VAN BAKKEVEEN NAAR MILDAM

IN HET SPOOR VAN DE TJONGER MEI 2021

Executies in Allardsoog, 1945

[bewerken | brontekst bewerken]

Samen met negen anderen werd kunstenaar Hendrik Werkman op 10 april 1945 in Allardsoog, nabij Bakkeveen, gefusilleerd door een Duits vuurpeloton, drie dagen voor de bevrijding van Noord-Nederland. De redenen voor zijn arrestatie en executie zijn nooit helemaal duidelijk geworden. Hij ligt begraven op de begraafplaats van Bakkeveen. Nabij het dorp, in Allardsoog, staat een monument ter nagedachtenis aan de tien gefusilleerden.

Bakkeveen ligt te midden van een bosrijk gebied met heide- en zandvlakten dat is gelegen op de grens met Groningen en Drenthe. Er wordt wel gezegd dat Bakkeveen het enige brinkdorp in Friesland is, hoewel het niet duidelijk is of deze brink dezelfde oorsprong heeft als die van dorpen in Drenthe.

Bakkeveen ligt in het oostelijk stroomgebied van het riviertje Koningsdiep (stroomafwaarts De Boarn) dat ten noordoosten van Bakkeveen ontspringt. Het beekdal van het Koningsdiep wordt opnieuw ingericht waarbij de beek zijn oorspronkelijke kronkelende loop zal terugkrijgen.

Voormalige Hervormde Kerk uit de 19e eeuw, in 2012 aan de eredienst onttrokken.

oorsprong van de Boorne

Donkerbroek

Donkerbroek is een van de oudste nederzettingen in het zuidoosten van de provincie Friesland. De oudste vermelding van het dorp staat in twee oorkondes van 13 juli en 15 juli 1408 over een geschil met de Bisschop van Utrecht over de huur van hooilanden. In de oorkondes wordt het dorp Dungebroek en Dongbroec genoemd.

Rond Donkerbroek zijn vrij veel prehistorische vondsten gedaan, met name uit de bronstijd. Op de begraafplaats staat ook een van de Klokkenstoelen in Friesland.

Langs Donkerbroek loopt de toeristische route De Friese Wouden. Door het dorp loopt de Opsterlandse Compagnonsvaart die deel uitmaakt van de Turfroute. Rondom Donkerbroek bevonden zich uitgestrekte bossen en heidevelden.

Anno 2018 resteert hiervan op loopafstand van het dorp het landgoed Ontwijk. Hier is op een beperkte oppervlakte een staalkaart van het vroegere landschap terug te vinden in de vorm van bos, lanen, heide en veentjes. Ook zijn er resten van een wielerbaan en een openluchttheater. In het bos leven een tiental reeën en vele soorten bosvogels. De veentjes herbergen bruine en groene kikkers en libellen als viervlek, noordse witsnuit en grote keizer.

Taal

[bewerken | brontekst bewerken]

In Donkerbroek wordt door enkele oudere bewoners nog Stellingwerfs gesproken. In de 20e eeuw ontstond een sterke Friese invloed. Dat blijkt ook uit de Friese namen voor enkele verenigingen. De basisschool kreeg in 2019 de Friese naam “De Twirrewyn”.

MAKKINGA

Het dorp is in de 15e eeuw ontstaan toen het land bij de Tjonger verdeeld werd over zates. De eerste bekende vermelding is 1527 als Mackinge. In 1536 werd het vermeld als Mackingae, in 1573 als Maickynge en in 1579 als Marcking. De plaatsnaam zou zijn afgeleid als een nederzetting van lieden van ene Makke ofwel Mark. Makke is namelijk de fonetische vorm van Mark. Aangezien het gebied vooreerst door Saksen is bevolkt past daarbij de Saksische naam Mark. Het moerasgebied rondom de Tjonger zorgde voor een natuurlijke buffer met het noordelijke (Friese) gebied. Migratie naar en vanuit het noorden vond pas eeuwen later plaats

Naast een eigen Makkingaster schans ligt in de nabijheid de Bekhofschans. Het zijn schansen van de Friese waterlinie die in het rampjaar 1672 werd aangelegd.[3] De noordelijke provincies werden bedreigd door de bisschop van Münster Bernhard von Galen. De dijken werden tijdens deze dreiging doorgestoken zodat landerijen onder water kwamen te staan. De Stellingwerven waren zodoende in gebruik als een verdedigingszone voor het economisch sterke verstedelijkte Friesland.

De Bekhofschaans (Bekhofschans) is een natuurgebied en verdedigingsschans langs de Linde tussen Oldeberkoop en Nijeberkoop. De naam is ontleend aan de buurtschap Bekhof. Het gebied uit 1593 is het enige overblijfsel van een verdedigingsschans uit de Friese Waterlinie.[1][2]

De kleine schans, gebouwd tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1623,[3] maakte in het rampjaar 1672 deel uit van de Friese verdedigingswerken tegen de Spanjaarden, die dwars door Zuidoost-Friesland liepen. De schans diende als een vooruitgeschoven grenspost en had een waarschuwingsfunctie voor het achterliggende gebied.

De Friese Waterlinie is kort na 1580 aangelegd en begon aan de Zuiderzee, volgde de Linde tot De Blessebrug, vandaar noordwaarts naar de Kuinre en de Schoterbrug, dan over Heerenveen en Terband naar Gorredijk en zo via Donkerbroek en Bakkeveen naar Frieschepalen.

In het oosten sloot de linie in het Westerkwartier aan op de Groninger Waterlinie die doorliep tot Delfzijl. Het gebied langs de schansen, stuwen en dammen werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden en in het Rampjaar 1672/73 tegen Bernhard von Galen en Franse hulptroepen onder water gezet. De schansen, die op strategische plaatsen lagen, waren de enige doorgangen richting Leeuwarden. Op deze manier werd de Friese hoofdstad beschermd.

OLDEBERKOOP

Oldeberkoop is een van de oudste plaatsen in de Stellingwerven. De eerste schriftelijke verwijzing naar Oldeberkoop komt uit 1228. Friese strijders zouden bij ‘Brokope’ verzamelen om tezamen Drenthe binnen te vallen. De plaats is waarschijnlijk ontstaan na de vroege middeleeuwen op de zandruggen tussen de Tjonger en de Linde. In het midden van de 12e eeuw werd er een kerk gebouwd. Het schip van de kerk dateert uit deze periode.[2] In 1955 vierden de bewoners het 850-jarig bestaan van de plaats, al is het onduidelijk wanneer precies de plaats is ontstaan.[3]

BONIFATIUSKERK

Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

De plaatselijke politieagent Auke Faber werd in de laatste maanden van de oorlog door de Duitsers gearresteerd, nadat zijn naam was genoemd door een gemartelde arrestant. Faber overleed op 22 april 1945 in concentratiekamp Wöbbelin.[4] In 1995 werd de Auke Faberlaan naar hem vernoemd.[5]

Tijdens de bevrijdingsdagen namen de Canadezen op 13 april 1945 tien gewapende Landwachters en Nederlandse SS’ers gevangen. Deze werden door de Canadezen overgedragen aan twee soldaten van de Binnenlandse Strijdkrachten. De mannen zouden worden overgebracht naar kamp Vledder. In de omgeving van Oldeberkoop werden de gevangenen echter gedood. Volgens Loe de Jong zouden de SS’ers en Landwachters door de Canadezen zijn doodgeschoten. Volgens andere verhalen zouden beide Nederlanders hierbij een actieve rol hebben gespeeld. Het rapport van de rijksrecherche over deze zaak is niet openbaar gemaakt.[6]

OLDEHOLTPADE

In een oorkonde uit 1204 komt de naam voor het eerst voor als HolenpatheOlde- werd in de veertiende eeuw toegevoegd na de stichting van het nieuwe Holtpade: Nijeholtpade. Andere vormen zijn Oldeholpat (1320), Oldehelpae (1408), Oldeholpade (1505) en Olde hollepae (1510). De vorm Oldeholtpade voor in de kopie van een akte uit 1399 en werd vanaf de 16e eeuw gebruikelijk.

De oorspronkelijke naam Holenpathe betekent vermoedelijk ‘pad door een laaggelegen moeras’ of ‘laaggelegen smalle voetweg’. Later werd hetbestanddeeld hol geïnterpreteerd als holt ‘bos’, en begreep men de naam Oldeholtpade als ‘aan het oude bospad’.[2][3]

In de oudste vormen holen- en hol- komt geen -t voor. Philomène Bloemhoff-de Bruyn vermoedt dat de ’t’ later door kopiisten is toegevoegd, wellicht onder invloed van de nabijgelegen plaatsen Olde- en Nijeholtwolde.[4]

STEPHANUSKERK

OLDEHOLTWOLDE

Het ligt iets ten noorden van Wolvega en is via de A32 te bereiken bij de afslag Ter Idzard. Het dorp bestaat uit twee kleine maar dichtbij elkaar gelegen kernen en een groot buitengebied. Zo bestaat het uit voornamelijk verspreide bewoning. Ook de kerk van Oldeholtwolde, staat met een tweetal huizen erbij buiten de twee kernen.

De oorsprong van het dorp ligt op de kruising van de oude Weerdijk met de Slingerweg. In 1320 wordt de plaats vermeld als Oldeholtwolt, in 1408 als Olde holdtwolde en in 1579 als Aldehaltwolt.

Archeologische site

In 1980 werd in Oldeholtwolde een goed intact gebleven kamp van rendierjagers ontdekt en opgegraven. Onderzoek heeft geconstateerd dat het kamp een tijdelijk kamp was, opgezet rond 12.100 v.Chr.. Men denkt dat het kamp werd gebruikt door jagers van de Hamburgcultuur die slechts sporadisch in dit gebied kwamen. Het kampje lag in de buurt van de rivier de Tjonger. De dalen van rivieren waren tijdens het Saale-glaciaal de enige plekken waar brandhout te vinden was. Bij het kamp zijn tientallen vuurstenen gevonden en houtskool, wat dus betekent dat de bewoners vuur konden maken. Uit onderzoek bleek dat dit is gedaan met behulp van twijgjes en vuurstenen.

Het ligt iets ten noorden van Wolvega en is via de A32 te bereiken bij de afslag Ter Idzard. Het dorp bestaat uit twee kleine maar dichtbij elkaar gelegen kernen en een groot buitengebied. Zo bestaat het uit voornamelijk verspreide bewoning. Ook de kerk van Oldeholtwolde, staat met een tweetal huizen erbij buiten de twee kernen.

De oorsprong van het dorp ligt op de kruising van de oude Weerdijk met de Slingerweg. In 1320 wordt de plaats vermeld als Oldeholtwolt, in 1408 als Olde holdtwolde en in 1579 als Aldehaltwolt.