Category Archives: geschiedenis

De aard van Gooiland 6

We verkennen andere grond van Naarden. Wandelen wederom richting de vesting en slaan na de brug linksaf over de Korte Bedekte weg – het geasfalteerde fietspad – of over de wal zelf en bij een kinderboerderij dalen we af en steken de Burgemeester M.P. van Wettumweg over. Deze burgemeester (1867-1936) trad aan in december 1922 nadat een beoogde fusie met Bussum werd afgeblazen, tot grote vreugde van de Naarders. Enfin, met ingang van 2016 hoort Naarden met Bussum (en Muiden en Muiderberg) tot Gooise Meren.Marinus Pieter van Wettum ligt begraven op de oude begraafplaats aan de Amersfoortsestraatweg en was Ridder in de Orde van den Witte Leeuw van Tsjecho Slowakije. Naarden is de stad van de grote Tsjech Jan Amos Comenius. We vervolgen de wal, steken de Amsterdamsestraatweg over, vervolgen de tocht rond de vesting over al  de Admiraal Helfrichlaan die links af loopt naar Fort Ronduit. Conrad Emile Lambert Helfrich (1886-1962) was tijdens WO II de commandant van de Zeemacht in Nederlands Indië en daarna bevelhebber van de Zeestrijdkrachten. Fort Ronduit maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.  Wikipedia:

Fort Ronduit is een polygonaal fort in Naarden gebouwd in de periode 1873-1875 op de restanten van een eerder verdedigingswerk. Het fort diende ter bestrijking van de buitendijkse gronden ten noorden van de vesting van Naarden.

Het fort ligt ten noorden van de vesting van Naarden en ten zuiden van de toenmalige Zuiderzee. In de 17e eeuw lag op deze plaats al een schans ter bescherming van de haven van Naarden en in 1873-1875 werd het bestaande fort gebouwd.[1] Tussen het fort en de vesting ligt een verbindingswal zodat troepen ongezien door de vijand zich konden verplaatsen.

Het fort is voorzien van een wachthuis bij de ingang en een centraal gelegen bomvrije kazerne. In de bakstenen kazerne waren lokalen voor de manschappen, het verblijf voor de commandant en de officieren en de keuken.[2] In het midden waren magazijnen voor de opslag van munitie. Helemaal links en rechts van het gebouw zijn twee ruimten voor de stalling van het geschut.[2] Het gebouw is aan de frontzijde afgedekt met zand. In de frontmuur van de kazerne en de zandafdekking zijn twee gangen met deuren zodat de manschappen snel de kanonnen in de frontwal konden bereiken.[2] Het fortterrein wordt omgeven door een 25-35 meter brede natte gracht en verbonden met het land door een kraanbrug. Om de gebouwen ligt een hoge aarden wal met plaatsen voor het geschut.

In 1926 werd het fort, tegelijk met de vesting Naarden als vestingwerk opgeheven.[1] Het werd nog gebruikt als opslagplaats voor munitie.[1] In 1986 zijn de gebouwen gerestaureerd.

unknown-6 In het midden burgemeester Van Wettum.

800px-fort_ronduit_-_naarden_-_20533093_-_rce Fort Ronduit.

We wandelen terug en nemen in een bocht het Zuiderzeepad langs een naamloze kleine polder , waar ik eens in het ene weiland een enorme zwerm brandganzen zag, in een tweede weiland een zelfde zwerm grauwe ganzen en in een derde een grote troep Canadese ganzen. Het pad loopt onder de A1 door en brengt ons in een nieuwe deftige woonwijk bij de Naarder jachthaven, Naarderwoonbos geheten.. Langs deze sjieke woonwijk naar de weg die rechts naar het Naarder Bos zelf voert. Jarenlang een eidorade voor struinen, strandjes, kattenkwaad, cruisen, fietsen en wandelen, maar al weer een tijdje sjiek bebouwd en voorzien van een golfbaan. Bij de bocht rond de jachthaven kun je links nog wel de zgn. Westdijk op met links zicht op een groot deel van de Binnendijksche- Overscheensche- Berger- en Meentpolder en doorlopend kom je onder de A6 al spoedig in Muiderberg.

De aard van Gooiland 5

Bij het vakantiehuis AZ25 gaat de Oud Huizerweg door naar de kust van het Gooimeer. Van de voormalige speeltuin Oud Naarden is alleen een woonhuis over gebleven. Het Gooimeer is hier zeer ondiep, tot ver uit de kust is het nog slechts 1 meter. Dat was al zo toen het nog Zuiderzee heette. Jan P.Thijsse heeft het over “een suf, ondiep zeetje”. Al zeker vijftig jaar ligt er een prachtig fietspad naar de Huizer haven. We bevinden ons nog steeds op Naarder grondgebied, officieel Gooise Meren, waartoe Naarden, met Bussum, Muiden en Muiderberg toebehoort. Na het Magdalenabosch wordt het Huizer grondgebied. Naar welke Magdalena dit bos is genoemd? Geen idee. In Huizen is er ook nog een Magdalenaweg. De nabijgelegen Aalberg is ook naar een vrouw vernoemd, evenals de Sijsjesberg: een verbastering van Sijtjesberg. Enfin, we willen nog binnen Naarder grondgebied blijven en volgen de houtwal zuidwaarts tot we op de Bestevaer komen. De hockeyvelden behoren ook nog tot de Gooise Meren. De Bestevaer kruist met de Driftweg, waar langs de grens weer westwaarts loopt. We steken de Bestevaer echter niet over, maar slaan rechts af tot we bij een onverharde weg komen richting kust, de Zeeweg geheten, vroeger ook wel Lage Zeeweg genoemd. Het is feitelijk een verlenging van de Zeeweg in de bebouwde kom van Huizen. Langs deze weg gingen voor dat Huizen een eigen haven had (midden 19e eeuw) de karren met hoge wielen naar de kust en vervolgens het ondiepe water in tot aan de vissersboten die er voor anker lagen. Zij namen de gevangen buit over om die vervolgens aan land te brengen. De onverharde Zeeweg voert langs kleinschalige akkers, onderbroken door bescherming biedende houtwallen. Vroeger werd er boekweit op verbouwd en in mijn kindertijd ook aardappels en rogge. Na schooltijd gingen we in de zomer als de aardappels gebloed hadden naar die aardappelvelden om de tot vrucht uitgegroeide bloesem te plukken. Ze zagen er uit als tomaten, waren diepgroen en uiterst giftig. Net als de tomaat behoort de aardappel tot de familie van de nachtschade, maar anders dan bij een tomaat beetje de knollen onder de grond en niet de vruchten boven de grond. In het Huizer dialect heten die vruchten ‘papeklooien’. Ze stak ze op stokken van takken gemaakt en waaraan een punt gesneden was. De stokken werden gebruikt om de ‘pageklooien’ naar elkaar te slingeren. ‘Gé je mie  pageklooien zeuken op de nenge”, was ons onderling startsein tot een aardig vertier. “Nenge’ is Huizers voor eng, een oude benaming voor een akker. Via de Zeeweg kom je bij en op de Aalberg. De heuvel is 9 meter hoog en biedt een prachtig uitzicht op Gooimeer en Almere -haven. In het gebied rond de Aalberg zijn sporen gevonden van een Neanderthaler cultuur. Van de Aalberg kunnen we door bos – met grote kans op grote bonte spechten – naar de Eukenberg, ruim 14 meter hoog en waarschijnlijk ook een zgn. tafelberg, bestemd voor offerdiensten in heidense tijden. In de Gouden Eeuw bevondt zich op de heuvel een theekoepel en wellicht ook een baken/vuurtoren. Vanaf de Eukenberg komen we zuidwaarts op de Hoge Zeeweg, ook onverhard die een vormsplitsing vormt met de Oude Naarderweg die door bosgebied wederom richting kust voert. Direct na akkerland?eng links af en al spoedig zijn we bij Café Bos en Hei, al honderd jaar een begrip in de regio. Uitgebreid terras alle dagen het hele jaar door open, binnen een bruin cafeetje. Prima  dranken en spijzen tegen schappelijke prijzen. We lopen van het café zuidwaarts richting de Driftweg, een pad naar rechts door bos brengt ons bij het thans beroemdste huis van Het Gooi, wellicht van heel ons land, nl. ‘t Hoogenest. Onlangs verscheen over dat hoog oprijzende huis een buitengewoon boek van de hand van de huidige bewoonster Roxanne van Iperen. Bizarre oorlogsgeschiedenis, van onderduik, verzet van joodse zijde en verraad. We lopen weer terug en vervolgens vanaf het café  westwaarts langs een reusachtige villa De Twaalf Schepels. Een schepel is een oude inhoudsmaat voor m.n. droge waren als graan en meel; het betreft eentiende deel van een hectoliter. We komen wederom op de Oude Huizerweg, zie links een toegang tot Flevo Oord, een vakantiehuis en opvang van visueel gehandicapte kinderen. We wandelen terug tot Oud Valkeveen, slaan links af  en gaan de Valkeveense laan af. Halverwege kunnen we rechts af het Vogellaantje in die uitkomt bij de Meentweg bij een boerderij waar Ferry Hoogendijk (1933-1914) – oud Elsevier, oud LPF – woonde. Links ligt het landgoed Drafna. Hier informatie die Wikipedia geeft:

Vanaf de jaren zestig nam het aantal kinderen af en namen de kosten toe. In 1986 werd ook de subsidie van de gemeente Amsterdam stopgezet en noodgedwongen moesten er drie huizen worden verkocht. Sinds 1988 is het “Gustav Brieglebhuis” het enige huis dat het VKF in exploitatie heeft. Door grote inzet van een aantal vrijwilligers is het mogelijk om de kosten voor de exploitatie zo laag te houden dat de verhuurprijzen voor schoolkinderen laagdrempelig kunnen blijven. Want nog steeds komen heel veel kinderen hier met veel plezier en voor vertier.
Meer dan 100 jaar later is er nog steeds behoefte aan spelen in de buitenlucht! En ook zijn schoolkampen een ideale manier om elkaar beter te leren kennen. Het VKF blijft zich dan ook inzetten om deze unieke plek te behouden en te verbeteren. Samen met de vrijwilligers èn met behulp van incidentele bijdragen van symphatisanten. Wij willen dat er, net als 100 jaar geleden, kinderen kunnen komen logeren middenin de bossen van hun Valkeveen.

2015_huizen_copyright-pixelpolder_02032015_0d43168-nef_0037-300x199  Eukenberg.unknown-4 Drafna 1880

 

De aard van Gooiland 4

We blijven nog eve stilstaan bij het pretpark Oud Valkeveen. Inmiddels meer informatie er over vergaard: in 1645 kocht de rijke koopman Gerard Reynst een stuk grond tussen Naarden en Huizen en liet daarop een boerderij bouwen, die hij noemde naar dat stuk waar de boerderij op gebouwd werd. Reynst (1599-1658) was de zoon van een  gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en woonde  aan Keizersgracht 290 in huize De Hoop. Hij was een verwoed kunstverzamelaar, met o.a. meesterwerken van Raphael, Titiaan en Tintoretto. Amalia van Solms, de echtgenote van Frederik Hendrik behoorde tot de voorname bezoekers van zijn collectie. In zijn hectisch bestaan had Reijnst behoefte aan een buitenplaats en dat werd dus op het grotere landgoed Oud Naarden (Oud) Valkeveen. Samen met die van zijn broer Jan behoorde zijn collectie tot de grootste van ons land. Jan had een groot deel van zijn collectie gekocht van de weduwe van de Venetiaan Andrea Vendramin. Een deel van die collectie kwam na Jans dood in bezit van zijn broer en werd derhalve van Venetië verscheept naar Amsterdam. Na de dood van Gerard verkocht diens weduwe zijn collectie aan diverse kopers; een deel werd aangekocht door de Republiek. Verder wandelend richting Huizen zien we links nog de restanten van een renbaan voor paarden en motoren in de dertiger jaren aangelegd als onderdeel van het pretpark en in de zeventiger jaren afgebroken. Rechts lopen we langs het kerkhof. In mijn kindertijd lag daar ook een zomercamping met huisjes en tenten. Links voert een breed pad – Zuiderzeeweg geheten – naar het Gooimeer en mooie verborgen strandjes. Even verder op het Roelofslaantje, die met een bocht weer uitkomt op onze wandelroute en na een bult Oud Huizerweg heet. Aan het laantje – genoemd naar de al eerder vermelde Amsterdamse wijnhandelaar uit de 17e eeuw – liggen een paar fraaie huizen. Ik weet dat ooit Willem Jan Otten en Vonne van der Meer er woonden. Tevens vinden we er Kindervakantiehuis Valkeveen, ook wel Gustav Brieglebhuis genoemd.  Van de website van dit vakantiehuis:

In 1905 nam een groep Amsterdamse onderwijzers het initiatief om met 2000 kinderen van de basisschool een dagje buiten de stad door te brengen. Amsterdamse bleekneusjes die niet met vakantie gingen omdat hun ouders daar niet de middelen voor hadden, kwamen hiervoor in aanmerking. Eén dagje konden de kinderen weg uit de armoede, weg van hun werk òf van de zorg voor hun broertje of zusje. Ze mochten één heerlijke lange dag alleen maar spelen in de frisse lucht. De onderwijzers organiseerden zich in de stichting Vakantie Kinder Feest (VKF), want het was een zodanig succes dat het navolging kreeg. Vanaf toen gingen elk jaar duizenden kinderen één dag naar buiten in de vrije natuur. ‘s Morgens 7 uur vertrokken ze naar het Centraal station van Amsterdam. Uitgezwaaid door wel 8 muziekcorpsen en natuurlijk hun familie. In extra lange treinen werden de kinderen vervoerd naar o.a. Bussum, Valkeveen, Hilversum, Baarn, Haarlem, IJmuiden, Wijk aan Zee, Bloemendaal, Zandvoort en Castricum. Het was een ongekende belevenis.

Het “Gustav Brieglebhuis” is geschonken door de Heer O.W.G. Briegleb, directeur van de Ripolin verffabrieken. Hij en zijn vrouw sponsorden het VKF al vanaf 1912. Zij genoten zo van de kinderfeesten dat zij graag zagen dat het feest ook na hun dood door zou gaan. Door hun legaat kon dit huis worden gebouwd. De vereniging “Voor de jeugd” zag zich in dezelfde tijd genoodzaakt hun bijeenkomsten te stoppen en zij besloten hun prachtige kampeerterrein van bijna 6 hectare (geschenk van wijlen Mevrouw A.M. den Tex-Boissevain) af te staan aan het VKF. De ligging midden in de bossen en de grote speelweide maken het vakantiehuis de ideale plek voor schoolreisjes. Het oorspronkelijke Kindervakantiehuis is inmiddels aangepast aan de wensen van mensen van deze tijd, maar wel met behoud van de traditionele sfeer.

Vanaf de jaren zestig nam het aantal kinderen af en namen de kosten toe. In 1986 werd ook de subsidie van de gemeente Amsterdam stopgezet en noodgedwongen moesten er drie huizen worden verkocht. Sinds 1988 is het “Gustav Brieglebhuis” het enige huis dat het VKF in exploitatie heeft. Door grote inzet van een aantal vrijwilligers is het mogelijk om de kosten voor de exploitatie zo laag te houden dat de verhuurprijzen voor schoolkinderen laagdrempelig kunnen blijven. Want nog steeds komen heel veel kinderen hier met veel plezier en voor vertier.
Meer dan 100 jaar later is er nog steeds behoefte aan spelen in de buitenlucht! En ook zijn schoolkampen een ideale manier om elkaar beter te leren kennen. Het VKF blijft zich dan ook inzetten om deze unieke plek te behouden en te verbeteren. Samen met de vrijwilligers èn met behulp van incidentele bijdragen van symphatisanten. Wij willen dat er, net als 100 jaar geleden, kinderen kunnen komen logeren middenin de bossen van hun Valkeveen.

De bult over, maar rechts nog op die bult Tussen de bomen, een plek voor diners en kleine conferenties, gelegen op het oorspronkelijke terrein van landgoed Leeuwenberg. Daarna rechts prachtig zicht op een oorspronkelijke zandafgraving en nu dus een idyllisch weidegebied met vaarten en kleine boompartijen en zomers vee. Links bos – met wandelmogelijkheden – van het landgoed Oud Naarden en al spoedig de entree tot een kloeke oude boerenhoeve. Al zes eeuwen wordt op het landgoed geboerd. Te beginnen met twee monniken van de Orde van Sint Paulus uit Amsterdam die omstreeks 1420 door dit gebied trokken en langs de kust een weide vonden waaraan ze twee hutten bouwden, een kleine kapel bouwden en vee begonnen te houden. De plek lag ter hoogte van de puinhopen van het in 1350 verwoeste Naarden. Andere monniken legden zich bij hen en er ontstond een kloostergemeenschap: ‘Convent van Oud Naarden’. Dit klooster groeide uit tot een vermogend boerenbedrijf. In 1579 toen de Staten van Holland besloten kloostergemeenschappen verbeurd te verklaren bracht de prior het convent onder bij het stadsbestuur van Naarden onder de voorwaarde dat de opbrengst bestemd zou zijn voor het stichten van een weeshuis. Een jaar ervoor werd het (gemengde)boerderijbedrijf al verpacht aan Elbert Egbertsz uit Hilversum. Naast een bedrag in geld werd de pacht vooral in natura betaald, wat voor honderden jaren heeft gegolden. Ook de huidige boeren pachten het en wel van de familie Dudok van Heel. De Zuiderzee is altijd een woelig zeetje geweest die veel kustland wegsloeg, ook van het landgoed. Het klooster viel ook ten prooi en in 1825 leek de boerderij aan het woeste water ten onder te gaan. De toenmalige eigenaresse, weduwe Alida Elisabeth Bredius-de Lalane de Duthay (1744-1827) besloot de boerderij acte breken en verder landinwaarts weer op te bouwen en daar ligt het nu nog steeds. Na een honderd meter komen we op een splitsing. Rechts de Zanderij, de laatste afgraving vóór Huizen. Links voert een onverharde weg naar de voormalige speeltuin Oud Naarden, waar ik als kind regelmatig kwam voor glijbaan, klimrek en limonade en voor het aardige strand. Meestal betrokken we het strandje rechts naast de uitspanning, want gratis. Op de hoek het AZ25 vakantiehuis. Dat bestaat al sinds 1925 en was een initiatief van Henk Lucassen, woningbouwbestuurder in Amsterdam. Hij verwierf een directiekeet en verplaatste dat naar een stukje aangekochte grond bij landgoed Oud Naarden. eerder had hij al het initiatief genomen tot een speeltuin voor kinderen van arbeiders van de Zuidergasfabriek aan de Amstel in de Duivendrechtse polder. Tot het uitbreken van WO II hebben duizenden Amsterdamse speeltuinkinderen ge genoten van natuur en strand. Na de oorlog konden scholen hun werkweken in het huis houden. Op 18 juli 1957 bracht koningin Juliana een bezoek aan de door haar uniek genoemde kinderspeelplek. Vanaf de zeventiger jaren vonden naast jeugdorganisaties en scholen ook particulieren vertier in deze oase. In de 80er jaren is het drastisch gerenoveerd.

De aard van Gooiland 3

We lopen een alternatieve route naar Oud Valkeveen. In plaats van vanaf de dijk rechts het Oostdijkpad te volgen, dalen we dijk links af  en nemen de onverharde weg – nog steeds Oostdijk geheten – naar de Meentweg en slaan daar links af. Ter linker zijde staan een aantal prachtige landhuizen en villa’s, waarvan hun achtertuinen grenzen aan het polderland. Op een uitgebreide kaart kunnen we lezen dat deze aan de waterkant wordt afgesloten door de Zanddijk. In mijn jeugd, toen de huidige A1 daar nog niet liep, kwam ik er wel vanwege kleine rustige strandjes. Ik herinner me nog goed dat eenmaal daar ook een oudere man zich had geposteerd en toen ik langs kwam opende hij zijn jas en keek ik op zijn geslacht, waarvan in mijn herinnering zijn ballen het formaat hadden van een grapefruit. Een heuse potloodventer. Hij was niet de enige die in Het Gooi actief was. Je hoort nooit meer van dit soort exposanten.                                                                                                 Enfin, wie geld genoeg heeft en fraai wil wonen: een drietal villa’s staan te koop, variërend van 1 1/2 miljoen tot zo’n 2 1/2 miljoen euro. Ter rechterzijde van de Meentweg passeren we de toegang tot het Internationaal Theosofisch Centrum St.Michaël. Op dit terrein ook een kerk , gewijd aan de heilige Michaël en alle engelen. Ze noemen zich een Vrij-Katholieke kerk, volledig los van de RK kerk, met een “Christelijke leer, geïnspireerd vanuit theosofie en gnosis”. Ik neem over van hun website:

De Vrij-Katholieke Kerk vindt dat iedereen volkomen vrij moet zijn om een eigen zienswijze te vormen. Ieder mens draagt daar zelf de verantwoordelijkheid voor. Alleen in zo´n klimaat kan de mens zich verder geestelijk ontwikkelen. In haar naam staat vrij daarom, naast onafhankelijkheid, ook voor vrijheid bij het uitleggen en begrijpen van de bijbel en andere oorspronkelijke geschriften en bij het interpreteren van de de vrij-katholieke opvattingen.  In haar naam duidt katholiek er verder op dat deze kerk in haar oorspronkelijke betekenis universeel is en deel uitmaakt van Christus´ onzichtbare Kerk, waarvan de zichtbare kerken slechts afspiegelingen zijn

Hierin lijkt de kerk sterk op de Vrijmetselaars, ofschoon die zich niet specifiek christelijk noemt en ook geen kerk wenst te zijn. Theosofie is een wijsheidsreligie (Grieks: Theos= god; sophia = wijsheid) die er vanuit gaat dat elke religie een deel van de waarheid in zich heeft, dat die waarheden zich laten kennen door middel van ons verstand om die te ‘ontsluieren’ en niet door ‘openbaring’. De bekendste naam die hierbij hoort is Helena Blavatsky (1831-1891). Gnosis is het Oudgriekse woord voor ‘kennis’. Het is het verwerven van inzicht in de oorsprong, huidige situatie en bestemming van de mens, zoals het wordt verwoord in een Wikipedia-lemma. Gnosis komt als concept in diverse religieuze tradities voor. In het vroeg christendom was het een voorname stroming, waartegen ook veel verzet kwam. Volgens aanhangers moet het Johannes-evangelie als een gnostisch geschrift gelezen worden. Tijdens mijn theologiestudie kreeg ik o.a. college van Gillis Quispel (1916-2006) die geschiedenis van het vroege christendom doceerde en een groot kenner en kritisch aanhanger van de gnostiek. Wikipedia over Quispel:

 In 1945 werden de Nag Hammadigeschriften gevonden, een verzameling teksten uit de begintijd van het christendom. Al die geschriften waren Koptischevertalingen van teksten die oorspronkelijk in het Grieks geschreven zijn. Het handelde om dertien codices die in totaal tweeënvijftig – voor het grootste deel gnostische – geschriften bevatten. Die vondst betekende een grote stimulans voor nader onderzoek van de gnosis. Quispel hoorde in 1948 van een Franse collega, Jean Doresse, van de vondsten. Quispel trachtte net als meerdere Europese geleerden toegang te krijgen tot de gevonden codices. Doresse was de eerste die van een deel van het materiaal foto’s had weten te maken. Hij was ook de eerste die tot de conclusie kwam dat een Evangelie van Thomas tot de manuscripten behoorde. In een later stadium zou Doresse in de concurrentiestrijd om tot de eersten te behoren die over de teksten kon publiceren door zijn collega’s buitenspel gezet worden. Quispel bleef wel nauw samenwerken met een andere Franse collega, Henri-Charles Puech.

Quispel nam contact op met Carl Gustav Jung. Twaalf van de dertien codices waren inmiddels in handen van het Koptisch museum in Caïro. Quispel wist in 1952 de laatste codex nog niet in het bezit van het museum voor een bedrag van 35.000 Zwitserse francs aan te kopen voor het Jung- Instituut. Deze codex, de huidige codex I, wordt dan ook wel de Jung-codex genoemd. Op basis van een overeenkomst met de verkoper werd de aankoop van de codex anderhalf jaar geheim gehouden. Het bleek echter dat van deze codex ongeveer veertig pagina’s ontbreken, waarvan het vermoeden was dat deze wel in een koffer in het Koptisch museum waren.

Quispel wilde eind 1953 daarom naar Egypte reizen. Dat werd volgens hem verhinderd door reacties in de Nederlandse pers na de bekendmaking van de aankoop. In een artikel in de Groene Amsterdammer had de hoogleraar theologie C.W. Mönnich Quispel verweten argumenten in artikelen te gebruiken die ontleend waren aan de Jung-codex terwijl zijn opponenten niet over die tekst konden beschikken. Quispel reageerde pas enige tijd later in een artikel in het Algemeen Handelsbladmet de opmerking De heer Mönnich is mij persoonlijk onbekend. Ik moet hem echter verzekeren, zich niet in het gesprek van serieuze mensen te mengen. Het voorval was voor de theoloog Jan Buskes aanleiding om In de Waagschaal zijn gedicht Quispel-door te publiceren.

Bijeenkomsten op Het Loo en Soestdijk brachten Quispel in contact met koningin Juliana, die grote interesse voor de geschriften had. Zij verzoekt Johan Willem Beyen, de minister van Buitenlandse Zaken, de ambassade in Caïro in te schakelen voor het assisteren van Quispel. Naast de nog vermiste veertig bladzijden van de Jung-codex ging het Quispel vooral om de toegang tot de tekst van het Evangelie van Thomas. In deze fase speelde een andere hoogleraar in Utrecht, Willem van Unnik, een belangrijke rol bij die inspanningen. In 1955 bracht Quispel wel een bezoek aan Caïro. Daarbij werd uiteindelijk de betreffende koffer geopend waarin inderdaad de nog ontbrekende veertig bladzijden zaten. In dat jaar publiceerden Quispel, Puech en van Unnik gezamenlijk een uitgave met drie studies over de Jung-codex.

In 1956 werd tijdens een bijeenkomst in Caïro afgesproken dat de Jung-codex na de wetenschappelijke vertaling in bezit zou komen van Egypte en een internationaal comité van experts alle Nag Hammadigeschriften zou publiceren die door Brill zouden worden uitgegeven. Alleen leden van het comité zouden toegang hebben tot de manuscripten. Quispel kon vertrekken met fotokopieën van de volledige tekst van het Evangelie van Thomas.

Pahor Labib, de directeur van het Koptisch museum, hield zich echter niet aan een van de afspraken en publiceerde kort daarna een editie met onder meer de tekst van de veertig bladzijden die vermist waren en het Evangelie van Thomas. Die teksten waren vanaf dat moment voor iedereen toegankelijk. Duitse onderzoekers waren tot dat moment geheel niet betrokken geweest bij de ontwikkelingen. Die grepen nu hun kans. In Duitsland verschenen al snel wat Quispel als piraten editiesbenoemde. De Duitse theoloog Johannes Leipoldt is de eerste Europese onderzoeker die in 1958 een volledige vertaling van het Evangelie van Thomas publiceerde. De vertaling van Quispel verscheen in 1959.

Al kort na de aankoop van de Jung-codex in 1952 werden Puech en Quispel belast met het vertalen van de vijf traktaten die deze bevatte. Iets later werd Michel Malinine aan dit team toegevoegd. De laatste was een egyptoloog en koptoloog. Hij moest de niet optimale kennis van het Koptisch van Quispel en vooral bij Puech aanvullen. Het oorspronkelijke plan was geweest om in ieder geval een vertaling van het Evangelie der Waarheid uit te kunnen brengen bij de bekendmaking van de aankoop in november 1953. Dat bleek onhaalbaar. Een tweede dead-line, de 80ste verjaardag van Jung op 26 juli 1955, werd ook niet gehaald. De eerste – Duitse – vertaling dateert van begin 1957.

Het Jung-instituut en met name zijn directeur Meier had grote zorgen over het trage tempo van de vertalingen. Belangrijke oorzaken waren de niet optimale kennis van het Koptisch bij Puech en Quispel en het feit dat Malinine die deze kennis wel had naar het oordeel van Quispel en Puech weer onvoldoende benul had van gnostiek. De verhoudingen binnen het team konden ook gespannen zijn. In 1958 probeerde Meier dan ook de drie te vervangen door de koptoloog Walter Till die wel voldoende kennis had van de gnostiek. Dit ging uiteindelijk niet door. Till werd wel toegevoegd aan het team en zorgde ook voor een zekere versnelling van het vertaalproces. Ook anderen werden, vooral na het overlijden van Till in 1963, onder hevige oppositie van Quispel als assistent of als co-auteur aan het team toegevoegd. De Verhandeling over de Opstanding was in 1963 gereed, het Geheime boek van Jacobus in 1968, het eerste deel van de lange tekst van de Verhandeling in drie delen in 1973, het tweede deel van de verhandeling en het Gebed van de apostel Paulus in 1975. Pas in dat jaar werd de codex overgebracht naar het museum in Caïro.

Quispel is in veel artikelen en interviews op deze gebeurtenissen ingegaan. Na zijn overlijden is nieuw materiaal over die jaren beschikbaar gekomen. Onderzoek op basis daarvan heeft tot nuancering van de opinies van Quispel daaromtrent geleid. De essentie daarvan is dat Quispel een belangrijke rol heeft gespeeld, maar dat hij de rol van enkele anderen onderbelicht heeft. Dat geldt voor zijn collega Van Unnik en met name voor die van het Jung-instituut en zijn directeur Meier. Het idee om de Jung-codex aan Egypte te schenken in ruil voor toegang tot alle teksten was afkomstig van Meier. Het instituut had bij de onderhandelingen duidelijk de leidende rol en was verreweg de belangrijkste speler. De rol die koningin Juliana heeft gespeeld werd door Quispel echter sterk overbelicht. Quispel heeft die geformuleerd in termen dat zonder haar ingrijpen hij in 1955 niet naar Cairo had kunnen reizen. Nog in 2003 meldde hij dat als Juliana er niet was geweest de Nag Hammadigeschriften, inclusief het Thomasevangelie nu nog in de koffer lagen van het Koptisch museum.[1]

Tijdens de bijeenkomsten op Het Loo en Soestdijk was ook steeds Greet Hofmans aanwezig, een gebedsgenezer en adviseur van koningin Juliana. Hofmans kwam ook bij Quispel thuis. Haar aanwezigheid aan het hof leidde tot de “Greet Hofmans-affaire” en tot de verwijdering van Greet Hofmans uit de omgeving van de koningin. Quispel heeft later altijd de invloed van Hofmans op een politieke stellingname van Juliana weersproken en bestreed dat Juliana in de ban zou zijn van Hofmans. Hij noemde Hofmans een bijzondere vrouw met een hoogstaand karakter. Een profetes in de oerchristelijke betekenis van het woord, een vrouw die door de Geest geïnspireerd wordt om iets nieuws aan de Openbaring toe te voegen. Quispel vergeleek de acties tegen haar met de kruistochten tegen de katharen en herhaalde vele malen dat Hofmans als een zondebok werd gebruikt.[2][3]

We wandelen verder tot aan een hek, waar vandaan we een mooi zicht hebben op weiland en Gooimeer; ooit liepen hier ook koeien van een broer van mijn vader, oom Tijmen. We slaan rechts af, waar de Meentweg een onverharde weg wordt met fietspad er langs. Spoedig zien we links al het attractiepark Oud Valkeveen. Oorspronkelijk was het een boerderij die een rijke Amsterdammer liet bouwen op zijn landgoed Oud Naarden. Eind 18e eeuw is het landgoed in bezit van de familie Hugues, de schoonfamilie van de al eerder genoemde Van Rossum. Deze kocht het in 1823 van de erven Hugues, maar een jaar later verkoopt hij het al weer door aan de Amsterdamse wijnhandelaar Otto Roelofs. Een deel van de Valkeveense laan heette vroeger het Roelofslaantje.  De stoomtramverbinding tussen Amsterdam en het Gooi (Gooische moordenaar, vanwege diverse ongevallen met dodelijke afloop) gaf na 1880 de mogelijkheid voor een uitje naar het mooie strand van Oud Valkeveen, waar velen gebruik van maakten. De eigenaren van de boerderij zagen hun kans schoon en zorgden voor een natje en een droogje en zo ontwikkelde zich een pannenkoekenboerderij. In 1930 kwam er een speeltuin bij. In 1980 werd circusdirecteur Toni Boltini eigenaar/exploitant. Vandaar dat hij ook op Nieuw Valkeveen begraven ligt. De huidige eigenaar dreigde het park vorig jaar te sluiten vanwege een prettaks die de gemeente wilde invoeren. Op Valentijnsdag draaide de gemeenteraad het besluit terug.

unknown-6 Blavatsky   gilles-quispel  Quispel

images-1      images

 

De aard van Gooiland 2

We waren gebleven op de Oostdijk. Deze wordt onderbroken door de A1. Via een tunneltje kunnen we aan de andere kant de dijk weer bestijgen. Links met sloten doorsneden polderland en daarachter het Gooimeer en rechts het terrein van de vroegere Chemisch Fabriek die zijn geuren in de omtrek verspreidde. De fabriek werd in 1905 opgericht op het terrein van een voormalige beetwortelsuikerfabriek. Men begon met de distillatie van ruwe glycerine tot hoofdzakelijk nitrietglycerine, een bestanddeel van dynamiet. Het werd voornamelijk geëxporteerd naar Zuid-Afrika. Vanwege financiële problemen ging men daarnaast  al spoedig over tot de destillatie van karwijzaad en andere materialen ten behoeve van essences. Daarmee werd de grondslag gelegd waarmee het bedrijf wereldfaam zou verwerven. Geur- en smaakstoffen, sacharine, anti-oxydanten, vitamine C: het kwam allemaal uit Naarden en bedrijven die opgekocht werden. O.a ook in Amerika. In 1972 ging het bedrijf Naarden International heten. In 1987 werd het bedrijf verkocht aan Unilever, met toen wereldwijd zo’n 2500 werknemers. Met andere soortgelijke bedrijven ging het Quest International heten en dat werd weer in 2007 verkocht aan het Zwitserse Givaudan. Givaudan-Nederland kent naast Naarden nog een vestiging in Barneveld. Er werken in totaal nog ruim 600 medewerkers. Uit mijn jeugd herinner ik me een man uit ons dorp die er werkte vanwege zijn neus. Hij had een heel sterk verfijnd reukvermogen en was zo zijn salaris meer dan dubbel en dwars waard. Deze man was afnemer van aardappels die mijn vader kocht bij een Zeeuwse oom en later bij een boer in de Noord-Oostpolder. Ik mocht mee op die zaterdagse tocht in de zomer, waarop heel vroeg in de morgen vertrokken met een vrachtwagen en een bestellijst. Mijn vader verdiende net zo veel, dat we zelf de rest van het jaar gratis aardappelen uit de kelder (poeder tegen spruiten er over) konden eten. Het terrein van de vroegere fabriek was veel groter dan nu door Givaudan gebruikt wordt.  Bij een kwekerij rechts, na genoemd terrein splitst de Oostdijk zich in een naar beneden lopend zandpad en het Oostdijkpad tussen bosschages door. Beiden komen uit op de Meentweg. We nemen het pad. De Meentweg loopt daar vanuit het zuiden via een stenen brug over een feeëriek watertje, waar ik eens in de bomen langs dat water een tweetal appelvinken spotte. Het weiland dat je daar ziet is ontstaan ten gevolge van zandafgraving, begonnen in de 18e eeuw door de Amsterdamse ondernemer Joannes Petrus van Rossum (1778-1856). Hij kocht diverse landgoederen en buitenplaatsen, zoals Oud Valkeveen, Oud-Bussum, Drafna,Flevorama, De Limiten en ook Zandbergen, waar hij zelf uiteindelijk woonde en ook overleed. Het zand werd gebruikt voor de huizen- en wegenbouw in Amsterdam. De vaak grillig gevormde bredere sloten waren de vaarten, waarmee het zand werd afgevoerd. Onder het zand lag een veenlaag, geschikt voor veeteelt. Het geeft het huidige landschap een schilderachtig uiterlijk. We bevinden ons op de uitlopers van de Utrechtse Heuvelrug. Links van de brug kunnen we de zgn. Venuslaan nemen, een zandpad tussen stoere oude beuken door. Heet het zo, omdat het  een laan was waar geliefden ongestoord van elkaar konden genieten, al wandelend?                  De Venuslaan, waar het miegelt van vinken, diverse mezen, roodborstjes en merels komt uit op de Valkeveenselaan. Daar ligt  Leeuwenberg, één van de vele heuvels in het Gooi, zoals de Woensberg, Tafelberg, Trapjesberg, Sijsjesberg, Eukenberg en Aalberg, allen in de omgeving van Huizen. De Leeuwenberg zou een van oorsprong tafelberg kunnen zijn, een opgeworpen heuvel in de vorm van een afgeplatte kegel, bestemd voor religieuze feesten. Dit fenomeen werd voor het eerst in de 10e eeuw vermeld. Sinds de 19e eeuw worden ze bij ons offerbergen genoemd. Judith Schuijff heeft daarover geschreven in haar lezenswaardig boek: Heidens Nederland .In de 17e eeuw was de heuvel eigendom van de Amsterdamse burgemeester Andries de Graeff (1611-1678) en maakte het deel uit van zijn landgoed Graeffenveld. Hij verfraaide de heuvel met een 20 meter hoge zuil, met daar bovenop een leeuw.Het is nog steeds in particulier bezit en rijk begroeid, o.a. ook met hoog bamboegras.  De 19e eeuwse wandelaar ds. J.C.Kraandijk beschrijft het in 1888 aldus:

Aan het einde van de ‘Venuslaan’ vinden wij wederom een zeer schoone water- en boschpartij, ten bewijze hoe de eigenaar van Nieuw-Valkeveen, de heer Mijnssen, zijn bezitting weet te ontginnen en te verfraaijen. Uit de lommerrijke beukenlaan, die naar den straatweg leidt, overzien wij de sierlijk aangelegde zanderij, die zich om den voet van den Leeuwenberg windt en aan de overzijde door glooijende, met sparren begroeide heuvelen omzoomd is, terwijl aan het einde een scherp verlicht frisch doorkijkje zich opent en een zandscheepje met zijn in rood baai gedoste bemanning het tafereel verlevendigt. Uit het tentje zien wij het uiterste punt der zanderij. Daar wordt nog druk gegraven en gekruid, daar liggen de zandbokken met hun schamele bewoners.

Het werk der ontginning, in ‘t begin dezer eeuw op Oud-Bussem begonnen, wordt blijkbaar nog met ijver voortgezet en allengs meer zal dit hoekje van Gooiland den naam mogen dragen van een der liefelijkste gedeelten van ons vaderland.

Bella Vista heet het tentje. En zoo mag het heeten. Het uitzigt op het rijke landschap is er inderdaad schoon en de blinkende spiegel der zee, wier strenge lijn door de donkere bosschen van Oud-Valkeveen en Oud-Naarden wordt afgebroken, draagt er ruimschoots het zijne toe bij. Wij hadden bij vorige omzwervingen tusschen Oud-Bussem en Blaricum herhaaldelijk die in het Gooi zoo eigenaardige vereeniging van land- en zeegezigten – telkens weêr anders op verschillende punten – gezien. Ook hier is ‘t, bij overeenkomst in de hoofdtrekken, toch weêr een geheel, in bijzonderheden zoozeer verschillend van wat wij elders aanschouwden, dat bekendheid met de andere vermaarde panorama’s in den omtrek een bezoek aan Bella Vista geenszins overbodig mag doen rekenen.

We wandelen richting de al oude uitspanning Oud Valkeveen, passeren landgoed Nieuw Valkeveen, ook eens eigendom van Van Rossum en zijn nazaten en het gelijknamige kerkhof, in 1937 ontworpen door bekende tuinarchitect Dirk Tersteeg en in 1944 geopend. In het kader van de werkverschaffing was dit terrein al ontdaan van bomen. op deze begraafplaats liggen o.a. Frits Mehrtens, bekend kerkliederencomponist en cantor-organist en Toni Boltini begraven. 

Frederik August (Frits) Mehrtens (Hoorn11 mei 1922 – Amsterdam , 29 augustus 1975) was een Nederlandsmusicus en componist van kerkmuziek. De oorspronkelijke familienaam luidde Merhtens en werd op 11 november 1948 gewijzigd in Mehrtens.

 Al tijdens zijn middelbareschooltijd had Frits Mehrtens aanstellingen als organist, eerst in de doopsgezinde kerk van Twisk en Abbekerk en vervolgens bij de Hervormde Gemeente te Enkhuizen. In 1940 begon hij een studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1943 zat Mehrtens thuis in Hoorn ondergedoken om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. In 1948 zakte hij op een onderdeel voor zijn doctoraal examen. Frits Mehrtens deed geen herexamen maar begon een muziekstudie met hoofdvak orgel aan het Amsterdams Conservatorium. Zijn belangrijkste leraren waren hier Jacob Bijster en Anthon van der Horst. In 1953 voltooide hij deze opleiding.

Van 1953 tot aan zijn dood was Frits Mehrtens muziekleraar aan een middelbare school in Amsterdam en docent voor hymnologie en liturgiek aan het Conservatorium van de vereniging Muzieklyceum in Amsterdam. Daarnaast was hij al vanaf 1951 op freelancebasis werkzaam voor de NCRV. Hier was hij adjunct-hoofd van de afdeling muziek en hoofd van de onderafdeling religieuze muziek. Vanaf 1955 werkte hij als muzikaal adviseur en presentator voor de IKOR. Verder was hij van 1952 tot 1955 organist van de hervormde Maranatha Kerk in Hilversum en vanaf 1955 van de Maranatha Kerk in Amsterdam-Zuid.

In 1975 overleed Frits Mehrtens aan de gevolgen van een auto-ongeluk en werd in zijn woonplaats Naarden begraven.

 In een groot aantal radioprogramma’s heeft Mehrtens zich ingezet voor een vernieuwing van de kerkmuziek in Nederland. Hij leidde talloze ‘Zondagavondzang’-bijeenkomsten, waarmee de NCRV door het gehele land trok. Van 1957 tot 1961 organiseert hij samen met de theoloog-dichter Willem Barnard en de wijkpredikant W.G. Overbosch dinsdagavonddiensten, die een centrale rol speelden in de opbloei van het Nederlandse kerklied. Mehrtens werd hierbij onder andere geïnspireerd door de rijke Lutherse traditie en onderhield contacten met vooraanstaande Duitse (Lutherse) kerkmusici als Helmut Bornefeld en Siegfried Reda.

Mehrtens componeerde de melodieën bij een groot aantal liederen. Deze liederen zijn in verschillende bundels (o.a. Liedboek voor de KerkenZingt JubilateGezangen voor Liturgie en het Duitse Evangelisches Gesangbuch) opgenomen en behoren tegenwoordig tot de populairste liederen in veel kerken.

Toni Boltini (Woensel22 februari 1920 – Blaricum24 december 2003) was een Nederlandse circusdirecteur.

Boltini werd in 1920 te Woensel (bij Eindhoven) geboren als Wilhelm Marinus Antonius Akkerman. Zijn vader had een reizend variété-theater. Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog theaters werden verboden, vormde senior het theater om tot een circus-variété, omdat circussen niet waren toegestaan, maar circus-variétés wel. Boltini’s vader was een fanatieke aanhanger van de nazi’s.

Aanvankelijk zat Boltini bij de SS. In 1942 werd hij echter antinazi.[bron?] Voor straf kreeg hij toen zes maanden werkkamp. Na zijn vrijlating sloot Boltini zich aan bij het verzet en redde hij de Sintifamilie van Tata Mirando, die met zijn familie het circus-variété-orkest vormde. Na de Tweede Wereldoorlog trad Boltini in het huwelijk met De Gilde. Hij bouwde het circus-variété van zijn vader uit tot circus Boltini, een van de grootste circussen van Europa.

In 1967 was Boltini als co-producent betrokken bij de zwart-wit speelfilm Adieu Filippi van de Belgische regisseur Rik Kuypers, over een verliefde clown. De film werd grotendeels in zijn circus opgenomen, maar is wegens financiële problemen nimmer voltooid.

Boltini was tweemaal gehuwd. Uit zijn eerste huwelijk met Dicky Boltini (1932-2015) had hij twee dochters die ook in het circus terechtkwamen; uit het tweede een zoon genaamd Angelo. Met zijn dochters uit zijn eerste huwelijk heeft hij juridisch veel problemen gehad.

Hij verkocht Circus Boltini in 1980, en vestigde zich in Naarden als eigenaar/exploitant van speelpark Oud Valkeveen, maar het circus bleef trekken en in 1995 ging hij toch nog een keer met een Italiaans circus op tournee.

Na een lang ziekbed overleed op 24 december 2003 de 83-jarige Boltini in een ziekenhuis in Blaricum. Op 30 december werd hij in een witte kist begraven te Nieuw-Valkeveen. De violist Nello Mirando speelde op het door velen bezochte afscheid in Hilversum, dat plaatsvond in de tent van het Staatscircus van Moskouvan Boltini’s neef Hans Martens.

unknown-4 Chemische Fabriek tot 1987

nieuwvalkeveen01k     merhtens   Frits Mehrtens   220px-toni_boltini_bestanddeelnr_924-4067 Toni B.graf frits mehrtens graf toni boltini

 

 

 

 

De aard van Gooiland – 1

Deze week was ik bij een bijeenkomst van het CDA met het oog op de komende waterschapsverkiezingen. Mij was gevraagd om die bijeenkomst te leiden en interviews te houden met de kandidaten voor het bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, één van de 21 waterschappen, waarin ons land verdeeld is. Scherper dan voorheen werd me duidelijk hoe belangrijk zo’n instituut is en derhalve het bestuur er van en dus ook de verkiezingen. Het gaat om fundamentele zaken betreffende de grond waarop we leven en waarvan wij leven en waardoor we bedreigd worden. Belangrijker verkiezingen nog dan die voor Provinciale Staten. 

Het is voor mij aanleiding om eens goed te kijken naar de grond in mijn directe omgeving, naar haar aard – letterlijk en figuurlijk – en de geschiedenis er van. Over Zandbergen waar ik woon heb ik al geschreven, gelegen aan de Amersfoortsestraatweg, een oeroude verbinding tussen Amsterdam en Amersfoort die eeuwen door het stadje liep en later als rijksweg om de vesting heenliep tussen Naarden en Bussum in en Godelindeweg  heet tot deze na de kruising met de Kon.Wilhelminalaan overgaat in Rijksweg die uitmondt in de vernieuwde A1. Godelinde was de abces van de St.Vitusabdij in Elten die in 1280 wat we nu kennen als het Gooi aan graaf Floris V, graaf van Holland schonk.  De Amersfoortsestraatweg loopt door tot aan de gracht over het water rond de oude vestingstad. Richting de vesting start ik nu mijn wandeling. Als eerste steek ik de Galgesloot over. De naam verwijst naar de tijd dat hier in oude tijden buiten de stad ter dood veroordeelden aan een galg hun leven moesten beëindigen. Op meer plaatsen in ons land herinneren namen aan dat gebruik, zoals Galgewaard in Utrecht en het Galgewater in Leiden. We lopen langs zwembad Lunet, waar ooit Hansje Bunschoten door haar moeder werd klaar gestoomd voor een prachtige carrière, het politiebureau, het noodonderkomen van de Godelindeschool, sportschool Van Hellemond en een rijtje aangenaam en riant ogende woningen. Aan de overkant Appartementengebouw De Flank en Verpleeg- en revalidatiehuis Naarderheem, waar ooit het Diaconessenziekenhuis stond, waarin ik tweemaal gelegen heb: in mijn kindertijd voor een blindedarmoperatie en als adolescent aan een kapotte meniscus. Voor de brug over het vestingwater kun je rechts af de Huizerstraatweg op en links af langs een een parkeerterrein over een fiets- annex wandelpad Over de Tol geheten. Daar moet dus een tolhuis hebben gestaan, waarvan er nog een paar in Het Gooi te zien zijn. Het is mijn verre voorvader Floris Vos geweest die door een drieste tolhuisbestorming de aanzet gaf tot een tolwet, waarin het tolheften werd afgeschaft. Hij was voorzitter van De Erfgooiers en tevens lid van de Tweede Kamer.We steken de brug over, met links een voormalige brugwachterswoning uit eind 19e eeuw en volgen naar rechts een klein stukje de Kapitein G.A. Meijerweg. Deze Meijer was ruim honderd jaar geleden verantwoordelijk voor het ontwerpen en laten bouwen van kazernes. De vesting Naarden  - met het Nederlands Vestingmuseum, een bezoek dubbel en dwars waard – heeft de vorm van een kever met zes puntige poten, de bastions.  Tussen de bastions iets meer naar voren liggend ravelijnen, verdedigingseilandjes. We slaan rechtsaf het Vestingspad in. Het is ook mogelijk over de buitenste wal te lopen met aan beide zijden uitzicht op de buitenste en binnenste vestinggracht. Na ruim honderd meter rechtsaf de Oostdijk op.

brugw_won_02 brugwachterswoning.

vesting-naarden-570x410 vestingstad Naarden

Dr.J.F.van Hengel: markante man en zijn opmerkelijk boek

In het huis-aan-huis bezorgde blad De Naarder Courant bevindt zich wekelijks een rubriek Uitgelezen. Daarin beschrijft ene Klaas Oostrom een boek en biedt de mogelijkheid dat boek bij hem aan te schaffen, waarvan de opbrengst naar een goed doel gaat. Laatst bood hij het boek ‘Honderd jaar Heemschut’ aan. Ik had interesse en belde. Echter het boek was al verkocht. Ik raakte met hem aan de praat en vertelde hem van mijn interesse voor boeken over Het Gooi. Daarvan had hij nog wel wat in huis; ik moest maar langs komen. Dat heb ik gedaan en zo kon ik een mooi boek bemachtigen over de buitenplaatsen van ‘s Graveland. Maar hij had een nog grotere verrassing voor mij in petto. Van de zolder, waar hij tienduizend (sic !) boeken heeft opgeslagen – hij krijgt bijna dagelijks boeken aangeboden als gevolg van zijn al tien jaar bestaande rubriek – bracht hij een boek mee getiteld: ‘Geneeskundige Plaatsbeschrijving van Het Gooiland’ door dr. J.F. van Hengel, Lid van den Geneeskundige Raad voor Noord-Holland’ , zoals op de titelpagina staat vermeld. Het betreft hier een facsimile van een uitgave uit 1875. De facsimile zelf is van 1987, gedrukt in een oplage van 1000 exemplaren en voorzien van een nawoord van Johan van Minnen, wellicht de voormalige journalist van de Vara.

Dit boek is het resultaat van een initiatief van Thorbecke, die als minister van binnenlandse zaken ook volksgezondheid in zijn portefeuille had. Er was daarvoor nog geen eigen departement. In 1865 ontwierp hij voor zijn kabinet de eerste geneeskundige wetten en hij gaf aan de geneeskundige Inspecteurs de wens te kennen “dat zij de bouwstoffen moeten samenbrengen voor een aanstaande medische topografie des lands”. Thorbeckes aansporing leverde echter slechts vier van deze topgrafieen op: van Zeeland, Friesland, Overijssel en Limburg. En daarnaast dus ook Het Gooi, ” waarvan de eenmalige waarde nog eens wordt onderstreept doordat het slechts hier, en hier alleen, om de gevraagde ‘geneeskundige’ plaatsbeschrijving in medisch-geographische zin gaat”. Aldus Van Minnen. Hij voegt er aan toe: “Visie zowel als pietluttigheid doen af en toe aan Multatuli denken”.

Visie – gekoppeld aan daadkracht – kan Van Hengel ( geb.1811 in Grootebroek) inderdaad niet ontzegd worden. Hij was als medicus afgestudeerd op het terrein van besmettelijke ziekten in het algemeen en buiktyphus in het bijzonder. Op advies van zijn Utrechtse mentor Suerman vestigt hij zich in 1838 in Hilversum, het toen ook al grootste dorp van Het Gooi, met dan bijna vierduizend inwoners. Er is maar één verharde weg: die tussen ‘s Graveland en Amersfoort; de spoorweg liet nog op zich wachten. Hij wordt direct geconfronteerd met de erbarmelijke omstandigheden waarin de boeren en de arbeiders in de textielwereld, de spinnerijen en weverijen en de tapijtfabrieken zich bevinden. En hij stuit op grote weerstand van de notabelen om ziekten met vaccinatie te bestrijden en schrijft zijn leidsman: ” Nee, ik heb geen moed daar te gaan wonen. de bevolking toch is al te zeer behept met vooroordelen en verknocht aan oude traditiën. De voorgangers van de gemeente, van kindsbeen af in Hilversum, zijn geheel blind voor het verkeerde, zodat ik weinig kans heb er verbetering te kunnen aanbrengen”. Suerman blijft hem porren toch aan zijn taak te beginnen ,met het advies gebruik te maken “van de machtige hefboom van de drukpers”. En zo gaat hij toch aan de slag. Als gemeentelijk geneesheer en als pleitbezorger van betere hygiëne en dito leefomstandigheden. Hij organiseert gratis voedselverschaffing, inenting tegen de pokken en strijdt voor waterleiding ter vervanging van de veelal vervuilde, besmette openbare en private regenbakken. Als de voorjaarsschoonmaak er aan komt doet hij een oproep in de krant om kleding, speelgoed en prentenboeken niet weg te gooien, maar aan een door hem opgericht comité van dames te schenken terwille van kinderen der armen. Het gevecht om waterleiding kent Multatuliaanse trekken, omdat de weerstand van Erfgooiers groot is, die in Van Hengel een hinderlijke nieuwlichter zien. Erfgooiers voeren het gezag over de heidevelden, noodzakelijk voor de waterwinning en zij weigeren dat gezag af te staan. Pas in 1886 wordt Hilversum op de waterleiding aan gesloten. De ‘soeploods’ van de ‘Vereniging tot Uitdeling van Warme Spijzen’ houdt het vol tot 1929, waarna het met een batig saldo van tienduizend gulden  overgaat in ‘Maatschappelijk Hulpbetoon’. Van Hengel bindt ook de strijd aan tegen ontucht, liederlijkheid en drankmisbruik: ”Er is voorwaar geen grooter vijand van huiselijke welvaart dan de jenever; en de sterke drank is buiten twijfel ook één der eerste oorzaken van armoede in het Gooiland.”  Onder zijn projecten mag ook het streven genoemd worden om Hilversum te bombarderen tot ‘Hohen Luftkurort’. Het geaccidenteerd terrein tot 27 meter boven Amsterdams Peil, met volgens hem minder mist, lijkt hem uitermate geschikt voor de vestiging van een kuuroord. Echter een bron met ‘spa-water’ wordt niet gevonden en wat rest is villa ‘Trompenberg’ op de gelijknamige heuvel, de oprichting in Hilversum in 1875 van de Nederlandse Kruisvereniging en het sanatorium Heideheuvel als ‘heilzaam toevlucht voor lijders aan astma en tbc uit de minder gegoede klasse’.

Naast zijn drukke praktijk werkt Van Hengel aan een uitgebreid boek oer de geneeskundige en hygiënische toestand van heel Het Gooi. Hij kreeg daarbij hulp van een co-auteur, dr. S.Stratingh Tresling, wiens naam echter niet op het titelblad staat vermeld. Hij was een jongere collega, geboren in 1836, arts te Havelte en uiteindelijk ook de opvolger van Van Hengel in Hilversum. Hij was het die al het door Van Hengel verzamelde materiaal ordende, schiftte en drukrijp maakte. Hele stukken geschrift zijn van zijn hand, waarin hij Dr. Van Hengel als derde persoon opvoert.

Het boek begint met een uitvoerige ‘natuurkundige plaatsbeschrijving’ van Het Gooi, met als onderdelen de geografie, de hydrografie, de metereologie, de flora en de fauna, de antropologie. Er volgen bladzijden vol statistische gegevens over de bevolking van Het Gooi en van Hilversum in het bijzonder, waaronder ook sterftelijsten met oorzaken van overlijden. Hoofdstuk 3 gaat over de maatschappelijke toestand, onder verdeeld in landbouw, veeteelt, visserij van Huizen, neringen, beroepen en ambachten, fabrieken, communicatie middelen, armoede, soorten huizen, verlichting, ziekenhuizen , kroegen, gevangenis, begraafplaatsen, voedseldranken , kleding, scholen, schadelijk vuil. Hoofdstuk vier  doet uitvoerig verslag van de gezondheidstoestand; hoofdstuk vijf tenslotte heet ‘Klimatologische geneeskundige plaatsbeschrijving’ en handelt over verlossing, conceptie, menstruatie, beplanting en badinrichting. Het boek kent talrijke bijlagen vol tekeningen en lijsten, velen uitvouwbaar.  Wat Van Minnen pietluttig noemt, zou ik eerder omschrijven als nauwgezet, precies, punctueel.

In 1876 gaat Van Hengel met pensioen om vervolgens nog een poosje waar te nemen op Urk. Vandaar roept hij ‘vermogende personen van het Gooi’ op “een bijdrage te leveren ten behoeve van een tehuis waar oude vissers kunnen worden verpleegd”. Maar op Urk doet hij ook iets wat pas in 2005 wordt ontdekt. De Utrechtse hoogleraar Pieter Harting (1812 -1885) deed als o.a. bioloog en fysisch geograaf onderzoek naar de Urkers, omdat hij veronderstelde dat zij de afstammelingen zijn van de oer-Nederlander. Ten behoeve van zijn onderzoek ontvreemdde Van Hengel drie schedels uit Urkse graven ten behoeve van Hartings onderzoek. In een brief aan Harting maakt Van Hengel zelf melding van die ontvreemding èn ruil: hij verwisselde ze met drie Hilversumse schedels die hij met olieverf beschilderde om ze ouder te doen lijken. Het waren Urkers met historisch bewustzijn die in het Utrechtse universiteitsmuseum de Urker schedels hadden zien liggen en die actie zijn gaan ondernemen, hetgeen leidde tot het comité Urker schedels. Pas op 5 juni 2010 keerden de schedels op Urk terug, waar ze op 20 juli plechtig naar Urkse traditie werden herbegraven op het kerkhof van de kerk op de kop van Urk, bij het monumentale vissersmonument.

Wat is er nog van Van Hengel tastbaar over? Op de Oude Begraafplaats achter het postkantoor en de Kerkbrink vindt men zijn graf: nr.11, kavel 5. Maar geen steen! Die is er wel voor zijn rechterhand dr. Tresling, fors uitgepakt ook nog. Er is wel een plaquette aangebracht aan het pand waar hij destijds aan de Kerkbrink woonde en dat later een apotheek werd. En er is een laan naar hem genoemd.

unknown-1 unknown graf van Tresling

dr-van-hengel  hengel

 

Zandbergen / Jan Tabak

Ik heb geen hekel aan winkelen, maar wat ik echt leuk vind is ‘kringloop-winkelen’. Kringloopwinkels zijn er te kust en te keur, ook in Het Gooi. Afgelopen week wandelde ik weer eens die van mijn geboortedorp Huizen binnen. De boekenafdeling krijgt immer mijn meeste aandacht. Ik zoek naar drukwerk wat met de geschiedenis van Het Gooi in het algemeen en Huizen in het bijzonder te maken heeft. Ik vond exemplaren van het tijdschrift van de stichtingen ‘Tussen Vecht en Eem’ en “Vrienden van het Gooi’., waaronder een dik nummer over Bussum, mei 1983. Daarin een uitvoerig artikel van W.G.M. Cerutti over het gebied waar ik nu woon, over de geschiedenis juist ook van Zandbergen, de naam van de serviceflat, waarin ik woon. Die geschiedenis blijkt alles te maken te hebben met die van het fameuze Hotel Jan Tabak. Sterker nog: ‘Jan Tabak’ stond ooit op de plek, waar ik nu vanaf mijn balkon uitkijk op een rotonde, kloeke beuken, een voetbalveldgroot gazon met vijver, waarin dag en nacht de kikkers kwaken en scholeksters, eenden, witte kwikstaarten, merels, lijsters en duiven naar voedsel zoeken.

Het Gooi was eeuwenlang agrarisch gebied, voor het grootste gedeelte sinds 1300 in gemeenschappelijk gebruik, waaruit het fenomeen van de erfgooiers ontstond. Het Gooi kende vanouds vijf dorpen en een heuse stad. Huizen, Blaricum, Bussum, Laren, Hilversum, min of meer ‘onderdanig’ aan grote stadsbroer Naarden.  De dorpen zijn vanouds brinkdorpen, met er omheen de engen, waarop van alles verbouwd werd, daar weer omheen heidevelden (schapen) en op lagere gronden de meenten (weiden), de grootste bij Huizen. Naarden werd in 1350 verwoest tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, lag al kwetsbaar voor overstromingen en werd ‘hoger’ gebouwd op de huidige plek. Zeer strategisch gelegen op de smalle corridor tussen moeras en veengebied en Naardermeer aan de weg naar Amsterdam,  de Duitslandroute (Hamburglijn). In 1142 werd al bepaald dat de stad een vrij schootsveld moest hebben om de vijand geen dekking te geven. Binnen een straal van 1750 meter mochten geen bouwwerken opgetrokken worden. De Spanjaarden veroverden de stad evengoed en moordden de bevolking uit. Na dat rampjaar 1572 werden de vestingwerken gebouwd, die een eeuw later niet bleken te voldoen, want de Fransen konden in 1672 de stad zonder slag of stoot veroveren. In 1685 werden nieuwe vestingwerken voltooid, waarvan we tot op vandaag kunnen genieten. Er kwamen twee toegangspoorten: de Amsterdamse en de Utrechtse poort. In die 17e eeuw kwam de weg van A’dam naar A’foort door de stad lopen. (Voorheen ging hij om Naarden heen door Bussum) Aan die weg woon ik dus, eeuwen een belangrijke schakel tussen Amsterdam, het oosten van het land en Duitsland, m.n. Hamburg. Personen, post- en goederenvervoer deed er 88 uur over om van Amsterdam in Hamburg of omgekeerd te geraken. De straatweg liep en loopt langs Bussum. Bussum was in de 17e eeuw een gehucht van 350 personen, terwijl Naarden ruim 2000 inwoners telde en  bestuurlijk en vooral ook economisch de baas over Bussum was. Wie in Bussum iets van de grond wilde krijgen had toestemming van de stad nodig, die om eigen inwoners te beschermen daar nog al zuinigjes, met voorwaarden omgeven, mee omging. Er was één man die doorzette en van de nieuwe verkeerssituatie ruimschoots wist te profiteren. Dat was Jan Jacobsz, een zgn. ‘flessiaan’, dwz slijter/caféhouder in Bussum. Zijn bijnaam was Toebaxman. Misschien verkocht hij naast drank ook tabak, misschien verbouwde hij zelf tabak, misschien was hij zelf een verwoed roker, misschien was en deed hij het allemaal: we weten niet hoe hij aan zijn bijnaam kwam. Hoe het ook zij deze Jan Tabak richt rond de tijd dat de vestingwerken klaar zijn, dus 1685 , een verzoek aan de vroedschap van Naarden om een logement te beginnen. De vroedschap gaat akkoord en Jan verlaat café annex slijterij en bouwt een logement een paar honderd meter buiten de vesting richting Amersfoort aan de linkerkant van de weg, langs de Galgesloot, tegenover de Galgesteeg. De steeg is nu de Godelindeweg, de sloot is er nog en loopt vanaf de Thierensweg/L.Hortensiuslaan langs het voormalig diaconessenhuis en nu nieuwe appartementen. Jan’s logement werd gebouwd precies op de plek waar ik nu woon. Hj noemde zijn herberg Sandbergen of Sandberg, vermoedelijk omdat het terrein toen nog al geaccidenteerd was en niet afgevlakt. In de volksmond werd zijn logement al spoedig Jan Tabak genoemd!

Op 30 maart 1692 logeert Constantijn Huygens de Jongere, sinds 1672 secretaris van stadhouder Willem III in Jan Tabak. In zijn Journaal geen woord over verblijf en het eten, maar alleen over “een lange meydt en een lange dochter”.  De naamgever en stichter van het logement overlijdt in 1701 en wordt op 9 oktober begraven in de Naardense Grote Kerk. Een broer of neef of wellicht zoon,  Piet Tabak, volgt hem op, daarna wordt diens zoon Jan de eigenaar. Halverwege 18e eeuw, eind van die eeuw en begin 19e eeuw vinden steeds verkopen plaats. Inmiddels was het meer dan een herberg alleen. Er was een kegelbaan bij gekomen, een kolfbaan en een tuin met hoge bomen, prieeltjes en plantage met lommerrijke lanen. Daardoor was het ook een aantrekkelijke plek voor de Naardense burgers. 

30f3614140eaad5527adf779522329fdbe10534d  Jan Tabak op de plek van Zandbergen

Op 18 oktober 1813 lijdt Napoleon een zeer gevoelige nederlaag bij Leipzig. De Fransen in ons land krijgen de zenuwen en beginnen weg te trekken. Het wordt hen zo benauwd dat ze zich in sommige plaatsen terugtrekken en verschansen, zo ook in Naarden. Baron Guétard de la Porte neemt zeker 2000 man met zich mee, zo’n beetje een verdubbeling van het inwonertal.  Bussum wordt geplunderd om aan voedsel te komen. En om een vrij schootsveld te hebben en zicht op troepenbewegingen wordt de omgeving ‘geschoren’. Een troepenmacht van Pruisen, Kozakken, Amsterdamse schutterij en Gooise boeren o.l.v. kolonel Van den Bosch vormde een blokkade rond Naarden. Daarbij gebruikten ze Jan Tabak als hoofdkwartier. De Fransen merken dat op en slagen er in om op 8 december het logement in brand te steken. Overigens is genoemde Van den Bosch ook de man die Frederiksoord stichtte, minister was en gouverneur in Indië. Op 12 mei 1814 gaven de Fransen zich over. Er was enorme schade. 

Aan het einde van de 18e eeuw kwamen op afgezande gronden kwekerijen op. Een zekere Jacob Bolten begon als eerste in Het Gooi met een bescheiden zaak iets voorbij Zandbergen, maar dan aan de andere kant van de Amersfoortsestraatweg. Dit Kweeklust lag waar nu de Brediusflats staan. Een boomkwekerij bezat deze Bolten op het huidige Rembrandtkwartier, gelegen tussen Amersfoortsestraatweg, Godelindeweg, Hortensiuslaan, Brinklaan en Brediusweg, een prachtige buurt van ruime huizen, vaarten en bomen. Nog steeds vinden we vrij veel kwekerijen langs de Naarderstraat vanaf de vesting tot aan waar nu oude gebouwen van de Chemische Fabriek worden afgebroken. Daar ook nog een kloek gebouw dat herinnert aan de in 1889 opgerichte Koninklijke Beetwortelzaadcultuur Kuhn en Co. De oprichter was een nazaat van de dochter van .J.P. van Rossum die in 1815 het terrein van Zandbergen na de verwoesting had gekocht. Hij was getrouwd in 1808 met een dochter van de eigenaar van het buiten Valkeveen. Het echtpaar kreeg tien kinderen, van wie de oudste dochter trouwde met een Dudok van Heel, een nog immer bekende familie in deze contreien. Van Rossum bouwt op het terrein van Zandbergen een buitenverblijf, verwerft nog meer gronden en gebouwen in de buurt, zoals Berghuis, een prachtig hoog huis schuin tegenover de vroegere Chemische fabriek. Zandbergen en Berghuis vormden een mooi aaneengesloten geheel,  onherstelbaar van elkaar gescheiden en verminkt door de aanleg van Rijksweg 1 om Naarden heen.  Het huidige Berghuis werd in 1913 gebouwd door de familie Dudok van Heel.

Van Rossum was een energieke duizendpoot, die naast de handel in suiker en tabak actief was in de bestrijding van de aardappelziekte door het invoeren van Amerikaanse soorten en zich manifesteerde in de aanschaf van grote gebieden ten oosten van Naarden, die hij liet verfraaien door de aanleg van tuinen, parken, panorama’s, lanen, maar ook benutte voor afgravingen.  Hij en zijn kinderen waren de eigenaars van buitens als Gravenveld, Venusberg, Oud- en Nieuw-Valkeveen, Flevorama, Berghuis, Schoonzicht en Kommerrust. Op de plek van het oude Jan Tabak bouwt Van Rossum villa Zandbergen. Later komt op die plek villa De Bongerd, bewoond door de familie Dudok van Heel, die ca 1960 wordt afgebroken en dan volgt dus de bouw van de serviceflat, ook weer Zandbergen geheten.

In 1826 bouwt de artillerie-commandant van Naarden, majoor P.F.de Seyff, een paar honderd meter van het oude Jan Tabak aan de andere zijde van de Amersfoortsestraatweg een nieuwe herberg, die hij Zandhoeve noemt. Hij krijgt concurrentie van een zekere J.W.Leenders die in 1829 grond koopt naast de Zandhoeve en daar een logement op  bouwt dat hij Nieuw Jan Tabak noemt. In 1835 brandt dit af en koopt majoor De Seyff, de geblakerde restanten van leenders, koopt nog wat extra grond er bij, in 1844 nog weer een stuk en zo ontstaat een behoorlijk terrein voor een nog groter logement. De Seyff geraakt in financiële moeilijkheden , moet de boel verkopen en in 1851 komt het logement in handen van A.Bredius, de eigenaar van buskruitmolen De Krijgsman bij Muiden en inmiddels ook al eigenaar van landgoed Oud-Bussum, in de 16e eeuw eigendom van Paulus van Loo, baljuw van Gooiland en drost van Muiden en daarna van de familie Hinlopen, bij wie Vondel regelmatig logeerde. Nog steeds zien we op gebouwen van het landgoed een hinde, een verwijzing naar die familie. Bredius koestert en verfraait zijn bezit. Een deel staat nog immer bekend als het Bosch van Bredius. De Brediusweg is nog steeds de belangrijkste weg vanuit Huizen het dorp Bussum in. Overigens werd vanaf het begin van het logement niet van Zandhoeve gesproken, maar altijd van Jan Tabak. Zandhoeve brandt af in 1858. Bredius bouwt op dezelfde plek een buitenplaats, dat hij in 1866 verlaat en als hotel Zandhoeve oftewel Jan Tabak verpacht. Met wat uitbreidingen en vernieuwingen is dat het hotel dat we tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw hebben gekend. In 1882 kwam de Gooische stoomtram (Gooische moordenaar genoemd, omdat er nog al wat mensen onder haar wielen verongelukten) langs Jan Tabak te lopen, wat de uitspanning nog geliefder maakte. In 1895 verkocht de kleinzoon van Bredius het gehele familiebezit aan Henry Tindal, die het al weer in 1901 van de hand moest doen. Het omvatte alle gronden ten noorden van de A’foortsestraatweg, vanaf het Beethovenpark tot en met het terrein van het Blindeninstituut en wat daar achter ligt tot en met Bikbergen, het IJzeren Veld en Tames tot aan de Sijsjesberg. Het kwam in handen van Van Woensel Kooy. Hij liet op het terrein van de oude hoeve Oud -Bussum door de bekende architect K.P.C. de Bazel de Hofstede of Melkerij Oud-Bussum bouwen, voltooid in 1906. Een modelboerderij, waarvan Floris Vos, volgens overlevering een voorvader van me, mede-directeur was. Van Woensel Kooy overleed echter al op 25 jarige leeftijd, in 1903. Het ging al snel bergafwaarts en in 1908 wordt het gehele bezit gesplitst  geveild, waarbij Oud-Bussum in handen komt van een Exploitatie Mij. En Jan Tabak eigendom werd van J.C.A van Aken. Deze laat het restaureren en het koetshuis afbreken. In 1918 komt het in handen van het echtpaar Van Buuren-Oostermeijer, die de accommodatie verbetert en ook tennisbanen laat aanleggen. Gedurende de oorlog vorderen de Duitsers het hotel. Op 30 maart 1945 raakt het ernstig beschadigd door een Engelse beschieting. Op 27 oktober 1945 kan Jan Tabak heropend worden, inmiddels in handen van het echtpaar Speerstra. Er vonden nog  meer renovaties plaats tot de exploitatie gestopt werd in 1977. In 1981 werd het afgebroken, maar op de plek verrees een Golden Tulip met dezelfde naam en nu is het een NH Hotel, met de officiële naam Jan Tabak. 

bht30_1h2t

 

 

Huizen als vissersdorp

Toen ik geboren werd was het met Huizen als vissersdorp al gedaan. Er was aan de haven nog wel een kleine afslag (veiling), waar vis geveild werd van een enkele Volendammer, Urker of Harderwijker schuit. Er was nog één Huizer botter, de Huizen 1, die in 1961 voor het laatst de haven verliet. Het was de schuit van Joost Westland, getrouwd met een zuster van mijn opoe van vaders kant. Met zijn kleindochter Hannie heb ik lagere school, Mulo en kweekschool in Utrecht doorlopen.                                                                                               Op de Gooische kust is altijd wel professioneel gevist, maar pas in de 18e eeuw neemt het in Huizen een grote vlucht, wat af te lezen is aan de groei van het aantal huizen: van 140 in 1650 tot het dubbele een eeuw later, terwijl het woningenbestand in de andere Gooise dorpen ongeveer gelijk gebleven is. Eeuwenlang werd de vis door karren aan land gebracht. De schuiten lagen voor anker, aan de zgn. Reede, zo’n 500 meter van de kust. Huize kende geen haven, mocht er ook geen, omdat het stapelrecht sinds de 14e eeuw voorbehouden was aan Naarden. Dus ook het lossen per kar was feitelijk niet toegestaan, maar de haven van Naarden verzandde. Halverwege de 18e eeuw verordende de Provinciale Staten van Noord-Holland dat de gevangen haring aangevoerd moest worden in andere watersteden. De Huizer vissers trokken zich er niet veel van aan en veel toezicht was er blijkbaar ook niet. Een verzoek aan koning Lodewijk Napoleon in 1806 om gerechtigd te zijn op de Reede te lossen werd door hem gehonoreerd. In die tijd stonden 73 bosschuiten, zoals de Huizer hun botters noemden, geregistreerd. Het aantal groeide tot zeker 100 en het maakte het lossen aan de Reede steeds moeilijker. Door ijsgang en stormen was die Reede ook geen veilige plek voor de schuiten. In 1803 werden vier schuiten door het ijs verwoest en in 1827 zonken er 16 schepen. In de winter lagen de schuiten in Muiden of in de monding van de Eem. De noodzaak van een eigen haven deed zich steeds meer gevoelen. De haven kwam gereed in 1854 en Huizen telde toen bijna 190 botters. Het bracht zeer veel nevenactiviteiten mee, zoals haringrokerijen, zgn. hangen; scheepswerven, zeilmakerijen en taanderijen. Het tanen van de netten was een nevenactiviteit van mijn opa Vos, naar wie ik vernoemd ben. De familieboekerij stond niet voor niets voor een deel aan de Taanderstraat. Ook zorgde opa voor de loden kogels die de netten verzwaarden tot vangdiepte. Ik heb twee zwaar koperen tangen in bezit, waarin het lood gegoten werd en tot kogels stolden. Er werd dus vooral gevangen op haring die tot bokkingen werden gerookt en waarvan miljoenen exemplaren werden uitgevent in ons hele land en ver daar buiten, m.n. naar Duitsland. Er was een Huizer roker die zelfs z’n vis wist te slijten in Noord-Spanje. De venters werden kruiers genoemd. Huizen kende eind 19e eeuw zeker achttien rokerijen en was zo belangrijk voor de haringvangst dat de prijs van de haring/bokking er werd vastgesteld voor de hele handel. Behalve op de Zuiderzee werd ook op de Noordzee gevist. De komst van de Afsluitdijk zorgde in Huizen voor een enorme omslag. De Huizer visserij was al over haar hoogtepunt heen, het aantal botters was al teruggelopen en het gemeentebestuur voorzag dat door de komst van de Afsluitdijk het economisch verlies nog veel groter zou worden met grote werkloosheid onder de vissers tot gevolg. Men schakelde over naar de huizenbouw en bood jonge vissers een omscholing aan tot timmerman of metselaar. Er was ook vraag naar bouwvakarbeiders in het Gooi. Nergens werd zo snel afscheid genomen va de visserij als bedrijfstak als in Huizen. Tot op de dag van vandaag telt Huizen zeer veel bouwbedrijven, relatief de meesten van ons land. 

historie-huizer-haven-3   historie-huizer-haven-2

historie-huizer-haven

 

De haven van Huizen lag vrij ver van het dorp. De Havenstraat liep en loopt vanuit het oude dorp door een dijkachtige duin als restant van de Utrechtse heuvelrug over ‘t Harde, een overgangsgebied van zand en aangeslibd klei om na een paar honderd meter pas aan de haven te komen. Langs de Havenstraat lagen de meeste rokerijen en aanverwante bedrijven. In mijn jeugd was er nog een enkele hangen (van het hangen van de vis aan de spieën).  Verder was er industrie gekomen, zoals Balatum, fabriek van linoleum, een textielfabriek, een porceleinfabriek en op de kop van de haven het bedrijf waar jaren mijn vader werkte, eerst als vrachtwagenchauffeur en later als bedrijfsleider: Bouwmaterialenhandel Gebr. Vos. 

Eemnesserweg 32

De Eemnesserweg vormt het hart van wat in Huizen de Zuid heet, een buurt, gedeeltelijk  vóór WO II gebouwd. Die Eemnesserweg zal er als een karrenspoor al gelegen hebben, richting inderdaad Eemnes. Het waren eenvoudige doch degelijke woningen voor arbeiders, wat mijn grootvader ook was. Hij werkte bij de gasfabriek. Op Funda doen dit soort huizen nu zo’n drie ton. Grootvader Van der Poel werd voor de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd en zorgde er uiteindelijk zelf voor dat in het geval ons land betrokken zou raken, hij in elk geval niet naar het front hoefde. Bij het schoonmaken van zijn geweer ging de trekker over en ai, er zat nog een kogel in. Een armspier werd geraakt en opa kon met zijn linkerhand niet veel meer uitrichten  dan heel eenvoudige handelingen. Breien bijvoorbeeld. wat hij graag deed en hem de bijnaam van Cees de Breikous bezorgde. Daarnaast kon opa zich helemaal uitleven op kerkelijk erf. Hij was ouderling, zat in allerlei besturen, zoals van zondagsschool en mannenvereniging. Hij had dan geen krachtige linkerarm meer, zijn geestelijk gezag was groot. In het dorp zong het onder het kerkvolk rond dat als Cees van der Poel zegt dat je in de hemel komt, dan hoefde je daaraan niet te twijfelen. Het was daarom een verschrikking, een drama van Shakespeariaanse proportie toen opa als weduwnaar samen met zijn vrijgezelle broer opgepakt werd vanwege ontucht met minderjarige jongens. Opa belandde in de gevangenis en daarna in Wolfheze als tbr-patiënt. Dorp en kerk lieten hem vallen als een baksteen. Oma van der Poel heb ik niet gekend; zij overleed  toen ik nog heel jong was en wij net verhuisd waren van de Eemnesserweg naar het hart van ons dorp, in een huisje dat opa Vos had laten aanbouwen aan zijn boerderij tussen de Taanderstraat en de Melkweg. Zeker voor mijn vader was het verlaten van de Eemnesserweg een soortement uittocht uit Egypte. Later zouden wij als gezin nogmaals in de Zuid wonen. Weer tot groot verdriet van mijn vader die zodra hij genoeg geld kon lenen een huis kocht, een honderd meter van de boerderij, waar hij groot werd en decennia en nog langer de bakermat van de Vossen. In de Zuid werd de voetbalclub De Zuidvogels opgericht, al in 1928 als tegenhanger van de SV Huizen, de club van de zgn. Noorderbuurt, in feite het eigenlijke, oorspronkelijke Huizen. Huizen speelde en speelt in groen-geel, Zuidvogels in groen-rood. Ik ben altijd van de groen-gelen geweest en voel nog steeds de rivaliteit, die wellicht niet zo sterk is als die tussen IJsselmeervogels (de rooien) en Spakenburg (de blauwen), maar toch nog steeds bestaat. Op de site van de Zuidvogels lees ik dat het met 73 teams groter is dan Huizen- dat was in mijn jeugd echt anders – en dat ze een voormalig groot talent van Ajax hebben aangetrokken: Jerginho Sahawdesing. Jerginho is van de lichting Wesley Sneijder en John Heitinga en werd door toenmalig hoofd scouting van Ajax, Ton Pronk, gezien als het grootste talent na Cruijff. In die tijd maakten Rimco Haanstra en ik een docu voor VPRO’s kinderprogramma Potje Sport over de jeugdopleiding van Ajax en wij zagen met eigen ogen het verbazingwekkende technisch vermogen van dat iele joch, zijn spelinzicht, zijn  precieze trappen, zijn trucs. Met het groeien en de groeistuipen is het nooit verder gekomen dan top in de dop, in de knop. Nooit doorgebroken en dus beland in de amateurwereld, waarin hij zeker uitblinkt, nu dus bij Zuidvogels en helaas niet bij mijn cluppie.

img_1619  img_1628   Moeder en kind, oma en opa  V.D.Poel en tante Annie, Eemnesserweg 32

oude_team_foto_zuid   Eerste team van De Zuidvogels, twintiger jaren.

cid19355_542005_105958_1995872811_1999999112_sahadewsing_met_shirt_050405 Jerghinio ontvangt uit handen van toenmalig algemeen directeur Arie van Eijden het shirt waarmee zijn profcontract met Ajax wordt bezegeld en gesymboliseerd. Wat een talent, wat een nimmer ingeloste belofte!