De monumentale, maar niet dreigend gothische, Middeleeuwse stadskerk staat op de rand van de berg, waarop de eerste bewoners van de stad domicilie kozen en vonden. Hij staat er als het ware om de bewoners voor een val in de afgrond te behoeden. Misschien is dat ook wel de voornaamste functie van liturgie, van de dienst der kerk: behoeden voor vallen in de afgrond van verschrikking en wanhoop, angst en eenzaamheid. Een thuis bieden op het scherpst van de snede, op de rand van het leven, in het besef van de goot aan de goot ternauwernood ontkomen. Daarom mag in kathedralen en kerkhutten, in kapellen en basilieken de lofzang klinken: lof van de redding, van de Heer die thuis wil scheppen voor zijn kinderen, zijn oogappels. Enfin in Perigueux vond ik soelaas in de halfdonkerte van een okergeel Godshuis. Niet veel te zien, maar veel stilte te ondergaan. Gewijde, volmakende, vervullende stilte. Daarna tegenover het grote portaal een koel glas bier. Kerk en kroeg horen bij elkaar, dat heeft de katholica goed gezien. Als de geest zich heeft vol laten lopen, mogen ook de maag en daarmee alle vezels van het lijf bevredigd worden. Omgekeerd ook. Spiritualiteit en spiritualien zijn elkaars broer en zus. Maar alla, weer in de benen. Dwalen door nauwe straatjes, vergapen aan winkeltjes vol aards ‘snoepgoed’ van boerenland en uit boerenhand: foie gras, rillettes, confits de canard, paddestoelen, noten, verrukkelijke kazen, wijnen, charcuterie: la douce France uitgestald in bonte kleuren en gave geuren. Het is warm, om niet te spreken van bloedhitte. Nog maar eens neergestreken en laten bedienen met een gerstennat. Daarna al wandelend in afgestemd loom weer-tempo gestuit op politieagenten, nerveus lopend, spiedend, met walkie talkies en dan om een bocht , weer terug bij de kerk: drommen om een man, een klein ventje en ja, zeker, ik zie het goed : het is niemand minder dan president Hollande. In donker blauw pak, alsof het niet bijkans veertig graden is, staat hij nog in de deuropening van een kloeke CD-auto te praten, te luisteren met mensen uit het volk. Bijna aanraakbaar. Ach ja: is de politiek er ook niet voor om voor afgrond te behoeden, maar leidt ze vaak niet helaas naar de afgrond. In de avond barst in het stadje van de Perigord een ongekend noodweer los. De straten worden rivieren, in mijn hotel gaat het alarm snerpend, oorteisterend af, omdat in de keuken het vernietigende hemelwater onbarmhartig naar binnen slaat. Later in de nacht wordt het weer rustig. Geen oerkolken meer, geen watervloed roept tegen watervloed, het is weer rustig zoals de Ene het gaarne ziet, ook, juist op sociaal, politiek terrein, op de levensakker van zijn kinderen: stralende zon, een zacht briesje. Weer een toffe dag , juich ik terwijl ik nog een 150 kilometer naar het zuiden zoef.