordt de vernietiging ervan geschilderd. Edom zal plaatsmaken voor een wildpark, waarin doornstruiken en distels opschieten, jakhalzen en wilde honden rondspoken, gifslangen vrij spel hebben. En waar een gierenkolonie gehuisvest is. Het Wereld Natuurfonds zou er de vingers bij aflikken. Maar in de jesajaanse profetie is het teken van een onleefbare wereld. De Bijbel houdt er een eigen ecologie op na!      

In ons land komt af en toe een vale gier binnen dwalen. Zie hieronder. Andere bekende Europese gier is de lammergier.

unknown     440px-bartgeier_gypaetus_barbatus_front_richard_bartz                                    vale gier                                                                        lammergier

Bijbel en dier – 9 – geitenbokje

Toen Juda haar zag, hield hij haar voor een hoer,                                                                                     omdat zij haar aangezicht bedekt had.                                                                                                       En hij wendde zich tot haar aan de weg                                                                                                             en zei: Welaan, laat mij toch tot u komen,                                                                                                           want hij wist niet dat het zijn schoondochter was.                                                                                                    Daarop zei zij: Wat zult gij mij geven, wanneer gij tot mij komt?                                                                   En hij zei: Ik zal u ee geitenbokje van de kudde zenden.

Genesis 38: 15-17

Niemand heeft mooier een geit geschilderd dan Jan Mankes, te bewonderen in Museum Belvedere bij Heerenveen. Je zou er verliefd op worden! Geiten waren geliefde offerdieren in tabernakel en tempel. Eerder behandelden we de bok al als zondebok.         In het wonderlijke verhaal van Genesis 38 is een geitenbokje op bijzondere wijze een soort offerdier. Juda’s oudste zoon sterft zonder nageslacht. Naar gebruik met de tweede zoon dan de weduwe tot vrouw nemen en voor nageslacht zorgen. Het zgn. leviraatshuwelijk oftewel zwagerhuwelijk. Deze, Onan, voelt daar niets voor, want hij weet dat het eventuele nakroost nooit van hem zou zijn, hij zou slechts zaaddonor zijn. Zodra hij bij zijn schoonzus komt, verspilt hij zijn zaad op de aarde, staat er. Zo zijn we op onanie gekomen. Maar het zou net zo goed ‘ voor het zingen de kerk uitgaan’ geweest kunnen zijn. Ook Onan sterft. Juda vreest dat het met de volgende zoon de zelfde kant op zal gaan en stuurt Tamar, de vrouw van zijn oudste, Er, naar haar ouders. In de Bijbelse grondgedachte dreigt zo de toekomst van Juda, waaruit de Messias zou voortkomen, dood te lopen. Maar Tamar houdt daaraan vast en verzint een list. Juda is weduwnaar geworden en na de rouwtijd gaat hij naar een schaapscheerdersfeest – hij is wel toe aan een verzetje. Tamar weet dat, verkleedt zich als hoer en weet haar schoonvader te verleiden. Hij komt er later pas achter met wie hij zich verenigd had. De prijs was een geitenbokje, die hij later zou toezenden. Als onderpand gaf hij een ring. Als hij later dat bokje wil geven, wordt de hoer niet gevonden. Drie maanden later krijgt Juda het bericht dat zijn schoondochter hoererij had bedreven en daarna ook nog zwanger was geraakt. Juda ontsteekt in woede en wil haar verbranden. Zij stuurt dan de ring met een briefje dat ze zwanger is van de man die die ring had gegeven. Enfin, Juda erkent zijn fout en haar recht. Ze baart uiteindelijk een tweeling, waarvan de eerste de naam Perez krijgt, hetgeen ‘doorbraak’ betekent: de Messiaanse toekomst is weer open.                                          Als één verhaal duidelijk maakt dat de bijbel niet geschikt is voor een burgerlijk-christelijke seksuele ethiek, is het dit wel.

gm_13157-width-654  Geitje van Jan Mankes                                                                                                                

Bijbel en dier – 8 – de ezel

De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten,                                            totdat Silo komt en hem zullen de volkeren gehoorzaam zijn.                                                               Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong zijner ezelin aan de wingerd.

Genesis 49: 10-11

Een ezel spreekt tot de verbeelding vanwege z’n dubbelzinnige karakter. Enerzijds koppig, anderzijds dom. (Ofschoon wij vaak nog dommer zijn en in ons foute domme gedrag in herhaling vallen) Aan de ene kant eenzelvig, aan de andere kant zo vertederend dat elk kind het wil aaien en berijden. In Ossendrecht kende ik twee ezels die verzot waren op Fishermans Friends, hoe heter hoe beter. De ezelbaas nodigde me uit dat uit te proberen. Hij zei: ‘neem maar een flinke hand vol’. En ja wel ze waren zo gretig dat ik nog hun tanden voel aan mijn vingers. Het schuim liep hen uit de bek, maar het ging er in als koek. Nog even over die domheid: dat is onze interpretatie en het is zeer de vraag of die juist is. Sterker nog ze zijn juist erg intelligent en bovendien voorzichtig. In tegenstelling tot paarden zijn het geen vluchtdieren. Bij gevaar verstarren ze compleet, wat we terug zien in het verhaal van Bileam in Numeri. Heb je het vertrouwen gewonnen dan zijn zeer vriendelijk en volgzaam. Die spreekwoordelijke domheid komt uit o.a. de Grieks-Romeinse sagen, waarin de ezel met wellust en stupiditeit in verband wordt gebracht. Midas kreeg ezelsoren als symbool van z’n verstandelijke tekortkomingen omdat hij in een muzikale wedstrijd voor pan koos en niet voor Apollo, wat als een domme zet gezien werd. Ezelsoren horen bij de narrenkap.

 

De ezel is het dier van Juda; aan de wijnstok gebonden het symbool van het vrederijk. Davids zoon, wiens naam bol en vol staat van vrede, Salomo (shalom) houdt z’n intocht in Jeruzalem als koning op een ezel.                                                                                                                  Het is dan ook niet voor niets dat die ‘andere’ zoon van David, Messias Jezus – uit de stam van Juda – eveneens zijn intocht houdt op een ezelin, vergezeld van een veulen( Mattheus) of op een ezelsveulen (Lukas). En zo vervult hij de profetie ook van Zacharia.     Dus niet op een paard. Dat is voor koningen die uit zijn op brute macht, glamour en glitter alleen, op oorlog uit zijn, een paard is een oorlogsdier.                                                       Nee, op een ezel, dat dier dat hoort bij een vrederijk, gegrondvest op zachtmoedigheid en dienstbare menselijkheid. 

Theun de Winter, journalist, schrijver en dichter van het lied Terug naar de kust, richtte jaren geleden op Texel, waar hij woont een ezelvereniging op, die ezels opvangt, de edelgedachte promoot met als kern ‘eigenzinnigheid’.

520px-giotto_-_scrovegni_-_-26-_-_entry_into_jerusalem    520px-raxstrase_13  Giotto -Jezus op een ezel                                          Tafeltje dek je, ezeltje strek je

Laatste is uit sprookje van geer. Grimm: Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak

don_quijote_and_sancho_panza                                 dik_trom_marktplein_hoofddorp-jpeg                                                      Don Quichot op paard, Sancho Panza op ezel           Dik Trom op ezel – Hoofddorp