IJsselstein (uitspraakⓘ) is een stad en gemeente in de Nederlandse provincie Utrecht. De gemeente herbergt 33.424 inwoners (1 januari 2024, bron: CBS) op een oppervlakte van 21,62 km² (waarvan 0,46 km² water). IJsselstein dankt zijn naam aan de Hollandse IJssel en is onderdeel van de agglomeratie Utrecht. IJsselstein wordt omringd door de gemeenten Utrecht, Montfoort, Lopik, Vijfheerenlanden en Nieuwegein. Binnen de gemeente IJsselstein bevindt zich ook deels de buurtschap Knollemanshoek, dat voor de postcodes deels onder IJsselstein valt (het overige deel valt voor de postcodes onder Montfoort).
Jsselstein ontstond als nederzetting in de buurt van kasteel IJsselstein, dat in 1279 voor het eerst wordt genoemd toen het in het bezit kwam van Gijsbrecht van Amstel. Hij ging zich later ook Gijsbrecht van IJsselstein noemen.
Vermoedelijk in 1310 kreeg het dorp stadsrechten. 1310 was een belangrijk jaar voor IJsselstein. Er is een akte voor de wijding van de Nicolaaskerk, een huwelijksakte van Maria van Henegouwen en Arnoud van Amstel en een akte uit dat jaar waarin toestemming wordt verleend voortaan drie jaarmarkten te houden. De stad IJsselstein is dan officieel een feit. Omstreeks 1390 werd het ommuurd, mogelijk voor de tweede keer. In 1418 werd het verwoest door Jacoba van Beieren op verzoek van de Utrechters en in 1466 door bendes uit Gelderland. Bij de wederopbouw na 1466 werd een gebied ommuurd dat maar ongeveer half zo groot was als daarvoor: het gebied gevormd door de huidige wijk Nieuwpoort viel erbuiten. Na een aanval van jonker Floris van IJsselstein op de stad Utrecht volgde er in 1482 een beleg van IJsselstein door de Utrechters, en in 1511 nog eens.[1]
In 1551 kwam IJsselstein in het bezit van Willem van Oranje als gevolg van diens huwelijk met Anna van Egmond en Buren.
Willem en zijn opvolgers, de Prinsen van Oranje, besteedden niet veel aandacht aan hun kleine feodale bezit, maar onder de Friesche Nassaus die de baronie na de dood van de kinderloze Willem III erfden werd IJsselstein in 18de eeuw een klein belastingparadijs. In de Republiek bestonden in de 18de eeuw naast de zeven gewesten een aantal zelfstandige ministaatjes. IJsselstein was er daar een van. In tegenstelling tot andere vrijplaatsen gebruikte de baronie haar autonomie veel minder om asiel te verlenen aan criminelen, maar vormde ze zich om tot een belastingparadijs dat rijke inwoners uit de hele Republiek trok. Vooral renteniers werden door de belastingtarieven aangetrokken. Voor failliet gegane ondernemers en particulieren was IJsselstein minder aantrekkelijk. Het stadje koos voor een respectabele positie.
Maria Louise van Hessen-Kassel, de regentes voor Willem IV, liet in IJsselstein openbare werken verrichten. Er kwamen riolen en een Latijnse School. Voor de kinderen van de rijke ingezetenen was er een schermleraar.
Omdat het centrale gezag in de Republiek der Verenigde Nederlanden zwak was en de positie van de stadhouders sterk, maakte pas de Bataafse Revolutie aan het eind van de 18e eeuw een einde aan de uitzonderingspositie van IJsselstein en de andere enclaves. De verloren autonomie op fiscaal gebied veroorzaakte daarop grote economische achteruitgang.[2]
De indertijd hoge algemene belastingen werden toen ook in IJsselstein ingevoerd. Een groot deel van de renteniers verliet daarom de baronie. Bovendien werden andere economische pijlers, bijvoorbeeld het verbouwen van hennep voor de touwfabricage, aangetast door het Napoleontische Continentaal stelsel, dat de Fransen in 1806 invoerden en dat de handel tussen het Europese continent en Groot-Brittannië verbood. IJsselstein ging in de 19e eeuw een tijd van grote armoede tegemoet. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam IJsselstein, nu als forensengemeente, weer tot bloei.
Fulco de minstreel. Een historisch verhaal uit den tijd van graaf Jan I voor jongelieden is een historische jeugdroman van de Nederlandse auteur Cornelis Johannes Kieviet, geschreven in 1892. In het boek, dat in de dertiende eeuw speelt, staan Gijsbrecht van IJsselstein, zijn vrouw Bertha van Heukelom en het beleg van het kasteel IJsselstein centraal, hoewel de held van het verhaal een eenvoudige bediende is, Fulco.
Ook spelen op de achtergrond de twisten tussen Holland en Utrecht en de toenemende macht van de steden ten koste van de adel een rol. Verdere thema´s zijn de ingewikkelde feodale leenverhoudingen (Gijsbrecht die gehoorzaamheid verschuldigd is aan zowel Holland als Utrecht en hierdoor in de problemen komen als deze in conflict raken, alsmede de manipulaties van Borselen om de macht over Holland te verwerven), en de adellijke willekeur (Gijsbrecht is een goed heer en behandelt zijn onderdanen behoorlijk, Vianen is een slecht heer en behandelt zijn lijfeigene slecht). Peer, de lijfeigene van Vianen, is een tragisch figuur die enerzijds zich schuldig maakt aan verwerpelijk gedrag zoals poging tot beroving en aanranding en meervoudig verraad, maar anderzijds niet beter weet omdat hij van kinds af aan door zijn heer slecht is behandeld.
De rooms-katholieke Sint-Nicolaasbasiliek dateert uit 1885-1887 en is een grote neogotische kerk naar ontwerp van architect Alfred Tepe.
De Hervormde kerk, oorspronkelijk gewijd aan de heilige Nicolaas van Myra en gesticht door Gijsbrecht van Amstel, dateert gedeeltelijk uit 1309, maar is grotendeels laat-15e-eeuws, waarschijnlijk een gevolg van de verwoestingen in 1466. In de kerk bevindt zich de graftombe van de heren van IJsselstein met daarop vier liggende beelden, waaronder een van Gijsbrecht.
De kerktoren kwam vermoedelijk gereed in 1535 en is waarschijnlijk gebouwd onder leiding van de architect Alessandro Pasqualini uit Bologna. Hij geldt als een van de belangrijkste voorbeelden van vroege Renaissance-architectuur in Nederland. De opvallende spits is een Amsterdamse School-ontwerp van architect Michel de Klerk, dat na diens dood werd uitgevoerd.