Als ik m’n auto parkeer onder eikenbomen, roffelt het op het dak. En het terreintje aan de voet van de heuvel ligt ook bezaaid met eikennoten. Een goed mastjaar en dat belooft voor volgend jaar een flinke wildzwijnenbestand. Helaas niet hier op de Brabantse Wal, want de evt. zwijnen die hier zijn lijken soms ook mensen. Met A. , goede vriendin, heb ik hier bij De Kraaienberg afgesproken voor een paar uur vogels spotten. We klimmen de heuvel op en slaan rechts af, de bordjes volgend die naar de vogelkijkhut wijzen. Als we aan de afdaling naar het ruige land dat uitloopt naar het Markiezaatsmeer beginnen vangen onze ogen een vrolijk hippend vogeltje op een picknicktafel. De kijker geeft een naam: een vrouwelijke zwarte roodstaart. Het is schitterend weer,het lijkt wel lente, prachtig, bijkans Venetiaans licht valt over het water. Een torenvalk bidt, door het zonlicht niet goed te herkennen zangvogels golven van struik naar boom, naar ruig gras. Dan voert een pad door jong geboomte, berken, elzen ons naar de kijkhut. In de top van een berk een grote bonte specht, die even later op- en wegvliegt. Diverse soorten paddestoelen schieten uit de grond, waaronder eekhoorntjesbrood. We klappen de smalle luiken voor de kijkgaten open en turen naar het water van het Markiezaat, naar de moerasbossen er achter. We wachten op het wonder. Want ons is verteld dat ……. Zwanen dobberen, verderop ganzen, aalscholvers en voor ons staat of ligt Hollands zwart-bont vee vreedzaam te herkauwen. Sommige staren ons aan. Een reiger speelt met een verschalkte kikker. En dan ineens op een draad een paar meter van ons vandaan een ijsvogel en later nog een. Ook een wonder, maar wij wachten op dat andere wonder. Heel in de verte, alleen te zien en dan nog ver, zien we hem zitten op een paal. Of is het hem wel? Jan, nee, nee, dat kan niet anders. Bijna een uur blijft hij zitten. Dan stoot A. mij aan: de ganzen, zwanen en andere vogels stuiven allemaal op en hij is volgens mij nu in de lucht! En ja, ja, ja: het wonder is geschied. Wat wij nog van horen zeggen hadden openbaart zich nu zelf aan ons: de zeearend. Wel ver weg voor het blote oog, maar de kijker onmiskenbaar: die brede spanwijdte, het silhouet. Even later zien we Davidvogeltjes rond deze Goliath vliegen en aanvallen en voortdrijven: ongetwijfeld kraaien, die voor de duvel niet bang zijn. Onze missie is geslaagd, onze hoop werkelijkheid geworden. Terug zien we nog rietzangers en roodborsttapuiten, ook prachtig, altijd weer, maar een zeearend en ijsvogels! Tijdens een prettige lunch op het terras van de Oranjerie van Mattenburg heffen we het glas.