‘Waarom zit een koning op een troon’?, is de titel van het vijfde hoofdstuk van Von Schönburgs boek. De schrijver stelt zich voor dat hij opnieuw geboren wordt als huisleraar aan een koninklijk hof. Wat zal hij de troonopvolger dan leren over die troon? Hij zal hem vertellen dat bij de Egyptenaren de troon zelf als een godheid werd vereerd. Dat bij de Romeinen de legen keizermeel op munten werd afgebeeld en dat juist door dat hij leeg was er ee enorme suggestieve macht vanuit ging. Hij zou hem vertellen dat in Byzantium de keizer op gewone dagen op de rechter helft van de troon plaats nam en op feestdagen op de linker helft, omdat hij dan wijken moest voor God zelf, die onzichtbaar plaats nam op de rechter helft. Hij zou hem vertellen dat de Germaanse koningen geen troon kenden en dat in de Middeleeuwen tronen niet van goud waren, maar eenvoudig van hout of steen. Hij zou hem vertellen dat Karel de Grote rond 800 een kapel liet bouwen in Aken, op een plek die voor de oude Germanen als cultusplaats gold en dat hij daarin een troon liet bouwen van stenen, die uit de tempel van Jeruzalem kwamen. Meer dan dertig keizers lieten zich vervolgens op deze troon kronen, omdat zij het als een heilige plek beschouwden. Hij zou hem vertellen dat zelfs Napoleon de aantrekkingskracht van die troon niet kon weerstaan en dat zijn vrouw Joséphine de Beauharnais er op stond ook een ogenblik op die troon wilde plaats nemen, waardoor ze volgens Victor Hugo een hardnekkige blaasontsteking opliep. Hij zou hem bovenal vertellen dat de legendarische Stone of Scone zelf in staat was onderscheid te maken tussen een rechtmatige en een onrechtmatige heerser! Deze troon was de troon van de Schotten, voor hen een magische steen, het midden van de wereld, waarop Jacob had gerust in de woestijn, toen hij de droom van de ladder kreeg. Op zijn sterfbed profeteert de aartsvader aan zijn zonen dat God het volk der joden op een dag het Beloofde Land zal binnen leiden en dat alle koningen van Israël gezalfd zullen worden op de steen die zijn hoofdkussen was. En zo geschiedde. De Babyloniërs veroverden Jeruzalem, verwoestten de tempel, alleen de steen kan gered worden door de hand van Jeremia, die vervolgens met de steen en de dochter van de koning wegvlucht en na lange omzwervingen op het eiland rand belandt. De koningsdochter, door de Ieren Tamar Tephi genoemd, huwt met Eochaidh Heremon, een van de machtigste Ierse vorsten. de dochter schenkt hem de stee, waarop voortaan de Ierse koningen worden gekroond. Ze noemen de steen Lia Zal, in Gaelic ‘steen van het lot’. In oude geschriften van Ierse monniken heet het dat de steen zelf beslist wie koning zal zijn. Bij de koningskeuze door de stamoudsten moet een kandidaat zijn voet op de steen plaatsen. Als de steen dan een donker, diep geluid voortbracht, als een roep uit een andere wereld, dan was er sprake van de juiste kandidaat; zweeg de steen dan moest opnieuw gekozen worden. Maar zeggen de getuigenissen van de monniken: sinds Christus’ dood aan het kruis, roept de steen niet meer tijdens de koningsverkiezing, want niet de steen, maar het kruis is het middelpunt van de wereld. Toch bleven de Ieren de steen als troon voor hun koningen gebruiken. Vele eeuwen later maakte de Ierse koning Fergus zich op om de onbewoonde westkust van de Schotse Hooglanden aan zijn rijk toe te voegen en dus ook daar koning te zijn. maar zonder steen ging dat niet en die ging dus mee. Vijfhonderd jaar lang werden de Schotse koningen op de Steen gekroond. Het was Edward I van Engeland die de strijd aanbond met de Schotten en hen in 1296 onderwierp en de Stone of Scone – naam die de Schotten gaven – en dus de troon meenam naar London en daar een houten troon omheen liet bouwen. Op een dag, zo staat geschreven, zal de steen weer terugkeren in Schotland en zal het weer een eigen koning hebben. Tot zover de legende die Von Schönburg aan de kroonprins zou vertellen als een verhaaltje voor het slapen gaan. “Inzwischen wird mein jonger Kronprinz sicher eingeschlafen sein und davon traümen selbst einmal auf diesem Stein zu sitzen”. Hij vervolgt dat sinds de 13e eeuw alle Engelse koningen bij hun kroning op genoemde steen plaats hebben genomen, tot en met Elisabeth II. Met dit ritueel wordt symbolisch een verbinding gelegd met Jeruzalem en het Davidisch koningschap. (De Fransen deden dat met de zalving). David geldt als het oerbeeld van de juiste, Gode welgevallige koning, de door God zelf geroepen koning, met de belofte dat zijn huis tot het einde der tijden zal regeren. Genealogen aan het Engelse hof zijn sinds tijden in de weer om bewijzen en aanwijzingen te vinden van de directe afstamming van het koningshuis van prinses Tamar Tephi. Alles is er opgericht om te staven dat het Engelse koningshuis het ‘nieuwe huis van David’ is, wiens heerschappij geen einde zal kennen. Maar dat alleen onder de voorwaarde dat ook toekomstige koningen op de Stone of Scone gekroond zal worden. Echter: deze troon staat sinds 1996 niet meer in de Westminster Abbey! Tony Blair liet de steen op 15 november 1996 als teken van verzoening in een feestelijke ceremonie naar Edinburgh brengen. Voor traditiebewuste Engelsen werd hij daarmee een verrader, voor de Schotten versterkte hij de droom om zich eenmaal van Engeland te kunnen afscheiden. De houten troon is leeg: een nachtmerrie voor Engelse monarchisten. Voor Engelse en Schotten beide is het egaal of de geschiedenis van de Steen historisch is of een legende. Maatgevend is niet wat werkelijk geschied is, maar wat eeuwen gedacht is. ‘Die innere Wahrheit der Legenden ist mächtiger als die äussere der Geschichtlichkeit”. Zo sluit Von Schönburg dit hoofdstuk af.