Precies zeven jaar geleden stroomden de parkeerplaatsen rond onze kerk en die van de RK overbuurman vol in een aangenaam lentezonnetje. De inzittenden van de de geparkeerde wagens dromden binnen in de kerk van de RK overbuurman, de St.Gertrudis. De enige keer dat ik in een godshuis van de moederkerk voorging, omdat voor zoveel bezoek de eigen kerk te klein was. Ik deed intrede, als een recidivist, als predikant van de Protestantse Gemeente Woensdrecht. In het ambt bevestigd eerst door vriend en collega Ad van Nieuwpoort, bij wie ik in ‘zijn’ Thomaskerk in Amsterdam opnieuw een stage had doorlopen en een theaterprogramma op poten zette en ook nog een klein fundamentje legde voor zijn project Zingeving op de Zuidas. Vrienden, bekenden, familie en talloze gemeenteleden bevolkten de banken in de fraaie Gertrudis, de cantorij zong, er waren mooie toespraken en na afloop was in ons kerkje een daverende receptie. Het was 1 maart 2009. Mijn vader was inmiddels overleden, mijn moeder leefde nog, maar voelde zich te zwak om deze gedenkwaardige viering mee te maken. Zeven jaar zijn we verder. Zeven: een symbolisch getal, getal van de volheid. Maar ja vol waarvan? Waren het zeven vette of zeven magere jaren? Voor diversen zeven magere. Ze haakten af, werden teleurgesteld, konden niet door mij geraakt of bereikt worden, waren het niet eens met gevoerd beleid of zaten al op het randje van totaal ongeloof. En voor wie trouw gebleven zijn? Vette jaren? Ze moeten het zelf maar bepalen. wat was het voor me zelf? Welnu, vet en mager door elkaar heen. Mager vanwege eigen onvermogen, veel nog en weer moeten leren, door schande en schade, foute keuzes, eigen twijfel en ongeloof, tekortschieten in pastoraat, de voortdurende worsteling voor een goed verhaal etc. Vette jaren, vanwege de nog immer en altijd gevoelde warmte, steun en liefde van veel gemeenteleden, kundige bijstand, open huizen en harten, initiatieven die genomen of opgepikt werden, gemeenschapsfamilie. De overgang vanuit Amsterdam was groot, maar juist door de vele blijken van vriendschap en meeleven was die niet pijnlijk. Ik ben van de omgeving gaan houden, heb vriendschappen binnen en buiten de gemeenschap op gedaan, de nabijheid van België en dus een wijder horizon dan eigen vaderland, de fraaie landschappen van bos, kleinschalige landbouw, heuvels, water, heide en de nabijheid van Antwerpen, ondanks BSF en Doel, het vinden van een stamkroeg in De Leeuw van Vlaanderen, net over de grens, de verhalen, de weldaad van vogelspotten etc. Inmiddels werk ik niet meer voor 80 procent, maar voor 60. Althans op papier en zichtbaar op de loonstrook. Ik ben met emeritaat, maar besloot door te gaan wat dankbaar werd begroet. Soms overvallen me twijfels: is het niet te veel- want het is natuurlijk nooit 60 procent, eigenlijk is het vak altijd een fulltime aangelegenheid; wil ik niet eens terug naar het Westen, waar familie en veel vrienden wonen en veel persoonlijke geschiedenis; moet ik nog niet eens anders, ambitie als bedreiging van de rust. Want ondanks de overvolle agenda – waaraan ik zelf schuldig ben, omdat ik slecht nee kan zeggen – is er ook de rust van de waardering, van het plezier in de hard core business (preken, cultuur, educatie en crisispastoraat). Kortom: we zullen zien en doorgaan. In dankbaarheid voor veel goeds en wellicht ook omdat het gewoon mijn roeping is.