De cantate van de tegenstrijdige gevoelens, van geloof en ongeloof, van jubel en angst. Het is de cantate van de zondag na Pasen, Quasimodogeniti geheten, van de ‘pas geboren kinderen’, waarin het verhaal van de zgn ‘ongelovige Thomas’ centraal staat (Johannes 20: 19-31). Bach componeert het werk tijdens zijn eerste ambtsjaar in Leipzig en wordt op 16 april 1724 voor het eerst opgevoerd. Pas geboren kinderen staan voor ons voor ‘ blanke velletjes’, die nog helemaal te beïnvloeden zijn, die alles voor zoete koek slikken. Hier staan ze juist voor een pril , wankelmoedig geloof, voor hen voor wie het grote nieuws van de opstanding eigenlijk niet te bevatten en te aanvaarden is. De ‘dubbelzinnigheid’ werkt Bach in deze korte cantate indrukwekkend uit. “Er gaat een pulserende ritmische energie uit van de muziek, die wemelt van de fraaie vondsten”, aldus Gardiner. En ik sluit me er graag bij aan. Het werk stuwt naar een absoluut hoogtepunt in deel 6: een aria voor bas als de Vox Christi met het koor (de leerlingen cq gemeente).
Het werk begint met het koor, dat zowel statement als oproep doet met een tekst uit 2 Timotheus 2: 8. Het kent twee thema’s: het ‘in gedachtenis houden’ en de ‘opstanding’ zelf. De schuiftrompet laat zich ‘schaterend’ horen als opstandingsinstrument en later zich laat horen in een lang aangehouden toon als aansporing om Jezus in herinnering te houden. Een kunstig-symmetrisch ‘gebouw’ deze opening. Dwarsfluit, twee hobo’s d’amore, strijkers en continuo zetten samen met de schuiftrompet het eerste thema neer, waarna het koor invalt met een aantal uitroepen: Halt, halt, halt, om a.h.w. het er in te hameren dat degene die gekruisigd is en wat dus tot verslagenheid heeft geleid opgestaan is. Daarna vlechten de twee thema’s zich in een fuga ineen.
1. KOOR
“Halt im Gedächtnis Jesum Christ,
der auferstanden ist von den Toten.”
2. ARIA (T)
Mein Jesus ist erstanden,
Allein, was schreckt mich noch?
Mein Glaube kennt des Heilands Sieg,
Doch fühlt mein Herze Streit und Krieg,
Mein Heil, erscheine doch!
Beeldend is ook deel 2, waarin de tenor de opstandig stevig neerzet, vooraf gegaan door strijkers, maar na die uitspraak stokt het : “Allein , was schreckt mich noch?”. de vrolijkheid van een gavotte met hobo’s en strijkers wordt onderbroken, er is het tegengeluid van de angst.
3. RECITATIEF (A)
Mein Jesu, heißest du des Todes Gift
Und eine Pestilenz der Hölle:
Ach, daß mich noch Gefahr und Schrecken trifft!
Du legtest selbst auf unsre Zungen
Ein Loblied, welches wir gesungen:
4. KORAAL
Erschienen ist der herrlich Tag,
Dran sich niemand gnug freuen mag:
Christ, unser Herr, heut triumphiert,
All sein Feind er gefangen führt.
Alleluja!
5. RECITATIEF (A)
Doch scheinet fast,
Daß mich der Feinde Rest,
Den ich zu groß und allzu schrecklich finde,
Nicht ruhig bleiben läßt.
Doch, wenn du mir den Sieg erworben hast,
So streite selbst mit mir, mit deinem Kinde.
Ja, ja, wir spüren schon im Glauben,
Daß du, o Friedefürst,
Dein Wort und Werk an uns erfüllen wirst.
De drie volgende delen vormen een eenheid. Rond de 1e strofe van het paallied van Nikolaus Herman uit 1560: Erschienen ist der herrlich Tag, staan twee eenvoudige recitatieven voor alt.
6. ARIA (B); KOOR
(B) Friede sei mit euch!
(S, A, T)
Wohl uns! Jesus hilft uns kämpfen
Und die Wut der Feinde dämpfen,
Hölle, Satan, weich!
(B) Friede sei mit euch!
(S, A, T)
Jesus holet uns zum Frieden
Und erquicket in uns Müden
Geist und Leib zugleich.
(B) Friede sei mit euch!
(S, A, T)
O Herr, hilf und laß gelingen,
Durch den Tod hindurchzudringen
In dein Ehrenreich!
(B) Friede sei mit euch!
7. KORAAL
Du Friedefürst, Herr Jesu Christ,
Wahr’ Mensch und wahrer Gott,
Ein starker Nothelfer du bist
Im Leben und im Tod:
Drum wir allein
Im Namen dein
Zu deinem Vater schreien
Dan het hoogtepunt: “een dramatische scena waarin de strijkers een storm ontketenen die de woede van de vijand daarbuiten voorstelt”. (Gardiner) De aangeslagen leerlingen laten zich horen in een driestemmig koor, de strijkers versterken furieus het gevoel van ontheemding, verwarring. Als het een film betrof zie je dan de camera zwenken naar drie blazers die puntig en verend het plotseling verschijnen van Jezus aankondigen en daar verschijnt hij met z’n Vrede zij jullie. Drie maal klinkt het als bezwering van hun angst. Dan verschijnt hij nog een vierde maal ten tonele en de strijkers staken hun wild geraas en smelten samen met de wiegende houtblazers. Nu is het vrede als op de sabbath. De conclusie kan niet anders zijn nu dat de Vredevorst de helper in alle nood is. Zo sluit de cantate dan ook af, in de verwoording van Jakob Ebert uit 1601, de 1e strofe van zijn gelijknamig lied.