Het is de derde cantate die Bach componeerde voor de 8e zondag na Trinitatis. In 1723 componeerde hij BWV 136, in 1724 BWV 178 en deze voor zondag 11 augustus 1726. De evangelielezing van die zondag is dat deel uit de zgn. Bergrede, waarin Jezus waarschuwt voor valse profeten, die men herkent aan hun vruchten. De onbekende tekstdichter knoopt daarbij aan met een citaat uit Micha 6: 8, waarin de profeet neerlegt wat de goede vruchten zijn: Gods woord houden, liefde te betrachten en ootmoedig zijn. Het werk begint dus met een geweldig ‘statement’, in de statige 4/4 maat. Bach pakt uit met strijkers, een hobo, een hobo d’amore, twee traverses en uiteraard het continuo. Het orkest begint, het koor sluit aan, fugatisch en orkest en koor wisselen elkaar daarna af en zo ontstaat een veelvormigheid in een dynamiek die de kerkgangers direct bij de kladden greep. Schweitzer vond het maar niks, de herhaling van het ‘Es ist dir gesast’ stoorde hem mateloos. Hij had liever gezien dat Bach gekozen had voor een arioso, zoals hij dat wel doet aan het begin van deel twee van de cantate, het deel na de preek. Zijn kritiek is voor mij onbegrijpelijk: het is een heerlijk begin van een volrijpe Bach. |
|
»Es ist dir gesagt, Mensch,
was gut ist und was der Herr von dir fordert,
nämlich: Gottes Wort halten und Liebe üben
und demütig sein vor deinem Gott.”
2 Recitatief (tenor) |
|
Der Höchste läßt mich seinen Willen wissen
und was ihm wohlgefällt;
er hat sein Wort zur Richtschnur dargestellt,
wornach mein Fuß soll sein geflissen
allzeit einherzugehn
mit Furcht, mit Demut und mit Liebe
als Proben des Gehorsams, den ich übe,
um als ein treuer Knecht dereinsten zu bestehn
3 Aria (tenor) |
|
Weiß ich Gottes Rechte,
was ists, das mir helfen kann,
wenn er mir als seinem Knechte
fordert scharfe Rechnung an?
Seele! denke dich zu retten,
auf Gehorsam folget Lohn;
Qual und Hohn
drohet deinem Übertreten!Na het recitatief, waarin de tenor het ‘statement’ van het koor verder uitwerkt en op hem zelf toepast – slechts begeleid door continuo met eenvoudige accenten – verwijst hij inde aria naar Lukas 12: 47 – de knecht die weet wat zijn heer verlangt en naar Lukas 16: 1-9 – de gelijkenis van de rijke die z’n huismeester om rekenschap vraagt. Er zit dreiging in de tekst, muzikaal verwoord door de extreme toonsoort cis klein en toch kiest Bach voor het ritme van een danssoort: 3/8 maat. Het is de maatsoort van de current, de snellere Italiaanse variant van de Franse courante. Courante komt van snel lopen. Ons woord ‘krant’ is er van afkomstig. Het nieuws gaat als een lopend vuur. Waarom gebruikt Bach deze maatsoort, de rest van de cantate is geschreven in de 4/4 maat. In Lukas worden schuldenaars ter verantwoording geroepen. Als je geroepen wordt, moet je in de benen en liefst een beetje snel. Zouden we het in die richting moeten zoeken? In elk geval is deze met strijkers gezongen aria zeer de moeite waard, waarin je een verbeelding en verklanking hoort van het Lutherse ‘simul iustus et peccator’ (tegelijk rechtvaardig, tegelijk zondaar). Geroepen tot recht doen, is er altijd het besef dat overtreding er van op de loer ligt.
4 Arioso (bas) |
|
»Es werden viele zu mir sagen an jenem Tage:
Herr, haben wir nicht in deinem Namen geweissaget,
haben wir nicht in deinem Namen Teufel ausgetrieben?
haben wir nicht in deinem Namen viel Taten getan?
Denn werde ich ihnen bekennen:
Ich habe euch noch nie erkannt,
weichet alle von mir, ihr Übeltäter!«Na de preek treedt de bas op als Vox Christi in een arioso met een rechtstreeks citaat uit het zondagsevangelie, Mattheus 7: 22 en 23. In niet mis te verstane woorden zegt Jezus hen die zijn naam claimen voor hun daden de wacht aan. De instrumentale inleiding zet muzikaal inhoudelijk de toon, ook in de zanggedeelten, die verschillende toonsoorten kent (A,E,fis,A) en vier maal herhaald wordt. De bas opereert binnen het raamwerk van de instrumenten; zijn partij kenmerkt zich door koene intervalsprongen en rijke coloraturen.
5 Aria (alt) |
|
Wer Gott bekennt
aus wahrem Herzensgrund,
den will er auch bekennen.
Denn der muß ewig brennen,
der einzig mit dem Mund
ihn Herren nennt.Bach blijft ons op de huid zitten. Het eerste deel van de aria voor alt inde tekst van Mattheus 10: 32, waaraan toegevoegd wordt, dat wie Jezus slechts met de mond belijdt eeuwig branden moet. Geen woorden, maar daden? Nee: woorden betekenen niets zonder daden. Het Hebreeuwse woord ‘dabar’ betekent zowel woord als daad: een uitgesproken daad, een daadwerkelijk woord.’Er zij licht en er was licht’. Spreken is scheppen. De alt wordt slechts begeleid door een traverse en het continuo. Wat muzikaal de nadruk legt op het positieve van het eerste deel van de tekst en de dreiging in die context zet.
6 Recitatief (alt) |
|
So wird denn Herz und Mund
selbst von mir Richter sein,
und Gott will mir den Lohn
nach meinem Sinn erteilen:
Trifft nun mein Wandel
nicht nach seinen Worten ein,
wer will hernach der Seelen Schaden heilen?
Was mach ich mir denn selber Hindernis?
Des Herren Wille muß geschehen,
doch ist sein Beistand auch gewiß,
daß er sein Werk durch mich
mög wohl vollendet sehen.In het slotrecitatief komt zet dan de positieve boodschap pas goed door. God vraagt niet alleen de vervulling van zijn wil, maar zal daarbij zelf ruimhartig helpen.
7 Koraal |
|
Gib, daß ich tu mit Fleiß,
was mir zu tun gebühret,
worzu mich dein Befehl
in meinem Stande führet!
Gib, daß ichs tue bald,
zu der Zeit, da ich soll;
und wenn ichs tu, so gib,
daß es gerate wohl!Het werk eindigt met een gebed. Het is de tweede strofe van Johann Heermanns lied ‘ O Gott, du frommer Gott’ uit 1630. |
Voor een uitvoering olv Ton Koopman moet even verder naar beneden gescoord worden! |
|
|
|
|
|