Category Archives: wandelen

De aard van Gooiland 3

We lopen een alternatieve route naar Oud Valkeveen. In plaats van vanaf de dijk rechts het Oostdijkpad te volgen, dalen we dijk links af  en nemen de onverharde weg – nog steeds Oostdijk geheten – naar de Meentweg en slaan daar links af. Ter linker zijde staan een aantal prachtige landhuizen en villa’s, waarvan hun achtertuinen grenzen aan het polderland. Op een uitgebreide kaart kunnen we lezen dat deze aan de waterkant wordt afgesloten door de Zanddijk. In mijn jeugd, toen de huidige A1 daar nog niet liep, kwam ik er wel vanwege kleine rustige strandjes. Ik herinner me nog goed dat eenmaal daar ook een oudere man zich had geposteerd en toen ik langs kwam opende hij zijn jas en keek ik op zijn geslacht, waarvan in mijn herinnering zijn ballen het formaat hadden van een grapefruit. Een heuse potloodventer. Hij was niet de enige die in Het Gooi actief was. Je hoort nooit meer van dit soort exposanten.                                                                                                 Enfin, wie geld genoeg heeft en fraai wil wonen: een drietal villa’s staan te koop, variërend van 1 1/2 miljoen tot zo’n 2 1/2 miljoen euro. Ter rechterzijde van de Meentweg passeren we de toegang tot het Internationaal Theosofisch Centrum St.Michaël. Op dit terrein ook een kerk , gewijd aan de heilige Michaël en alle engelen. Ze noemen zich een Vrij-Katholieke kerk, volledig los van de RK kerk, met een “Christelijke leer, geïnspireerd vanuit theosofie en gnosis”. Ik neem over van hun website:

De Vrij-Katholieke Kerk vindt dat iedereen volkomen vrij moet zijn om een eigen zienswijze te vormen. Ieder mens draagt daar zelf de verantwoordelijkheid voor. Alleen in zo´n klimaat kan de mens zich verder geestelijk ontwikkelen. In haar naam staat vrij daarom, naast onafhankelijkheid, ook voor vrijheid bij het uitleggen en begrijpen van de bijbel en andere oorspronkelijke geschriften en bij het interpreteren van de de vrij-katholieke opvattingen.  In haar naam duidt katholiek er verder op dat deze kerk in haar oorspronkelijke betekenis universeel is en deel uitmaakt van Christus´ onzichtbare Kerk, waarvan de zichtbare kerken slechts afspiegelingen zijn

Hierin lijkt de kerk sterk op de Vrijmetselaars, ofschoon die zich niet specifiek christelijk noemt en ook geen kerk wenst te zijn. Theosofie is een wijsheidsreligie (Grieks: Theos= god; sophia = wijsheid) die er vanuit gaat dat elke religie een deel van de waarheid in zich heeft, dat die waarheden zich laten kennen door middel van ons verstand om die te ‘ontsluieren’ en niet door ‘openbaring’. De bekendste naam die hierbij hoort is Helena Blavatsky (1831-1891). Gnosis is het Oudgriekse woord voor ‘kennis’. Het is het verwerven van inzicht in de oorsprong, huidige situatie en bestemming van de mens, zoals het wordt verwoord in een Wikipedia-lemma. Gnosis komt als concept in diverse religieuze tradities voor. In het vroeg christendom was het een voorname stroming, waartegen ook veel verzet kwam. Volgens aanhangers moet het Johannes-evangelie als een gnostisch geschrift gelezen worden. Tijdens mijn theologiestudie kreeg ik o.a. college van Gillis Quispel (1916-2006) die geschiedenis van het vroege christendom doceerde en een groot kenner en kritisch aanhanger van de gnostiek. Wikipedia over Quispel:

 In 1945 werden de Nag Hammadigeschriften gevonden, een verzameling teksten uit de begintijd van het christendom. Al die geschriften waren Koptischevertalingen van teksten die oorspronkelijk in het Grieks geschreven zijn. Het handelde om dertien codices die in totaal tweeënvijftig – voor het grootste deel gnostische – geschriften bevatten. Die vondst betekende een grote stimulans voor nader onderzoek van de gnosis. Quispel hoorde in 1948 van een Franse collega, Jean Doresse, van de vondsten. Quispel trachtte net als meerdere Europese geleerden toegang te krijgen tot de gevonden codices. Doresse was de eerste die van een deel van het materiaal foto’s had weten te maken. Hij was ook de eerste die tot de conclusie kwam dat een Evangelie van Thomas tot de manuscripten behoorde. In een later stadium zou Doresse in de concurrentiestrijd om tot de eersten te behoren die over de teksten kon publiceren door zijn collega’s buitenspel gezet worden. Quispel bleef wel nauw samenwerken met een andere Franse collega, Henri-Charles Puech.

Quispel nam contact op met Carl Gustav Jung. Twaalf van de dertien codices waren inmiddels in handen van het Koptisch museum in Caïro. Quispel wist in 1952 de laatste codex nog niet in het bezit van het museum voor een bedrag van 35.000 Zwitserse francs aan te kopen voor het Jung- Instituut. Deze codex, de huidige codex I, wordt dan ook wel de Jung-codex genoemd. Op basis van een overeenkomst met de verkoper werd de aankoop van de codex anderhalf jaar geheim gehouden. Het bleek echter dat van deze codex ongeveer veertig pagina’s ontbreken, waarvan het vermoeden was dat deze wel in een koffer in het Koptisch museum waren.

Quispel wilde eind 1953 daarom naar Egypte reizen. Dat werd volgens hem verhinderd door reacties in de Nederlandse pers na de bekendmaking van de aankoop. In een artikel in de Groene Amsterdammer had de hoogleraar theologie C.W. Mönnich Quispel verweten argumenten in artikelen te gebruiken die ontleend waren aan de Jung-codex terwijl zijn opponenten niet over die tekst konden beschikken. Quispel reageerde pas enige tijd later in een artikel in het Algemeen Handelsbladmet de opmerking De heer Mönnich is mij persoonlijk onbekend. Ik moet hem echter verzekeren, zich niet in het gesprek van serieuze mensen te mengen. Het voorval was voor de theoloog Jan Buskes aanleiding om In de Waagschaal zijn gedicht Quispel-door te publiceren.

Bijeenkomsten op Het Loo en Soestdijk brachten Quispel in contact met koningin Juliana, die grote interesse voor de geschriften had. Zij verzoekt Johan Willem Beyen, de minister van Buitenlandse Zaken, de ambassade in Caïro in te schakelen voor het assisteren van Quispel. Naast de nog vermiste veertig bladzijden van de Jung-codex ging het Quispel vooral om de toegang tot de tekst van het Evangelie van Thomas. In deze fase speelde een andere hoogleraar in Utrecht, Willem van Unnik, een belangrijke rol bij die inspanningen. In 1955 bracht Quispel wel een bezoek aan Caïro. Daarbij werd uiteindelijk de betreffende koffer geopend waarin inderdaad de nog ontbrekende veertig bladzijden zaten. In dat jaar publiceerden Quispel, Puech en van Unnik gezamenlijk een uitgave met drie studies over de Jung-codex.

In 1956 werd tijdens een bijeenkomst in Caïro afgesproken dat de Jung-codex na de wetenschappelijke vertaling in bezit zou komen van Egypte en een internationaal comité van experts alle Nag Hammadigeschriften zou publiceren die door Brill zouden worden uitgegeven. Alleen leden van het comité zouden toegang hebben tot de manuscripten. Quispel kon vertrekken met fotokopieën van de volledige tekst van het Evangelie van Thomas.

Pahor Labib, de directeur van het Koptisch museum, hield zich echter niet aan een van de afspraken en publiceerde kort daarna een editie met onder meer de tekst van de veertig bladzijden die vermist waren en het Evangelie van Thomas. Die teksten waren vanaf dat moment voor iedereen toegankelijk. Duitse onderzoekers waren tot dat moment geheel niet betrokken geweest bij de ontwikkelingen. Die grepen nu hun kans. In Duitsland verschenen al snel wat Quispel als piraten editiesbenoemde. De Duitse theoloog Johannes Leipoldt is de eerste Europese onderzoeker die in 1958 een volledige vertaling van het Evangelie van Thomas publiceerde. De vertaling van Quispel verscheen in 1959.

Al kort na de aankoop van de Jung-codex in 1952 werden Puech en Quispel belast met het vertalen van de vijf traktaten die deze bevatte. Iets later werd Michel Malinine aan dit team toegevoegd. De laatste was een egyptoloog en koptoloog. Hij moest de niet optimale kennis van het Koptisch van Quispel en vooral bij Puech aanvullen. Het oorspronkelijke plan was geweest om in ieder geval een vertaling van het Evangelie der Waarheid uit te kunnen brengen bij de bekendmaking van de aankoop in november 1953. Dat bleek onhaalbaar. Een tweede dead-line, de 80ste verjaardag van Jung op 26 juli 1955, werd ook niet gehaald. De eerste – Duitse – vertaling dateert van begin 1957.

Het Jung-instituut en met name zijn directeur Meier had grote zorgen over het trage tempo van de vertalingen. Belangrijke oorzaken waren de niet optimale kennis van het Koptisch bij Puech en Quispel en het feit dat Malinine die deze kennis wel had naar het oordeel van Quispel en Puech weer onvoldoende benul had van gnostiek. De verhoudingen binnen het team konden ook gespannen zijn. In 1958 probeerde Meier dan ook de drie te vervangen door de koptoloog Walter Till die wel voldoende kennis had van de gnostiek. Dit ging uiteindelijk niet door. Till werd wel toegevoegd aan het team en zorgde ook voor een zekere versnelling van het vertaalproces. Ook anderen werden, vooral na het overlijden van Till in 1963, onder hevige oppositie van Quispel als assistent of als co-auteur aan het team toegevoegd. De Verhandeling over de Opstanding was in 1963 gereed, het Geheime boek van Jacobus in 1968, het eerste deel van de lange tekst van de Verhandeling in drie delen in 1973, het tweede deel van de verhandeling en het Gebed van de apostel Paulus in 1975. Pas in dat jaar werd de codex overgebracht naar het museum in Caïro.

Quispel is in veel artikelen en interviews op deze gebeurtenissen ingegaan. Na zijn overlijden is nieuw materiaal over die jaren beschikbaar gekomen. Onderzoek op basis daarvan heeft tot nuancering van de opinies van Quispel daaromtrent geleid. De essentie daarvan is dat Quispel een belangrijke rol heeft gespeeld, maar dat hij de rol van enkele anderen onderbelicht heeft. Dat geldt voor zijn collega Van Unnik en met name voor die van het Jung-instituut en zijn directeur Meier. Het idee om de Jung-codex aan Egypte te schenken in ruil voor toegang tot alle teksten was afkomstig van Meier. Het instituut had bij de onderhandelingen duidelijk de leidende rol en was verreweg de belangrijkste speler. De rol die koningin Juliana heeft gespeeld werd door Quispel echter sterk overbelicht. Quispel heeft die geformuleerd in termen dat zonder haar ingrijpen hij in 1955 niet naar Cairo had kunnen reizen. Nog in 2003 meldde hij dat als Juliana er niet was geweest de Nag Hammadigeschriften, inclusief het Thomasevangelie nu nog in de koffer lagen van het Koptisch museum.[1]

Tijdens de bijeenkomsten op Het Loo en Soestdijk was ook steeds Greet Hofmans aanwezig, een gebedsgenezer en adviseur van koningin Juliana. Hofmans kwam ook bij Quispel thuis. Haar aanwezigheid aan het hof leidde tot de “Greet Hofmans-affaire” en tot de verwijdering van Greet Hofmans uit de omgeving van de koningin. Quispel heeft later altijd de invloed van Hofmans op een politieke stellingname van Juliana weersproken en bestreed dat Juliana in de ban zou zijn van Hofmans. Hij noemde Hofmans een bijzondere vrouw met een hoogstaand karakter. Een profetes in de oerchristelijke betekenis van het woord, een vrouw die door de Geest geïnspireerd wordt om iets nieuws aan de Openbaring toe te voegen. Quispel vergeleek de acties tegen haar met de kruistochten tegen de katharen en herhaalde vele malen dat Hofmans als een zondebok werd gebruikt.[2][3]

We wandelen verder tot aan een hek, waar vandaan we een mooi zicht hebben op weiland en Gooimeer; ooit liepen hier ook koeien van een broer van mijn vader, oom Tijmen. We slaan rechts af, waar de Meentweg een onverharde weg wordt met fietspad er langs. Spoedig zien we links al het attractiepark Oud Valkeveen. Oorspronkelijk was het een boerderij die een rijke Amsterdammer liet bouwen op zijn landgoed Oud Naarden. Eind 18e eeuw is het landgoed in bezit van de familie Hugues, de schoonfamilie van de al eerder genoemde Van Rossum. Deze kocht het in 1823 van de erven Hugues, maar een jaar later verkoopt hij het al weer door aan de Amsterdamse wijnhandelaar Otto Roelofs. Een deel van de Valkeveense laan heette vroeger het Roelofslaantje.  De stoomtramverbinding tussen Amsterdam en het Gooi (Gooische moordenaar, vanwege diverse ongevallen met dodelijke afloop) gaf na 1880 de mogelijkheid voor een uitje naar het mooie strand van Oud Valkeveen, waar velen gebruik van maakten. De eigenaren van de boerderij zagen hun kans schoon en zorgden voor een natje en een droogje en zo ontwikkelde zich een pannenkoekenboerderij. In 1930 kwam er een speeltuin bij. In 1980 werd circusdirecteur Toni Boltini eigenaar/exploitant. Vandaar dat hij ook op Nieuw Valkeveen begraven ligt. De huidige eigenaar dreigde het park vorig jaar te sluiten vanwege een prettaks die de gemeente wilde invoeren. Op Valentijnsdag draaide de gemeenteraad het besluit terug.

unknown-6 Blavatsky   gilles-quispel  Quispel

images-1      images

 

De aard van Gooiland 2

We waren gebleven op de Oostdijk. Deze wordt onderbroken door de A1. Via een tunneltje kunnen we aan de andere kant de dijk weer bestijgen. Links met sloten doorsneden polderland en daarachter het Gooimeer en rechts het terrein van de vroegere Chemisch Fabriek die zijn geuren in de omtrek verspreidde. De fabriek werd in 1905 opgericht op het terrein van een voormalige beetwortelsuikerfabriek. Men begon met de distillatie van ruwe glycerine tot hoofdzakelijk nitrietglycerine, een bestanddeel van dynamiet. Het werd voornamelijk geëxporteerd naar Zuid-Afrika. Vanwege financiële problemen ging men daarnaast  al spoedig over tot de destillatie van karwijzaad en andere materialen ten behoeve van essences. Daarmee werd de grondslag gelegd waarmee het bedrijf wereldfaam zou verwerven. Geur- en smaakstoffen, sacharine, anti-oxydanten, vitamine C: het kwam allemaal uit Naarden en bedrijven die opgekocht werden. O.a ook in Amerika. In 1972 ging het bedrijf Naarden International heten. In 1987 werd het bedrijf verkocht aan Unilever, met toen wereldwijd zo’n 2500 werknemers. Met andere soortgelijke bedrijven ging het Quest International heten en dat werd weer in 2007 verkocht aan het Zwitserse Givaudan. Givaudan-Nederland kent naast Naarden nog een vestiging in Barneveld. Er werken in totaal nog ruim 600 medewerkers. Uit mijn jeugd herinner ik me een man uit ons dorp die er werkte vanwege zijn neus. Hij had een heel sterk verfijnd reukvermogen en was zo zijn salaris meer dan dubbel en dwars waard. Deze man was afnemer van aardappels die mijn vader kocht bij een Zeeuwse oom en later bij een boer in de Noord-Oostpolder. Ik mocht mee op die zaterdagse tocht in de zomer, waarop heel vroeg in de morgen vertrokken met een vrachtwagen en een bestellijst. Mijn vader verdiende net zo veel, dat we zelf de rest van het jaar gratis aardappelen uit de kelder (poeder tegen spruiten er over) konden eten. Het terrein van de vroegere fabriek was veel groter dan nu door Givaudan gebruikt wordt.  Bij een kwekerij rechts, na genoemd terrein splitst de Oostdijk zich in een naar beneden lopend zandpad en het Oostdijkpad tussen bosschages door. Beiden komen uit op de Meentweg. We nemen het pad. De Meentweg loopt daar vanuit het zuiden via een stenen brug over een feeëriek watertje, waar ik eens in de bomen langs dat water een tweetal appelvinken spotte. Het weiland dat je daar ziet is ontstaan ten gevolge van zandafgraving, begonnen in de 18e eeuw door de Amsterdamse ondernemer Joannes Petrus van Rossum (1778-1856). Hij kocht diverse landgoederen en buitenplaatsen, zoals Oud Valkeveen, Oud-Bussum, Drafna,Flevorama, De Limiten en ook Zandbergen, waar hij zelf uiteindelijk woonde en ook overleed. Het zand werd gebruikt voor de huizen- en wegenbouw in Amsterdam. De vaak grillig gevormde bredere sloten waren de vaarten, waarmee het zand werd afgevoerd. Onder het zand lag een veenlaag, geschikt voor veeteelt. Het geeft het huidige landschap een schilderachtig uiterlijk. We bevinden ons op de uitlopers van de Utrechtse Heuvelrug. Links van de brug kunnen we de zgn. Venuslaan nemen, een zandpad tussen stoere oude beuken door. Heet het zo, omdat het  een laan was waar geliefden ongestoord van elkaar konden genieten, al wandelend?                  De Venuslaan, waar het miegelt van vinken, diverse mezen, roodborstjes en merels komt uit op de Valkeveenselaan. Daar ligt  Leeuwenberg, één van de vele heuvels in het Gooi, zoals de Woensberg, Tafelberg, Trapjesberg, Sijsjesberg, Eukenberg en Aalberg, allen in de omgeving van Huizen. De Leeuwenberg zou een van oorsprong tafelberg kunnen zijn, een opgeworpen heuvel in de vorm van een afgeplatte kegel, bestemd voor religieuze feesten. Dit fenomeen werd voor het eerst in de 10e eeuw vermeld. Sinds de 19e eeuw worden ze bij ons offerbergen genoemd. Judith Schuijff heeft daarover geschreven in haar lezenswaardig boek: Heidens Nederland .In de 17e eeuw was de heuvel eigendom van de Amsterdamse burgemeester Andries de Graeff (1611-1678) en maakte het deel uit van zijn landgoed Graeffenveld. Hij verfraaide de heuvel met een 20 meter hoge zuil, met daar bovenop een leeuw.Het is nog steeds in particulier bezit en rijk begroeid, o.a. ook met hoog bamboegras.  De 19e eeuwse wandelaar ds. J.C.Kraandijk beschrijft het in 1888 aldus:

Aan het einde van de ‘Venuslaan’ vinden wij wederom een zeer schoone water- en boschpartij, ten bewijze hoe de eigenaar van Nieuw-Valkeveen, de heer Mijnssen, zijn bezitting weet te ontginnen en te verfraaijen. Uit de lommerrijke beukenlaan, die naar den straatweg leidt, overzien wij de sierlijk aangelegde zanderij, die zich om den voet van den Leeuwenberg windt en aan de overzijde door glooijende, met sparren begroeide heuvelen omzoomd is, terwijl aan het einde een scherp verlicht frisch doorkijkje zich opent en een zandscheepje met zijn in rood baai gedoste bemanning het tafereel verlevendigt. Uit het tentje zien wij het uiterste punt der zanderij. Daar wordt nog druk gegraven en gekruid, daar liggen de zandbokken met hun schamele bewoners.

Het werk der ontginning, in ‘t begin dezer eeuw op Oud-Bussem begonnen, wordt blijkbaar nog met ijver voortgezet en allengs meer zal dit hoekje van Gooiland den naam mogen dragen van een der liefelijkste gedeelten van ons vaderland.

Bella Vista heet het tentje. En zoo mag het heeten. Het uitzigt op het rijke landschap is er inderdaad schoon en de blinkende spiegel der zee, wier strenge lijn door de donkere bosschen van Oud-Valkeveen en Oud-Naarden wordt afgebroken, draagt er ruimschoots het zijne toe bij. Wij hadden bij vorige omzwervingen tusschen Oud-Bussem en Blaricum herhaaldelijk die in het Gooi zoo eigenaardige vereeniging van land- en zeegezigten – telkens weêr anders op verschillende punten – gezien. Ook hier is ‘t, bij overeenkomst in de hoofdtrekken, toch weêr een geheel, in bijzonderheden zoozeer verschillend van wat wij elders aanschouwden, dat bekendheid met de andere vermaarde panorama’s in den omtrek een bezoek aan Bella Vista geenszins overbodig mag doen rekenen.

We wandelen richting de al oude uitspanning Oud Valkeveen, passeren landgoed Nieuw Valkeveen, ook eens eigendom van Van Rossum en zijn nazaten en het gelijknamige kerkhof, in 1937 ontworpen door bekende tuinarchitect Dirk Tersteeg en in 1944 geopend. In het kader van de werkverschaffing was dit terrein al ontdaan van bomen. op deze begraafplaats liggen o.a. Frits Mehrtens, bekend kerkliederencomponist en cantor-organist en Toni Boltini begraven. 

Frederik August (Frits) Mehrtens (Hoorn11 mei 1922 – Amsterdam , 29 augustus 1975) was een Nederlandsmusicus en componist van kerkmuziek. De oorspronkelijke familienaam luidde Merhtens en werd op 11 november 1948 gewijzigd in Mehrtens.

 Al tijdens zijn middelbareschooltijd had Frits Mehrtens aanstellingen als organist, eerst in de doopsgezinde kerk van Twisk en Abbekerk en vervolgens bij de Hervormde Gemeente te Enkhuizen. In 1940 begon hij een studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1943 zat Mehrtens thuis in Hoorn ondergedoken om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. In 1948 zakte hij op een onderdeel voor zijn doctoraal examen. Frits Mehrtens deed geen herexamen maar begon een muziekstudie met hoofdvak orgel aan het Amsterdams Conservatorium. Zijn belangrijkste leraren waren hier Jacob Bijster en Anthon van der Horst. In 1953 voltooide hij deze opleiding.

Van 1953 tot aan zijn dood was Frits Mehrtens muziekleraar aan een middelbare school in Amsterdam en docent voor hymnologie en liturgiek aan het Conservatorium van de vereniging Muzieklyceum in Amsterdam. Daarnaast was hij al vanaf 1951 op freelancebasis werkzaam voor de NCRV. Hier was hij adjunct-hoofd van de afdeling muziek en hoofd van de onderafdeling religieuze muziek. Vanaf 1955 werkte hij als muzikaal adviseur en presentator voor de IKOR. Verder was hij van 1952 tot 1955 organist van de hervormde Maranatha Kerk in Hilversum en vanaf 1955 van de Maranatha Kerk in Amsterdam-Zuid.

In 1975 overleed Frits Mehrtens aan de gevolgen van een auto-ongeluk en werd in zijn woonplaats Naarden begraven.

 In een groot aantal radioprogramma’s heeft Mehrtens zich ingezet voor een vernieuwing van de kerkmuziek in Nederland. Hij leidde talloze ‘Zondagavondzang’-bijeenkomsten, waarmee de NCRV door het gehele land trok. Van 1957 tot 1961 organiseert hij samen met de theoloog-dichter Willem Barnard en de wijkpredikant W.G. Overbosch dinsdagavonddiensten, die een centrale rol speelden in de opbloei van het Nederlandse kerklied. Mehrtens werd hierbij onder andere geïnspireerd door de rijke Lutherse traditie en onderhield contacten met vooraanstaande Duitse (Lutherse) kerkmusici als Helmut Bornefeld en Siegfried Reda.

Mehrtens componeerde de melodieën bij een groot aantal liederen. Deze liederen zijn in verschillende bundels (o.a. Liedboek voor de KerkenZingt JubilateGezangen voor Liturgie en het Duitse Evangelisches Gesangbuch) opgenomen en behoren tegenwoordig tot de populairste liederen in veel kerken.

Toni Boltini (Woensel22 februari 1920 – Blaricum24 december 2003) was een Nederlandse circusdirecteur.

Boltini werd in 1920 te Woensel (bij Eindhoven) geboren als Wilhelm Marinus Antonius Akkerman. Zijn vader had een reizend variété-theater. Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog theaters werden verboden, vormde senior het theater om tot een circus-variété, omdat circussen niet waren toegestaan, maar circus-variétés wel. Boltini’s vader was een fanatieke aanhanger van de nazi’s.

Aanvankelijk zat Boltini bij de SS. In 1942 werd hij echter antinazi.[bron?] Voor straf kreeg hij toen zes maanden werkkamp. Na zijn vrijlating sloot Boltini zich aan bij het verzet en redde hij de Sintifamilie van Tata Mirando, die met zijn familie het circus-variété-orkest vormde. Na de Tweede Wereldoorlog trad Boltini in het huwelijk met De Gilde. Hij bouwde het circus-variété van zijn vader uit tot circus Boltini, een van de grootste circussen van Europa.

In 1967 was Boltini als co-producent betrokken bij de zwart-wit speelfilm Adieu Filippi van de Belgische regisseur Rik Kuypers, over een verliefde clown. De film werd grotendeels in zijn circus opgenomen, maar is wegens financiële problemen nimmer voltooid.

Boltini was tweemaal gehuwd. Uit zijn eerste huwelijk met Dicky Boltini (1932-2015) had hij twee dochters die ook in het circus terechtkwamen; uit het tweede een zoon genaamd Angelo. Met zijn dochters uit zijn eerste huwelijk heeft hij juridisch veel problemen gehad.

Hij verkocht Circus Boltini in 1980, en vestigde zich in Naarden als eigenaar/exploitant van speelpark Oud Valkeveen, maar het circus bleef trekken en in 1995 ging hij toch nog een keer met een Italiaans circus op tournee.

Na een lang ziekbed overleed op 24 december 2003 de 83-jarige Boltini in een ziekenhuis in Blaricum. Op 30 december werd hij in een witte kist begraven te Nieuw-Valkeveen. De violist Nello Mirando speelde op het door velen bezochte afscheid in Hilversum, dat plaatsvond in de tent van het Staatscircus van Moskouvan Boltini’s neef Hans Martens.

unknown-4 Chemische Fabriek tot 1987

nieuwvalkeveen01k     merhtens   Frits Mehrtens   220px-toni_boltini_bestanddeelnr_924-4067 Toni B.graf frits mehrtens graf toni boltini

 

 

 

 

De aard van Gooiland – 1

Deze week was ik bij een bijeenkomst van het CDA met het oog op de komende waterschapsverkiezingen. Mij was gevraagd om die bijeenkomst te leiden en interviews te houden met de kandidaten voor het bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, één van de 21 waterschappen, waarin ons land verdeeld is. Scherper dan voorheen werd me duidelijk hoe belangrijk zo’n instituut is en derhalve het bestuur er van en dus ook de verkiezingen. Het gaat om fundamentele zaken betreffende de grond waarop we leven en waarvan wij leven en waardoor we bedreigd worden. Belangrijker verkiezingen nog dan die voor Provinciale Staten. 

Het is voor mij aanleiding om eens goed te kijken naar de grond in mijn directe omgeving, naar haar aard – letterlijk en figuurlijk – en de geschiedenis er van. Over Zandbergen waar ik woon heb ik al geschreven, gelegen aan de Amersfoortsestraatweg, een oeroude verbinding tussen Amsterdam en Amersfoort die eeuwen door het stadje liep en later als rijksweg om de vesting heenliep tussen Naarden en Bussum in en Godelindeweg  heet tot deze na de kruising met de Kon.Wilhelminalaan overgaat in Rijksweg die uitmondt in de vernieuwde A1. Godelinde was de abces van de St.Vitusabdij in Elten die in 1280 wat we nu kennen als het Gooi aan graaf Floris V, graaf van Holland schonk.  De Amersfoortsestraatweg loopt door tot aan de gracht over het water rond de oude vestingstad. Richting de vesting start ik nu mijn wandeling. Als eerste steek ik de Galgesloot over. De naam verwijst naar de tijd dat hier in oude tijden buiten de stad ter dood veroordeelden aan een galg hun leven moesten beëindigen. Op meer plaatsen in ons land herinneren namen aan dat gebruik, zoals Galgewaard in Utrecht en het Galgewater in Leiden. We lopen langs zwembad Lunet, waar ooit Hansje Bunschoten door haar moeder werd klaar gestoomd voor een prachtige carrière, het politiebureau, het noodonderkomen van de Godelindeschool, sportschool Van Hellemond en een rijtje aangenaam en riant ogende woningen. Aan de overkant Appartementengebouw De Flank en Verpleeg- en revalidatiehuis Naarderheem, waar ooit het Diaconessenziekenhuis stond, waarin ik tweemaal gelegen heb: in mijn kindertijd voor een blindedarmoperatie en als adolescent aan een kapotte meniscus. Voor de brug over het vestingwater kun je rechts af de Huizerstraatweg op en links af langs een een parkeerterrein over een fiets- annex wandelpad Over de Tol geheten. Daar moet dus een tolhuis hebben gestaan, waarvan er nog een paar in Het Gooi te zien zijn. Het is mijn verre voorvader Floris Vos geweest die door een drieste tolhuisbestorming de aanzet gaf tot een tolwet, waarin het tolheften werd afgeschaft. Hij was voorzitter van De Erfgooiers en tevens lid van de Tweede Kamer.We steken de brug over, met links een voormalige brugwachterswoning uit eind 19e eeuw en volgen naar rechts een klein stukje de Kapitein G.A. Meijerweg. Deze Meijer was ruim honderd jaar geleden verantwoordelijk voor het ontwerpen en laten bouwen van kazernes. De vesting Naarden  - met het Nederlands Vestingmuseum, een bezoek dubbel en dwars waard – heeft de vorm van een kever met zes puntige poten, de bastions.  Tussen de bastions iets meer naar voren liggend ravelijnen, verdedigingseilandjes. We slaan rechtsaf het Vestingspad in. Het is ook mogelijk over de buitenste wal te lopen met aan beide zijden uitzicht op de buitenste en binnenste vestinggracht. Na ruim honderd meter rechtsaf de Oostdijk op.

brugw_won_02 brugwachterswoning.

vesting-naarden-570x410 vestingstad Naarden

Waterliniepad 1

In mijn jeugd was ik een fietser. Niet alleen naar school of het treinstation om vandaar per spoor naar Utrecht te gaan (kweekschool), maar ook in mijn vrije tijd: heel het Gooi door en verder, door weer en wind naar wedstrijden van mijn FC Huizen tegen Spakenburg en IJsselmeervogels; in de studententijd vanuit Utrecht grote tochten door Lopikerwaard, over de Utrechtse Heuvelrug. Wandelen deden we met vrienden op zondagmiddag en doorkruisten zo het mooie Gooi. Fietsen vind ik nu weinig meer aan. Te druk, te veel in gruwelijke pakjes gehulde hardfietsers, agressief, dictatoriaal ruimte opeisend. Ik ben meer gaan wandelen, maar sinds de nieuwe knie daarin toch een terugval. Gelukkig de draad weer opgepakt en zo wandelen met z’n drieën het Pelgrimspad, met vijf het Grootfrieslandpad en ben ik zelf vorige week vrijdag begonnen aan het Waterliniepad. Die loopt van Weesp naar Fort Steurgat ,even buiten Werkendam. Of omgekeerd, zo als ik doe. Het is een pad langs de Nieuwe Hollandse Waterlinie, een zgn. themapad derhalve. Die waterlinie beslaat een strook polderland van ongeveer 5 km breedte tussen Muiden en de Biesbosch en kon in tijden van oorlogsdreiging tot 40 à 50 cm onder water gezet worden. De linie is aangelegd tussen 1815 en 1940. Bestaande polderdijken werden er in opgenomen, inundatiedijken speciaal er voor aangelegd, er kwamen sluizen en duikers; wat niet beschermd kon worden door water kreeg bescherming vanuit en door forten en batterijen: tussen 1815 en 1885 werden er zo’n zestig aangelegd. Fort Steurgat is er zo een, tegenwoordig een wooncomplex met acht luxe appartementen en drie villa’s. Het fort ligt aan de rand van de Biesbosch, even ten zuidwesten van Werkendam. Dit fort moest de dijk langs de Merwede afsluiten en de rivier en Biesbosch onder controle houden. Het bestond uit een kruithuis, een bomvrije schuilplaats voor geschut van 30 bij 20 meter en een kazerne van 60 bij 23 meter, met elkaar verbonden door een ‘opteren’, een gewelfde tunnel. Het fort is omgeven door een ringgracht. Het werd in 1881-1882 gebouwd als sluitstuk van de linie, maar verouderde al snel, omdat het niet bestand bleek tegen brisantgranaten ondanks haar dikke muren. Het lot van de veroudering deelde het fort met tientallen andere. De brisantgranaat was een vinding van de Krupp-fabriek in Essen. In de meidagen van ’40 was een brisantgranaat overbodig vanwege de flexibelere inzet van parachutisten, de gehele waterlinie bleek een farce. De wandeling gaat vanaf het fort naar de rand van Werkendam, over een brug, langs het benzinestation van Kieboom, waar ik mijn auto heb geparkeerd, rechtsaf langs een restaurant en dan klim ik een dijk op, waarover een fiets- en wandelpad geasfalteerd is, die eerst de jachthaven rondt en vervolgens bijna 3 km me langs het Steurgat voert. Het is prachtig weer, wel veel wind en veel wolken die soms dreigen met een bui, maar nooit verder komen dan een paar spatten. Er komt me een enkele wandelaar tegemoet en soms wat fietsers die duidelijk meer moeite met de wind hebben. Die fietsers komen van het pontje Steur een overzet naar de polders richting Dordrecht. Bij het pontje zelf aanbeland wacht een groepje fietsers voor een overzet. daarvoor baseerde ik een eenzame hengelaar en een oude man in een even oude boot, met aan zijn zijde een forse herdershond. Iets voorbij het pontje steek ik het polderland in, eet een boterhammetje aan een picknicktafel onder hoge bomen en ik steek de Bruine Kil over een enigszins kronkelende vaart en daar komt een dilemma. De papieren gids zegt dat ik rechtdoor moet, maar het rood-gele marketingsteken wijst naar links een dammetje op, achter een prikkeldraadomheining langs en dan via een klaphekje een brede strook langs de genoemde vaart op. Ik volg het teken, want het kan een na het verschijnen van het boekje een wijziging zijn. Al snel stuit ik op een groep forse  grazende koeien en kalveren. Maar zij kijken me slechts lodderig aan en ik kan ze met gemak passeren. Even verder word ik opgeschrikt door fladderend lawaai en zie een buizerd vlak voor mijn ogen uit het struweel aan de rechterzijde van de strook grasland schieten. Ik had al eerder z’n pieuw-geroep gehoord. Zeker 2 km struin en soms strompel ik langs de vaart en kom dan in een bocht bij een sloot die ik per plank en ijzeren leuning over kan. Het teken wijst nu duidelijk naar rechts naar een strook langs een gemaaide akker. Die stuit op de Grote Waardweg en daar ontbreekt elk marketingsteken. Volgens het boekje loopt de route nog verder het land in, langs de Bakkerskil ( een kil is een oud woord voor kreek) en dan linksaf weer richting Werkendam. Op de plek waar ik sta is geen doorsteek naar die Bakkerskil en dus ga ik linksaf de Grote Waardweg op en zie dan weer een pad langs een akker richting die kil. Op het veld er naast is een boer aan het maaien, mij tegemoet en hij stopt, springt z’n machine uit en zegt dat ik verkeerd loop, voor de wandelroute moet ik terug. Waar ik nu loop mag ik niet lopen en bovendien loopt het ook dood. Ik weet wat me te doen staat, loop niet terug, maar over de asfaltweg nog een stuk door en sla dan rechtsaf over een asfaltweg naar de Kille, het uiteinde van het dorp Nieuwendijk, waar ik weer de markeringstekens vind. Nog even een stop met een laatste boterham en dan de dijk op, die na de laatste huizen van het dorp overgaat in een wandel- en fietspad en kom bij de Papsluis, uit 1815. Het is een ontwerp van Jan Blanken van het toen bijzonder technische waaiertype. Achter de sluis doemt Werk aan de Bakkerskil op, een fort op de Schenkeldijk, eind jaren zeventig van de 19e eeuw gebouwd om de Papsluis te beschermen. Er zit nu een uitspanning in. Ik merk dat ondanks het prachtige weer de harde wind z’n tol begint te eisen; ik raak vermoeider en wordt trager in mijn tempo. Ik besluit een kleine afsteek te maken via een lokale route, klaphekken door, langs de bakkerskil en dan weer op de Grote Waardweg naar de rand van Werkendam. Langs de Waardweg een vrij nieuw oorlogsmonument in de vorm van twee vleugels van een propeller en vliegtuigmotor. Tijdens de oorlog crashte hier een Britse Lancaster, veel bemanningsleden kwamen om. Het vliegtuig en bemanningsleden werden pas in 2014 geborgen. Door een nieuw industrieterrein wandel ik weer naar de jachthaven terug naar mijn auto. de teller op de app van mijn mobiel staat op bijna 15 km. Ik beloon me zelf met een cornetto. Heerlijk als de middag zelf.

img_1086      het Steurgat, man met hond in boot img_1088   Pontje Steur

img_1114 oorlogsmonument

Floris V pad- Woerden – Kockengen

Ale een geruime tijd wandel ik om lijf en ziel, de gehele mens, wat fitter te maken/houden. Met vrienden op gezette tijden de GR5a, Ronde van Vlaanderen, in m’n eentje het Floris V-pad. Bijna een jaar geleden ben ik gestart in Bergen op Zoom, wandel een dagje tot waar een bus of bussen mij weer terug kan/kunnen brengen naar het beginpunt. Afgelopen winter kwam er door omstandigheden weinig van gestadige voortzetting. In het najaar was ik in Woerden terecht gekomen. Eindelijk afgelopen vrijdag weer een stuk kunnen doen. En in gezelschap van twee van de vrienden met wie ik door Vlaanderen trek. Het was een wonderschone dag. Aangenaam zonnetje, die duidelijk al aan kracht gewonnen had. Langs de Kromme Rijn, achter huizen langs in Woerden, het spoor volgend van de Limes, de oude grens der Romeinen. Die Limes kun je per fiets volgen tot in Roemenie. Aan de overkant van de rivier de weg die op gegeven moment afbuigt naar Kamerik. Wij lopen door tot aan de ‘poorten’ van Harmelen, steken de Rijn over, zien in weilandje een brandgans een zwaar besikte geit gezelschap houden en slaan rechts af naar het boerderijengehucht Gerverscop. Even een stop aan een picknicktafel voor water en kaaskoek. Dan glibberend over de smalle Hollandse Kade. Links en rechts in de weilanden, behalve allerlei soorten ganzen, ook grote zilverreigers en een slechtvalk. Na 1,2 km naar rechts waar de Hollandse Kade een verhard fietspad wordt. Toen hij nog in Woerden woonde liep Koos van Zomeren met Rekel, z’n hand, vrijwel dagelijks over deze smalle dijk door het Utrechtse Groene Hart en deed er van deskundig en gevoelig verslag. Na 3 kilometer bereiken we de asfaltweg naar Kockengen. We lopen nog een kilometer over een grasdijk, die vanaf 1 april tot 1 november verboden terrein wordt vanwege het broedseizoen, daarna nog een kilometer voor we het schilderachtige dorp bereiken. Halverwege passeren we eerst nog een klein RK kerkhof, met opvallend veel kindergraven. In het begin van het dorp scheppen jochies van 10, 12 jaar ijs uit de dorpsvaart met een net: ‘ zo maar voor de lol, meneer’. Het dorp kent een behoorlijk eethuisje, een bakker, een slager, een ijzerwarenhandel, een supermarkt, een bloemist en naast de oeroude Hervormde Kerk, een Gereformeerde Kerk en een behoorlijk ruime RK kerk. Binnen fietsenstalling naast laatstgenoemde kerk troepen wat puberjongens samen. Uit een vervallen pand komt lijzig psalmgezang. De jongens zeggen ons dat er binnen een zware kerk huist. Aan de voorkant is het even vervallen, maar er staat wel een schuifdeur op een kier. Knarsend gaat hij open en ik kijk in een fris geschilderde hal, met daarachter een groot raam en dito schuifdeur. Door de ruit zie ik vrouwen met hoedjes en mannen in het pak, allemaal even zwart. Een man draait zich in mijn richting, verstoord. Het is me helder: samenkomst van een groepje Oudgereformeerden of zo iets, die geen eigen predikant hebben, die het moeten hebben van rondreizende voorgangers. Wat kan betekenen dat je op een vrijdagmiddag dienst hebt i.p.v. zondag. In die kringen wordt er dan afzonderlijk of gezamenlijk preekgelezen, omlijst door trage niet- ritmische zang en langdurige gebeden met uithalen. Het openen van de schuifdeuren gaf een kleine, snelle blik in de wereld van Jan Siebelinks ‘Knielen op een bed violen’. Bij de plaatselijke vriendelijke bakker kochten we lekker olijvenbrood. En laten we niet vergeten dat in deze boerenstreek, vruchtbaar en vroom, de wieg stond van Piet Oussoren, die in z’n eentje de gehele bijbel vertaalde, grondig en zoveel mogelijk recht doend aan de Hebreeuwse en Griekse grondtekst. Ik gebruik zijn vertaling, bekend als de Naardense Bijbel, graag.