BWV 58 – Ach Gott, wie manches Herzeleid

BWV 3 kent de zelfde titel en was geschreven voor de 2e zondag na Epifanie. Deze cantate is geschreven voor de zondag na Nieuwjaar 1727. Beide cantates beginnen met het 1e couplet van een lied van Martin Moller (1587), vandaar. (De titels zijn altijd ontleend aan de de eerste tekstregel, waarmee een lied en ook een cantate begint). Nu viel de zondag na Nieuwjaar in 1727 een dag voor Epifanie oftewel Driekoningen, waarop een feestcantate verwacht wordt. Vandaar dat Bach wat betreft deze zondag het qua bezetting sober houdt: twee solisten, strijkers en continuo (met orgel). In 1733 of 1734 breidt hij de bezetting uit door twee hobo’s en een hobo da caccia toe te voegen. Met Epifanie eindigt de Kerstcyclus in engere zin, breder gezien eindigt hij met de 4e zondag na Epifanie, waarna de Paaskring begint: 50 dagen voor Pasen en 50 dagen er na. De Kerstkring begint met de 1e zondag van Advent. Die Kersttijd was een waanzinnig drukke tijd voor Bach en z’n zangers en instrumentalisten. Hij huurde nooit solisten in. Het koor dat de belangrijkste kerkmuziek uitvoerde bestond uit  drie zangers per partij, waaruit ook de solisten kwamen. Ga er maar aan staan!

De evangelielezing van de zondag is de vlucht naar Egypte en de kindermoord in Bethlehem. Wat kerklied betreft is dat nog altijd ten onzent het scherpst en meest ontroerend verwoord door Vondel: O kerstnacht schoner dan de dagen …Met de Kerst waanden we ons nog in ‘hemelse’ sferen, maar de komst van Jezus is geen romantische  idylle, maar een maatschappelijk-politieke provocatie. De zittende macht (herodes) voelt zich bedreigd en gaat over tot een gruwelijke moordpartij. 

 

Ach Gott, wie manches Herzeleid
Begegnet mir zu dieser Zeit!
Der schmale Weg ist Trübsals voll,
Den ich zum Himmel wandern soll.
Nur Geduld, Geduld, mein Herze,
Es ist eine böse Zeit!
Doch der Gang zur Seligkeit
Führt zur Freude nach dem Schmerze.De melodie van dit koraal is van Joseph Clauder uit 1625. In de latere uitvoering van de cantate voegt Bach het woord Dialoog toe. Dat dialogische zit al in dit eerste deel: de sopraan klaagt over de moeizame weg, het te lijden leed en de bas (Christus) antwoord met een hoopvol vooruitzicht. In de 2e versie wordt de sopraan versterkt door de hobo da caccia. De bas vormt een contrapunt. Een hamerend ritme is typerend voor de hele cantate.Een in halve noten dalende Lamentofiguur onderstreept het aardse lijnen, waaraan geen ontkomen is.
2. Recitativo B
Continuo 
Verfolgt dich gleich die arge Welt,
So hast du dennoch Gott zum Freunde,
Der wider deine Feinde
Dir stets den Rücken hält.
Und wenn der wütende Herodes
Das Urteil eines schmähen Todes
Gleich über unsern Heiland fällt,
So kommt ein Engel in der Nacht,
Der lässet Joseph träumen,
Dass er dem Würger soll entfliehen
Und nach Ägypten ziehen.
Gott hat ein Wort, das dich vertrauend macht.
Er spricht: Wenn Berg und Hügel niedersinken,
Wenn dich die Flut des Wassers will ertrinken,
So will ich dich doch nicht verlassen noch versäumen.De bas adstrueert zijn boodschap van hoop aan de hand van de evangelielezing. Herodes kan doen wat hij doet, maar uiteindelijk kun je je op God verlaten. Jezus kan ontkomen door openbaring van God in Jozefs droom. In Jezus is de gelovige inbegrepen en ontkomt dus met hem. Bepaalde woorden krijgen een eigen verklanking: Gleich: hoge noot; Welt: ver weg van de hemel-lage noot; Feinde: schrijnend akkoord en Würger: gemeen klinkend.
3. Aria S
Violino solo, Continuo 
Ich bin vergnügt in meinem Leiden,
Denn Gott ist meine Zuversicht.
Ich habe sichern Brief und Siegel,
Und dieses ist der feste Riegel,
Den bricht die Hölle selber nichtDe gelovige geeft zich aan de boodschap van hoop over en de viool geeft haar een stralend aura.
4. Recitativo S
Continuo 
Kann es die Welt nicht lassen,
Mich zu verfolgen und zu hassen,
So weist mir Gottes Hand
Ein andres Land.
Ach! könnt es heute noch geschehen,
Dass ich mein Eden möchte sehen!Jozef en z’n klein gezin vlucht naar Egypte, hier verwoord als Eden! Mattheus – sterk in z’n verwijzingen of beter verwerkingen van het OT leidt ons naar de Jozefgeschiedenis in Genesis, toen Egypte ook vluchtoord was. In Exodus zal Egypte zich juist ontpoppen als zinnebeeld van terreur en onderdrukking. 
5. Choral e Aria S B
Oboe I/II, Taille, Violino I/II, Viola, Continuo 
Ich hab für mir ein schwere Reis
Zu dir ins Himmels Paradeis,

Da ist mein rechtes Vaterland,
Daran du dein Blut hast gewandt.
Nur getrost, getrost, ihr Herzen,
Hier ist Angst, dort Herrlichkeit!
Und die Freude jener Zeit
Überwieget alle Schmerzen.Het slotkoraal heeft ook de vorm van een duet. De tekst is het 2e couplet van O Jesu Christ, mein Lebens Licht van Martin Behm, eveneens op de melodie van Clauder. De sopraan zingt de hoofdmelodie, net als in het openingsstuk. 

 

 

 

Zeker in de 2e versie van deze cantate, waarvan deel 3, de sopraanaria,  door Bach opnieuw werd gecomponeerd, kent deze cantate een bij Bach zeer geliefd Hooglied-karakter. Hieronder een magistrale uitvoering olv Maasaki Suzuki van de 2e versie uit 1733/34.