Jaren geleden was ik voor de VPRO-radio in Estland. Ton van de Graaf had het programma Wereldnet bedacht: een netwerk van Nederlanders – liefst geen journalisten – die vanuit het land waar ze woonden berichtten over gebeurtenissen die nooit onze kranten haalden, maar een goed beeld gaven van het land. Elke dag was een uur beschikbaar om een paar van die correspondenten aan het woord te laten. In de zomer werden portretten uitgezonden van deze correspondenten. Zo was het mijn beurt naar Estland te gaan. Klein land, maar met veel groen en veel ruimte en ook een geschiedenis van wisselende machthebbers en infiltranten over de vloer. Het landschap is op vele plaatsen geschonden. Armando sprak van schuldig landschap, door velen als mooi getypeerd overgenomen, maar het is in mijn ogen onzin. Landschap kan nooit schuldig zijn, wel getekend, geschonden. En dat is ook in Estland het geval. In het noorden zijn de sporen zichtbaar van de gevechten in de zomer van 1944 als de Russische troepen binnendringen om die van de Duitsers te vernietigen. Met groen overwoekerde loopgraven herinneren nog aan die gevechten. Hier en daar een museum en zo af en toe een gedenksteen. Zoals hier boven vertoond. Een veelzeggende steen: jongens uit het Vlaanderenland, niet ver dus van mijn huidige woonstede vandaan, in vreemde krijgsdienst, waarschijnlijk vrijwillig, gesneuveld , niet voor eigen volk en vaderland, maar voor, ja voor wat en wie? En nog naamloos ook. Onbekend en toch ooit bemind door een moeder, een vader en anderen, maar op een junidag in 1944 verwaaid geraakt in de nevelen van de tijd, weggeschoten uit het leven en zinloos, naamloos achtergelaten. Wellicht waren ze ook gedoopt en zijn hun namen bekend bij de Ene. Ik formuleer het aarzelend en met schroom. Ik herinner het me nog goed dat de steen me fixeerde en dat ik lang heb gekeken en als ik de foto zie gebeurt dat wederom. Zo lang geleden en toch nog zo voelbaar triest.