Napolitaan van geboorte – 19 augustus 1686. Wordt op z’n tiende leerling van het Conservatorio dei Poveri di Gesu Cristo in zijn geboortestad. Om zijn opleiding te kunnen betalen geeft hij drie jaar later medeleerlingen bijlessen. In 1708 schrijft hij z’n eerste opera – L’Agrippina -, een opdracht van de stad ten behoeve van de koning van Napels. Het is een groot succes en Porpora richt zijn eigen school op. In 1711 wordt z’n tweede opera – Flavio Anicio Olibrio – opgevoerd tijdens het carnaval. Hij was intussen kapelmeester geworden van de generaal van het Oostenrijkse leger in Napels, prins Philip van Hessen-Darmstadt. In 1717 overlijden zowel zijn vader als zijn oudste broer. Naast privé-lessen wordt hij ook weer muziekleraar op het genoemde conservatorium om ook in het onderhoud van zijn familie te kunnen voorzien. Hij componeert twee opera’s voor keizerin Elisabeth en in 1721 maakt de dan 16 jarige castraat Farinelli zijn debuut in Gli Orti Esperidi, met libretto van Metastasio. De voortgaande samenwerking met Farinelli doet zijn roem toenemen, wat leidt tot opvoeringen in Rome. In 1722 durft hij de stap aan afscheid te nemen van het conservatorium om zich geheel aan het componeren te wijden. In 1725 trekt hij naar Wenen in de hoop op een aanstelling aan het keizerlijk hof, tevergeefs. Hij vestigt zich in Venetië, waar hij behalve opera’s ook kerkmuziek schrijft. In 1733 krijgt hij een uitnodiging om in de Opera van de adel de concurrentie aan te gaan met Händel en diens Kings Theatre. Tijdens zijn driejarig verblijf in Londen componeert hij vijf opera’s, cantates , opgedragen aan de prins van Wales en de Sinfonie da Camera opus 2. Ondanks dat hij voor z’n opera’s gebruik kon maken van de beste zangers, die ook voor Händel zongen, zoals Senesino, Montagnana en Cuzzoni en ook nog de bij zijn leven al legendarische Farinelli, lukt het hem niet om de slag met Händel te winnen. In 1736 vertrekt hij weer naar Venetië. Kort er op stort gek genoeg Händels operahuis in. Van 1747 tot 1751 vinden we hem als zangleraar in Dresden, daarna is hij in Wenen, waar Haydn een van zijn leerlingen was. In 1760 vestigt hij zich weer in Napels, maar zijn roem begint te tanen. Porpora sterft op 19 augustus 1686 onder armoedige omstandigheden.