Ik woon nu ruim twee maanden in een appartement van een coöperatieve serviceflat. Ik kijk uit op een schitterende tuin met drie oeroude beuken en op een drukke rotonde, waar met grote regelmaat een politiewagen met loeiende sirene op af vliegt. Het appartementencomplex – Zandbergen geheten – ligt schuin tegenover waar eens het Diaconessenziekenhuis stond. Verzorgingshuis Naarderheem en een prikpost van het ziekenhuis Ter Gooi herinneren enigszins nog daaraan. Volgens familieoverlevering ben ik in dat ziekenhuis geboren. Of dat waar is staat te bezien, want op officiële documenten staat Huizen als mijn geboorteplaats vermeld. Wel zeker is dat ik in genoemd ziekenhuis op m’n tiende aan een blinde darm ben geopereerd en op m’n achttiende lag ik er vanwege een meniscus-operatie. Mocht de overlevering aangaande de plaats van mijn geboorte toch juist zijn – ik hoop dit nog te kunnen uitzoeken, dan ben ik als het ware terug bij af en in elk geval terug naar af. Terug bij 26 mei 1949. Ik hou van mijn geboortedag: van het getal, van de maand, van de combinatie. Mei is de mooiste maand, vanwege de lentebloei op haar hoogtepunt. Bloeiende bermen en bomen, vogels die vrolijk hun eieren leggen, de vele tinten groei die je doen tintelen. Echter de 26e mei van het jaar van mijn geboorte was een nare uitzondering. Het was ijskoud: hoogste gemeten waarde 10 graden, maar een groot deel van de dag kwam het kwik niet hoger dan zeven graden. En dat 2 weken na de zgn. IJsheiligen. Het was ook nog hemelvaartsdag. Mooie dag om geboren te worden, van de hemel gegeven, voor de hemel bestemd. De feitelijke dag was dus bar en boos en beloofde alles behalve een ‘hemels’ bestaan. Mijn grootvader boog zich in z’n winterse duffelse jas boven het wiegje van zijn eerste kleinzoon. Een op z’n minst dubbel-zinnig bestaan als je naar de sterren kijkt en daarin gelooft: Tweeling. Als je naar de getallen kijkt minder dubbelzinnig en juist weer kleurend naar ongeluk en noodlot, zoals het weer van die dag. Twee plus zes plus vijf (mei) = 13. Geboortejaar: vier en negen: 13. Dubbel dertien: zie daar maar eens tegen in te leven! Met mij wordt het tweede kind van Jan Wolkers geboren: ‘Evaatje’. Ze wordt als Eva Maria ingeschreven, maar op de dag van haar geboorte is haar vader de hort op met een andere vrouw. Dat zal mijn vader niet gedaan hebben, ofschoon het de vraag is of hij ondubbelzinnig blij is met mijn geboorte. Daarover later meer. Als ik ter wereld kom, zijn er diverse zaken en ook levende wezens die verweesd achter gebleven zijn in het gemeentelijke hok van de gevonden voorwerpen. De Huizer Courant vermeldt: “portemonnee met inhoud; vier witte boorden; een paar handschoenen; drie vulpennen; een voetbal; zilveren kettinkje met dito hangertje; dames regenmantel; badkostuum; hondenriem; een paar wanten; twee honden, waarvan een soort jachthond; kinderkousje; zakmes.” Intrigerend is dat badkostuum. In Huizen was er volgens mij nog geen zwembad. Pas later werd zwembad Sijsjesberg aangelegd, toen en nu nog steeds een van de mooist gelegen zwembaden van ons land. Een verloren badkostuum in mei in een dorp zonder bad.
Zwembad , zoals ik dat ken uit mijn jeugd. Sijsjesberg was een zgn. tafelberg, een opgeworpen heuvel, afgevlakt tot heidense offerplaats (tafel). Er zijn veel van die tafelbergen, zoals de gelijknamige bij Blaricum, maar ook de Woensberg, de Trappetjesberg, Eikenberg.
Hieronder een aantal afbeeldingen van het Diakonessenhuis.
Enfin, of ik er geboren werd of niet, het eerste jaar van mijn leven woonde ik met mijn ouders in bij mijn grootouders van moeders kant, op Eemnesserweg 32. Bij Cees van der Poel en Akke van der Poel- Venema.