Schuin voor mijn huis wappert halfstok de vlag van mijn buurman. Vijf voor vier heb ik samen met een kerkrentmeester de klok geluid van onze kerk en we gingen gelijk op met die van de RK Gertrudiskerk, onze buurkerk schuin tegenover. Op de TV keek ik niet alleen naar een enerverende Touretappe, maar ook -lang leve de Ipad – naar de aankomst van de eerste kisten op vliegveld Eindhoven. Identieke kisten, gedragen door identiek geklede dragers. Alle slachtoffers aan elkaar gelijk, zoals de doos een gelijkteken is. Die bijna 300 waren ook aan elkaar gelijk toen het wrede lot hen trof. Toch zijn ze in hun gelijkheid ook weer uniek. Het kabinet plaatste in alle kranten een lijst met de namen van alle slachtoffers. Niet onderverdeeld naar land van herkomst, maar in alfabetische volgorde. Terecht, want zij deelden een zelfde (nood)lot. Toch is het belangrijk dat hun namen vermeld werden. Namen, waarachter unieke levensverhalen schuil gaan. Namen die persoonlijke geschiedenissen vertegenwoordigen, van korte of langere duur. Namen die geroepen werden, al dan niet ook bij hun doop. Namen, waarop ze antwoordden: ‘hier ben ik’. Mensen zijn geen nummers, maar worden het wel, waar de menselijkheid verwoest wordt, geschonden en vertrapt. Dan gaat het over hoeveel er neer geschoten zijn, hoeveel op de vlucht, hoeveel gevangen gemaakt. Deze mensen nu in anonieme kisten weer thuis gekomen, waren namen: voor de incheckbalie, voor het thuisfront, met het oog op het doel van hun reis, voor hen zelf. Plots werden werden zij ‘dankzij’ bloeddorstigen voor wie namen en dus levens niet tellen tot nummers, tot een groep van bijna 300. Maar ze waren namen en zullen dat weer worden. Herinnerd in zeeën van verdriet, geborgen in treurende harten, in de verhalen waaruit ze opgebouwd waren.