Voor leden van nog functionerende koningshuizen is een zekere wereldvreemdheid geen manco, aldus Alexander von Schönburg. Het wordt pas onaangenaam voor deze hoogheden als zij in het ‘voorgeborchte’ tussen koninklijk verleden en burgerlijke existentie verkeren. Alexanders eigen echtgenote bijvoorbeeld telt bijna alleen koningen en keizerinnen onder haar voorgeslacht, onder wie de heilige Elisabeth van Thüringen en koningin Victoria en ze is in een familie groot geworden die sinds zo’n duizend jaar daarop geconditioneerd is om in een paleis te wonen, waarbij derhalve alle dagelijkse beslommeringen van hen afgenomen worden door hulpvaardige lieden. Sinds twee generaties echter moet haar familie zich staande houden in een burgerlijke wereld, waarvoor ze niet gepredisponeerd is. Het erfelijk gebrek aan aandacht en bekommernis voor de banale details van het dagelijks leven. Deze handicap leidt er bijvoorbeeld toe dat men in een trein stapt naar Frankfurt an der Oder, terwijl men naar Frankrijk am Main wil.
We hadden het eerder over de degeneratie van koningen vanwege inteelt. Het was koningin Victoria die dat gevaar al zag voor de ontdekking van de gentechnologie. In een brief aan haar oudste dochter Vicky, de moeder van keizer Wilhelm II en betbetovergrootmoeder van Von Schönburg vrouw, schrijft ze dat het haar uitdrukkelijke wens is dat er donkerogige prinsen en prinsessen voor haar kinderen gevonden worden. In navolging van haar echtgenoot zegt ze dat alleen maar blonde haren en blauwe ogen het bloed lymfatisch maken. “We hebben een beetje sterk bloed nodig”. Een precieze voorstelling van wat er mis was met het bloed van de Engelse koninklijke familie zal Victoria niet gehad hebben. Het huidige onderzoek is daarin veel verder. In de zestiger jaren van de vorige eeuw verscheen ‘George III and the Mad-Business’ van Richard Hunter en Ida Macalpine. Hun these luidt dat George III (1738-1820), die als voorvader van Victoria as krankzinnig de geschiedenis is ingegaan,, niet leed aan schizofrenie of aan een psychose, maar aan een aan inteelt gerelateerde stofwisselingsstoornis leed, genaamd porphyria. Een van de verschijnselen van de ziekte is manische aanvallen. De Britse historicus John C.G.Röhl ondernam een poging om te bewijzen dat het gehele nageslacht van Victoria leed aan een neiging tot porphyria. Maar daarvoor had hij ontlasting nodig, omdat de ziekte alleen vast te stellen is aan een enzym die aan ontlasting vast te stellen is. Aangezien Queen Victoria negen kinderen had, die zelf ook zich flink hebben voortgeplant, zijn er thans zo’n achthonderd nakomelingen, onder wie ook de kinderen van Von Schönburg. Vrijwel niemand was bereid Röhl zijn of haar excrementen te verstrekken. Droogkomisch schrijft Von Schönburg : “Leider werden wie wohl nie wissenschaftliche Gewissheit darüber erlangen, warum Prinz Charles mit Blumen spricht”.
De eerste Engelse koning uit het Huis Hannover, George I (1660-1727), sprak geen Engels en was gewend in Hannover zonder ‘storend’ parlement te regeren. In Engeland kon hij het parlement moeilijk afschaffen en dus besloot hij überhaupt niet te regeren en zich elke avond te bezatten met meegebracht bier uit Hannover. Zijn opvolgers zo schrijft Von Schönburg waren bijna allemaal of enigszins krankzinnig, een beetje zwakzinnig of allebei tegelijk. George II (1683-1760) haatte alles wat maar naar ontwikkeling en wetenschap rook. Zijn vrouw, Caroline von Ansbach, moest stiekem lezen. Als de koning haar betrapte op dit heimelijke genoegen, barstte hij uit in een woedeaanval. De opvolger van ‘Mad King George’, George IV (1762- 1830) ging de geschiedenis in als de grootste hypochonder van zijn tijd, op de voet gevolgd door zijn nicht Queen Victoria, die ook nog onder zware depressies leed. Haar zoon ‘Bertie’, de latere Edward VII (1841-1910) gold als kind als opvallend als ‘lernfaul’ (te lui om te leren), later ontwikkelde hij een enorme vraatzucht en diverse tics. Zo kende hij de gewoonte om van al zijn gasten hun exacte gewicht te documenteren. Berti’s oudste zoon Albert Victor, bijgenaamd Eddie, gold zelfs in de ogen van zijn ouders als een uitgesproken ‘Schwachkopf’. Zij deden hun uiterste best om hem vooruit te helpen, huurden de beste leraren van het land in om hem klaar te stomen voor een studie in Cambridge. Allemaal tevergeefs, blijkens een door zijn ouders zelf uitgebracht bulletin, waarin vermeld staat dat ” Zijne Koninklijke Hoogheid moeite heeft te begrijpen, wat met het begrip ‘lezen’ bedoeld wordt”. Eddie overleed noch eerder dan zijn vader en dus werd deze opgevolgd door George V (1865-1936) De grootvader van de huidige koningin was totaal niet geïnteresseerd in geestelijke zaken. Zijn totale onwetendheid op het gebeid van politiek, wetenschap en cultuur koesterde hij als een ereteken. Zijn oudste zoon, Edward, beschouwde het als z’n eerste plicht het wilde leven van de twintiger jaren voluit te benutten, terwijl zijn jongere broer Henry zijn dagen hoofdzakelijk doorbracht met het kijken naar tekenfilms. Koning Olaf van Noorwegen liet hij eenmaal een uur wachten, omdat hij zich niet kon losmaken van een Popeye the Sailor -film. Edward was overigens maar kort koning, vanwege zijn huwelijk met de al tweemaal gescheiden Amerikaanse Willis Simpson. Zijn broer Albert volgde hem als George VI (1895-1952) op. Deze stotterde, maar de vader van Elisabeth bleek een gelukstreffer en bleek de meest ‘normale’ van alle Hannovers inmiddels Windsors. Met zoveel zonderlingen is het eigenlijk verrassend, aldus Von Schönburg, dat onder deze vaak weinig competente vorsten Groot Brittannië kon uitgroeien tot een machtig wereldrijk en heden ten dage over een monarchie beschikt die waarschijnlijk tot de stabielste van allen behoort. Waarschijnlijk ligt het geheim van een functionerende monarchie juist niet in de wijsheid van de man of vrouw op de troon, maar daarin dat het ambt van koning zo groot is, dat de persoon van de vorst daarachter verdwijnt. “Entscheidend für einen König ist schlicht dass er da ist, das man ihn sieht, so wie den Kirchturm über der Stadt”. Volgens Max Weber ligt het beslissende voordeel van een constitutionele monarchie boven een republiek juist in het feit dat zijn betekenis symbolisch van aard is. Hij begrenst het machtsstreven van politici formeel daardoor, dat de hoogste positie in de staat eens voor al bezet is. Deze functie is politiek gezien “die praktisch wichtigste”.